Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 in de zaak met parketnummer 18/830164-19.
Ten aanzien van feit 5 heeft zij aangevoerd dat uit de aangifte volgt dat aangeefster verdachte niet voor de volle 100% heeft herkend van de foto. Echter, gelet op de locatie als ook uit verschillende meldingen waaruit blijkt dat verdachte omstreeks diezelfde periode diverse vrouwen had lastig gevallen, wordt de aangifte voldoende ondersteund.
Ten aanzien van feit 6 heeft zij aangevoerd dat uit de aangifte naar voren komt dat verdachte zijn arm in de richting van aangeefster beweegt en haar borst aanraakt. Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden omschreven worden blijkt dat zijn arm zich bij de borststreek bevond. Ook wordt dit bevestigd door twee verbalisanten in hun processen-verbaal van bevindingen.
De officier van justitie heeft voorts veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18/830233-19 en voor het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/820015-20.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2, 5 en 6 in de zaak met parketnummer 18/830164-19.
Bij feit 1 gaat het om een kennelijk verwarde en verbaal agressieve man die geboeid in een arrestantenbus zit en die bewoordingen uit. De raadsman meent dat deze omstandigheden meebrengen dat geen sprake is van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Er bestond geen redelijke vrees dat hetgeen waarmee gedreigd werd ook zou kunnen worden uitgevoerd.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte weliswaar erkend dat hij dreigde hete chocolade melk over een medewerkster van Lentis heen te gooien, maar dit levert niet een bedreiging op met een misdrijf tegen het leven gericht dan wel een zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 5 heeft verdachte ten stelligste ontkend dat hij de persoon is geweest die ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij aangeefster. Bovendien kan aangeefster niet met zekerheid zeggen of de man op de foto waarmee zij geconfronteerd is verdachte is.
Ten aanzien van feit 6 passen de in het dossier omschreven feitelijkheden niet bij de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. Verdachte wilde voorkomen dat zijn scheurdeken werd afgepakt. In een worsteling is daarbij kennelijk per ongeluk de borst van aangeefster geraakt. Een ontuchtige of seksuele strekking hierbij mist. Het grijpen of duwen van de borst kan niet worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 18/830233-19 acht de raadsman enkel de diefstal van het pakje sigaretten wettig en overtuigend bewezen en is geen sprake geweest van het ten laste gelegde geweld. Voor de overige feiten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18/830164-19 feiten 5 en 6 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
feit 5
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 3] onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Er kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken.
feit 6
Verdachte werd door drie politieagenten in bedwang gehouden, toen hij wilde voorkomen dat zijn scheurdeken zou worden afgepakt. Tijdens de worsteling heeft verdachte een beweging gemaakt in de richting van de borst van aangeefster [slachtoffer 4] . Hoewel uit de aangifte blijkt dat hij kennelijk op haar borst heeft gedrukt, komt uit de stukken niet duidelijk naar voren dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Uit de door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opgemaakte processen-verbaal van bevindingen volgt niet dat zij hebben gezien dat verdachte de borst heeft aangeraakt. Voorts zijn de intenties van verdachte onder de gegeven omstandigheden niet duidelijk geworden. De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde niet overtuigend kan worden bewezen, zodat zij verdachte zal vrijspreken.
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 in de zaak met parketnummer 18/830164-19, de feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18/830233-19 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/820015-20 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
parketnummer 18/830164-19
1. De door verdachte ter zitting afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was boos. Ik heb dingen gezegd die ik niet meende.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019237687 van 6 september 2019, inhoudend als relatering van verbalisanten:
Nadat de verdachte in de cellenbus was geplaatst op 29 juli 2019 en wij vertrokken waren richting het bureau, hoorden wij dat de verdachte tegen mij, verbalisant [slachtoffer 1] , schreeuwde: 'geef me jouw pistool dan, dan maak ik je af, of pepperspray, ik maak je kapot, ik zoek je op, ik zweer het, doe je pak uit dan, dan gaan we los' of woorden van gelijke strekking. De verdachte was continue aan het schreeuwen en bonken op de wanden van de cellenbus. Daarbij was hij zeer intimiderend en dreigend.
De rechtbank overweegt dat de geuite bewoordingen bedreigend zijn en ook zo zijn ervaren door de verbalisant. De door de raadsman geschetste omstandigheden doen daaraan niet af. Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2020:
Het klopt dat ik heb gezegd dat ik hete chocolademelk over ze heen zou gooien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van bedreiging met een misdrijf. Ik voelde mij daardoor bedreigd en bij mij bestond de overtuiging dat de verdachte zijn bedreiging daadwerkelijk ten uitvoer zou brengen. Maandag 29 juli 2019 omstreeks 09.45 uur was ik aan het werk als receptioniste. Ik hoorde een knal en de mij bekende heer [verdachte] kwam al scheldend binnen en liep naar de automaat en pakte chocolademelk. Vervolgens liep hij weer naar buiten. Ik hoorde dat hij riep: "De eerste die wat over mij zegt krijgt hete chocolademelk over zich heen. Ik hoop
dat die helemaal verbrand.'
De rechtbank is -anders dan de raadsman- van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden de geuite bewoordingen van verdachte een bedreiging met zware mishandeling opleveren. Aangeefster voelde zich hierdoor ook bedreigd.
Nu verdachte de feiten 3 en 4 in de zaak met parketnummer 18/830164-19, de feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18/830233-19 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/820015-20 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
parketnummer 18/830164-19
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 38 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] .
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 67 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] .
parketnummer 18/830233-19
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2019 2019, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier van Politie Noord Nederland met nummer 2019269016, d.d. 18 oktober 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat verdachte weliswaar geen geweld heeft gebruikt, zoals de raadsman heeft gesteld, maar er was wel sprake van bedreiging met geweld. Dat heeft verdachte ter zitting bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 44 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] .
parketnummer 18/820015-20
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juli 2019, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier van Politie Noord Nederland met nummer L0100-2019190518, d.d. 31 januari 2020, inhoudend de verklaring van [getuige 3] .
3. een schriftelijk stuk, te weten het landelijk aangifteformulier, d.d. 21 juli 2019.