ECLI:NL:RBNNE:2020:2372
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- M.A.M. Wolters
- J.G. de Bock
- M. van der Veen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging doodslag, afpersing en diefstal met geweld
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in 1955, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 2 juli 2020 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging doodslag, afpersing en diefstal met geweld, gepleegd op 19 juni 2019 in Zuidlaren. Tijdens de zitting op 18 juni 2020 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.J.J. Bosma, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk beroven van de vrijheid van het slachtoffer, het toebrengen van elektrische stroomstoten en het afnemen van een bankpas. De officier van justitie vorderde vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten, stellende dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De verdediging steunde dit standpunt en voerde aan dat de verdachte geen aandeel had in de feiten en dat hij slechts een uitvoeringshandeling had verricht zonder opzet op wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte betrokken was bij de feiten 1, 2 en 3, en ook voor feit 4 ontbrak het bewijs voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, hetgeen werd uitgesproken in de openbare terechtzitting.