ECLI:NL:RBNNE:2020:1990

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
C18/198352 FT RK 20-317
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald faillissementsverzoek van Zurich Insurance plc tegen STC en Trifab Beheer B.V. zonder nieuwe feiten

Op 27 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure tussen Zurich Insurance plc en de besloten vennootschappen STC en Trifab Beheer B.V. Zurich had een herhaald verzoek ingediend om STC in staat van faillissement te verklaren. Dit verzoek volgde op een eerdere faillissementsaanvraag die was afgewezen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat had geoordeeld dat de vorderingen van Zurich onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat Zurich geen nieuwe feiten had aangevoerd die niet al bekend waren ten tijde van het eerste verzoek. Hierdoor werd het herhaalde verzoek als niet-ontvankelijk verklaard, omdat het in strijd was met het systeem van het burgerlijk procesrecht. De rechtbank benadrukte dat het civiele gezag van gewijsde geen rol speelt in faillissementsprocedures, maar dat er wel nieuwe feiten of omstandigheden moeten zijn om een herhaald verzoek te rechtvaardigen. De rechtbank veroordeelde Zurich tot betaling van de proceskosten van STC, die op € 1.086,00 werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
zaaknummers: C/18/198352 / FT RK 20.317

beschikking van 27 mei 2020

inzake
de rechtspersoon naar Iers recht
Zurich Insurance plc, gevestigd te Dublin (Ierland) en te Den Haag (Muzenstraat 31, 2511 VW), hierna te noemen Zurich,
verzoekende partij,
advocaat mr. J. Streefkerk, advocaat te Voorburg (Zwartelaan 30, 2271 BR),
tegen
de volgens art. 2:19 BW ontbonden besloten vennootschap
Swanink Techniek Coevorden B.V., gevestigd te Coevorden, hierna te noemen STC, en,
de besloten vennootschap
Trifab Beheer B.V., gevestigd te Coevorden, kantoorhoudend te Assen (Zwedenlaan 20, 9403 DE), hierna te noemen Trifab,
verwerende partijen,
advocaat mr. D.F. Fransen, advocaat te Zwolle (Postbus 40236, 8004 DE).

PROCESGANG

1. Zurich heeft ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, daartoe strekkende, dat de rechtbank STC in staat van faillissement zal verklaren.
STC en Trifab hebben een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft Zurich meer stukken in het geding gebracht.
De behandeling van de zaak heeft door middel van een telefonisch verbinding plaatsgevonden in raadkamer van 19 mei 2020. Daarbij zijn gehoord namens Zurich mr. Streefkerk en namens STC en Trifab mr. Fransen.
Uitspraak is bepaald op heden.

RECHTSOVERWEGINGEN

2. De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 2015/848 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van STC in Nederland ligt.
3. Op grond van artikel 6, derde lid, Faillissementswet (Fw) wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien aan twee voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats dient summierlijk te blijken van het bestaan van een vorderingsrecht van de aanvragende schuldeiser. In de tweede plaats dient summierlijk te blijken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Wil aan deze tweede voorwaarde zijn voldaan dan moet in ieder geval sprake zijn van pluraliteit van schuldeisers en dient tenminste één van de vorderingen, de vordering van de aanvragende schuldeiser daaronder begrepen, opeisbaar te zijn. Is van pluraliteit en van opeisbaarheid van één van de vorderingen gebleken, dan moet vervolgens onderzocht worden of hierdoor de toestand is ontstaan dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen.
4. Zurich heeft eerder het faillissement aangevraagd van STC. Bij vonnis van deze rechtbank van 9 april 2019 (zaaknummer C/18/19/60 F) is STC in staat van faillissement verklaard. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 23 mei 2019 (zaaknummer 200.258.051/01) het faillissement vernietigd. Het hof heeft overwogen – kort weergegeven – dat de vorderingen van Zurich grondslag en toereikende onderbouwing missen. De Hoge Raad heeft, na de conclusie van de A.-G. tot verwerping van het cassatieberoep van Zurich, het arrest van het hof in stand gelaten (art. 81 lid 1 RO).
5. Een herhaald faillissementsverzoek tussen dezelfde partijen is in beginsel mogelijk. Het civiele “gezag van gewijsde” speelt geen rol in de faillissementsprocedure die er immers niet toe strekt rechtsbetrekkingen tussen partijen in geschil vast te leggen.
6. De rechtbank stelt vast dat Zurich geen nieuwe feiten aan haar herhaalde verzoek ten grondslag heeft gelegd, althans geen feiten die niet al bij haar bekend waren ten tijde van het eerste verzoek. Onder die omstandigheid oordeelt de rechtbank het herhaalde verzoek in strijd met het systeem van het burgerlijk procesrecht, waarvan het faillissementsprocesrecht deel uitmaakt, dat uitgaat van recht doen in twee feitelijke instanties, waarna de Hoge Raad recht doet voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. Die procesgang is met het eerste faillissementsverzoek doorlopen. Eigenlijk wil Zurich nu, met haar herhaalde verzoek, dat de rechtbank het arrest van het hof, zoals dat in stand is gelaten door de Hoge Raad, onderuit haalt en anders beslist. Dat gaat niet gebeuren. De rechtbank zal Zurich niet-ontvankelijk verklaren.
7. Omdat Zurich in het ongelijk wordt gesteld moet zij de proceskosten van STC voldoen. De rechtbank begroot die kosten op 2 punten (verweerschrift, raadkamer) maal het tarief in handelszaken met een onbepaalde waarde van € 543,00 maakt totaal € 1.086,00. De rechtbank ziet geen aanleiding Zurich te veroordelen in de werkelijk door STC gemaakte kosten voor haar verweer. De drempel om tot een oordeel van die strekking te komen heeft Zurich naar het oordeel van de rechtbank niet overschreden.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart Zurich in haar verzoek niet-ontvankelijk;
veroordeelt Zurich uitvoerbaar bij voorraad in de kosten gevallen aan de kant van STC van € 1.086,00.
Gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.