Op 27 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure tussen Zurich Insurance plc en de besloten vennootschappen STC en Trifab Beheer B.V. Zurich had een herhaald verzoek ingediend om STC in staat van faillissement te verklaren. Dit verzoek volgde op een eerdere faillissementsaanvraag die was afgewezen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat had geoordeeld dat de vorderingen van Zurich onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat Zurich geen nieuwe feiten had aangevoerd die niet al bekend waren ten tijde van het eerste verzoek. Hierdoor werd het herhaalde verzoek als niet-ontvankelijk verklaard, omdat het in strijd was met het systeem van het burgerlijk procesrecht. De rechtbank benadrukte dat het civiele gezag van gewijsde geen rol speelt in faillissementsprocedures, maar dat er wel nieuwe feiten of omstandigheden moeten zijn om een herhaald verzoek te rechtvaardigen. De rechtbank veroordeelde Zurich tot betaling van de proceskosten van STC, die op € 1.086,00 werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden binnen acht dagen na de uitspraak.