ECLI:NL:RBNNE:2020:2384

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
18/830227-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een first offender voor het medeplegen van een woninginbraak, autodiefstal en het aanwezig hebben van hennepplanten

Op 2 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1986, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder woninginbraak, autodiefstal en het aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 16 oktober 2019 in Haren (Groningen) een woning had binnengebroken en daarbij sieraden, paspoorten en autosleutels had gestolen. De Audi A4 van de slachtoffers werd later aangetroffen met de verdachte en zijn medeverdachte erin. De rechtbank achtte de feiten 1 primair (woninginbraak) en 2 primair (autodiefstal) wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, waaronder de diefstal van een Playstation en het illegaal aftappen van stroom. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn onschuld en dat de combinatie van bewijsmiddelen, waaronder historische verkeersgegevens van telefoons, wezenlijk bijdroegen aan de overtuiging van de rechtbank. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte een first offender was en dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hadden voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830227-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2020. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn raadsman mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten, die heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte te verdedigen. Het openbaar ministerie is op de terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Haren (Groningen), gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer sieraden (te weten (onder meer) gouden ring(en), zilveren ketting(en), hals ketting(en), kralen armbandje(s), een schakelcollier), paspoort(en), een portemonnee (met inhoud) en/of één of meer autosleutels
(onder andere van een Audi, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (in/uit een woning aan de [adres 1] ) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 1 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed (te weten een of meer kettingen (fotoblad bijlage 2, blz. 90) en/of kralen armbandjes (fotoblad bijlage 1 blz. 89)), en/of een goed, vermeld in proces-verbaal bevindingen (2019275761-85, blz. 202) doorzoeking woning [adres 2] , (te weten Audi autosleutel, groene ketting, ketting(en), horloge(s), cardhouder, (Nokia)telefoon, 2 paspoorten (ten name van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] )) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 te Haren (Groningen) en/of Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (merk/type Audi A4, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 in de gemeente(n) Groningen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een auto (merk/type Audi A4, kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 oktober 2019, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een auto (merk/type Audi A4, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten door verdachte(n) gevonden/aangetroffen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 2 uiterst subsidiair:
hij in de gemeente(n) Groningen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto, merk/type Audi A4, kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n), als bestuurder heeft gebruikt op de weg, Prins Hendrikkade te Amsterdam, in elk geval op een weg;
feit 3 primair:
hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in/uit een winkel van Used Products in de Oude Ebbingestraat) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Playstation 4, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Used Products, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
feit 3 subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 15 oktober 2019 te Groningen (in/uit een winkel van Used Products in de Oude Ebbingestraat) een Playstation 4, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan Used Products, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 oktober
2019 te Groningen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door toen en daar opzettelijk voor die [medeverdachte] het personeel van Used Products af te leiden en/of die [medeverdachte] voor dat personeel af te schermen;
feit 4 primair:
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2019 tot en met 14 november 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [woonadres] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 86, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
feit 4 subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2019 tot en met 14 november 2019 te Groningen met elkaar, althans één van hen, opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [woonadres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 86, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode 20 oktober 2019 tot en met 14 november 2019 te Groningen, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2019 tot en met 14 november 2019 te Groningen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheden en/of een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis Netbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 3 primair en 3 subsidiair. De officier van justitie heeft daarnaast veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 primair, 4 primair en 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gemotiveerd bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair, 2 uiterst subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 4 primair en 5. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 4 subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 3 primair, 3 subsidiair en 5 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de feiten 3 primair en 3 subsidiair, met de officier van justitie en de verdediging, dat niet gebleken is dat verdachte op enige wijze als (mede)pleger hierbij betrokken is geweest.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 5 het volgende:
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de processtukken niet is vast komen te staan dat verdachte het oogmerk had om wederrechtelijk over de elektriciteit als heer en meester te beschikken. De enkele omstandigheid dat verdachte wist dat zich in zijn woning een hennepkwekerij bevond, in samenhang bezien met de omstandigheid dat het een feit van algemene bekendheid is dat hennepkwekerijen een aanzienlijke hoeveelheid stroom verbruiken en dat bij veel van de hennepkwekerijen in woningen stroom op illegale wijze wordt afgenomen is daarvoor onvoldoende. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken is dat het illegaal aftappen van stroom zo openlijk gebeurde, dat dit voor verdachte kenbaar moet zijn geweest. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 5.
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair en 4 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1 primair, 2 primair en 4 primair redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
feiten 1 primair en 2 primair:
1. Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal aangifte d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 24 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019275761 d.d. 27 januari 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 16 oktober 2019 te 17:00 uur heb ik de woning aan de [adres 1] te 9752 AC Haren (Groningen) verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op 16 oktober 2019 te 20:45 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er in de woning was ingebroken. Ik zag dat het kelderraam was geforceerd. Tevens zag ik dat het slot van de achterdeur was geforceerd. Ik zag dat meerdere lades uit kasten zijn gehaald. Uit deze lades zijn onder andere de paspoorten van mij en mijn partner (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) weggenomen en een doosje met daarin sieraden, waaronder meerdere gouden ringen en zilveren kettinkjes. Uit de lades zijn ook de reservesleutels van de Audi en de Mercedes weggenomen. De Audi A4 is voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat de autosleutel van de Audi uit het sleutelkastje uit de bijkeuken weg was genomen. Tevens is de Audi A4 weggenomen. Het voertuig stond op de oprit geparkeerd. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
De bijlage bij dit proces-verbaal bevat, zakelijk weergegeven, onder meer:
Een lijst van weggenomen goederen, te weten:
- een goudenring met een blauw steentje, eigenaar [slachtoffer 1] ;
- een gouden ring met een pareltje, eigenaar [slachtoffer 2] ;
- een gouden ring met daarin de naam “ [slachtoffer 2] ” gegraveerd, eigenaar [slachtoffer 2] ;
- een paspoort met nummer [nummer 1] , eigenaar [slachtoffer 2] ;
- een paspoort met nummer [nummer 2] , eigenaar [slachtoffer 1] ;
- een Audi A4 met kenteken [kenteken 2] , kleur zwart, eigenaar [slachtoffer 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 41 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 17 oktober 2019 hoorde ik de aangeefster [slachtoffer 2] . Zij meldde dat bij de inbraak van de voorgaande dag (de rechtbank begrijpt: de inbraak op 16 oktober 2019 in de woning aan de [adres 1] te 9752 AC Haren (Groningen)) nog meer goederen waren weggenomen dan aanvankelijk werd gedacht. Haar bleek dat de portemonnee van haar man, [slachtoffer 1] , was weggenomen - met daarin een bankpas en een rijbewijs van [slachtoffer 1] - en een gouden schakelcollier. Beiden goederen lagen in de woning.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 46 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 17 oktober 2019 omstreeks 10.23 uur hield ik op de locatie Prins Hendrikkade ter hoogte van nummer 27 te 1019 BR Amsterdam, als verdachte aan [medeverdachte] , geboren op 4 september 1973 te Utrecht.
Op 17 oktober 2019, omstreeks 10:20 uur, reed ik voor het centraal station te Amsterdam. Ik kreeg van het Operationeel Centrum van de Politie Amsterdam de melding dat in mijn directe omgeving een voertuig rondreed dat gesignaleerd stond als zijnde gestolen. Ik hoorde dat het een personenauto betrof voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Het betrof een zwarte Audi A4. Ik hoorde dat voornoemd voertuig stil zou staan op de Prins Hendrikkade op de kruising met de Nieuwezijds Voorburgwal. Ik ben direct ter plaatse gegaan en zag voornoemd voertuig op voornoemde plaats stilstaan. Hierop heb ik verdachte aangesproken. De verdachte was de bestuurder van het voertuig.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 67 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 17 oktober 2019 omstreeks 10.24 uur, hield ik op de locatie Prins
Hendrikkade ter hoogte van nummer 27 te 1019 BR Amsterdam, als verdachte aan [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986 te ’s-Gravenhage. Verdachte bevond zich als bijrijder in de zwarte Audi A4 voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 83 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2019 heb ik onderzoek verricht aan de in beslag genomen auto van het merk Audi, type A4, voorzien van het kenteken [kenteken 2] . In de auto heb ik onder meer de volgende goederen aangetroffen:
In de kofferbak: een rugtas en een schoudertas.
De schoudertas bleek van het merk Enrico Benetti. In de schoudertas zaten onder andere:
- een zorgpas op naam van [medeverdachte] geboren op 4 september 1973;
- 2 kettingen.
In de rugtas zaten onder andere:
- een recept van apotheek Venema voor 50 milligram oxazepam op naam van de heer [medeverdachte] ;
- 6 kralenkettinkjes (de rechtbank begrijpt, ook hierna: kralenarmbandjes);
- diverse simkaartjes.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 225 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 18 oktober 2019 werd in het voertuig voorzien van kenteken [kenteken 2] , merk Audi type A4, aangetroffen:
- een rugzak van het merk Helly Hansen.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 213 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2019 werd in het voertuig voorzien van kenteken [kenteken 2] , merk Audi type A4, aangetroffen:
- een zwarte schoudertas van met merk Enrico Benetti;
- één kralenketting en één ketting met een stenen hanger.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 23 november 2019, opgenomen op pagina 233 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2019 werd in het voertuig voorzien van kenteken [kenteken 2] , merk Audi type A4, aangetroffen:
- uit de rugzak (de rechtbank begrijpt: de rugzak van het merk Helly Hansen): een simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 88 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2019 heb ik telefonisch contact gehad met aangeefster [slachtoffer 2] . Ik heb haar gevraagd naar goederen die door mij in de auto (de rechtbank begrijpt: de Audi A4 voorzien van het kenteken [kenteken 2] ) waren aangetroffen. Ik hoorde aangeefster zeggen dat zij enkele kralenkettinkjes mistte. Ik heb aangeefster vervolgens via WhatsApp een foto gestuurd van de zes kralenkettinkjes die ik in de rugtas had aangetroffen. Ik ontving van aangeefster [slachtoffer 2] de volgende reactie: “ja hoor dat zijn mijn armbandjes”. Vervolgens heb ik aangeefster via WhatsApp een foto gestuurd van de twee kettinkjes die ik had aangetroffen in de schoudertas. Ik ontving van aangeefster [slachtoffer 2] de volgende reactie: “ook van mij”.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 57 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
O: Verdachte wordt foto’s getoond (de rechtbank begrijpt: foto’s van de op 18 oktober 2019 in de Audi A4 voorzien van kenteken [kenteken 2] aangetroffen goederen).
Foto 1: rugtas, merk Helly Hansen.
V: Wat wil je verklaren over deze goederen?
A: Foto 1: dat is mijn rugtas.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2019, opgenomen op pagina 118 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 14 november 2019 bevonden wij ons voor de deur van perceel [woonadres] te Groningen. Wij hebben verdachte [verdachte] aangehouden. Aangekomen in het cellencomplex van de politie Groningen verklaarde de verdachte tegenover ons dat de spullen van de inbraak (de rechtbank begrijpt: de inbraak op 16 oktober 2019 in de woning aan de [adres 1] te 9752 AC Haren (Groningen)) onderin de wasmand in de douche lagen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2020, opgenomen op pagina 202 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 14 november 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan
de [woonadres] te Groningen. Er is met toestemming van de bewoner, [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986 te ’s-Gravenhage, binnengetreden. Er zijn verscheidene goederen aangetroffen in verschillende vertrekken. Daaronder ook een witte sloop die in de wasmand in de badkamer lag. In de sloop zijn onder andere aangetroffen:
- een groen kleurige ketting in een plastic zakje;
- kettingen, verpakt in een plastic zakje;
- kettingen, verpakt in een plastic zakje;
- horloges, verpakt in plastic zakje;
- twee paspoorten, van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , in een plastic zakje.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 76 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Waar woon je?
A: [woonadres] te Groningen.
V: Heb jij een telefoon?
A: Ja, [telefoonnummer 2] is het nummer.
A: Ik ben 17 oktober 2019 met [medeverdachte] in een auto naar Amsterdam gereden. Ik zat naast de bestuurder. Wij zijn rond 10.30 uur aangehouden in het centrum van Amsterdam.
A: Woensdagavond (de rechtbank begrijpt: woensdagavond 16 oktober 2019) ben ik samen met [medeverdachte] aan het fietsen geweest. Het was donker toen we op de fiets stapten.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2019, opgenomen op pagina 176 en verder van voornoemd dossier (inclusief de bijlage op pagina’s 178-186), inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
De historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] werden gevorderd over de periode van 16 oktober 2019 te 00.00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11.00 uur. Ik zag in de historische verkeersgegeven van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat op 16 november 2019 (de rechtbank begrijpt: 16 oktober 2019) te 20:48 uur een verbinding tot stand komt met de telefoonmast aan de Marcellus Emantslaan te Groningen. Ik heb vervolgens via de Cell ID gekeken waar vermelde telefoon zich bevond ten tijde van deze verbinding. Ik zag dat de telefoon zich bevond op 90 graden van deze telefoonmast met een azi (de rechtbank begrijpt: azimut) van 65 graden. Ik zag dat de telefoon zich bevond in de omgeving van de Rijkstraatweg 51 te Haren. Vervolgens zag ik dat het telefoontoestel op 16 oktober 2019 te 21:00 uur verbinding maakt met de telefoonmast aan het Winschoterdiep 60 te Groningen. Van deze verbinding zijn de Cell ID gegevens opgevraagd. Ik zag in deze Cell-ID gegevens dat het toestel zich op 330 graden met een hoek 90 graden (azi) bevond. Dit is in de omgeving van de Rijkstraatweg 51 te Haren.
De bijlage bij dit proces-verbaal bevat, zakelijk weergegeven, onder meer:
- een uittreksel van de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] over de periode van 16 oktober 2019 te 00.00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11.00 uur.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2019, opgenomen op pagina 195 van voornoemd dossier (inclusief de bijlage op pagina’s 196-201), inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Ik heb de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] over de periode van 16 oktober 2019 te 00:00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11:00 uur geanalyseerd en zag dat vermelde simkaart in de opgevraagde periode was geplaatst in een telefoontoestel van het merk LG voorzien van het IMEI-nummer [imei-nummer] . Ik zag dat het telefoontoestel op 16 oktober 2019 te 20:41 uur verbinding maakt met de telefoonmast staande aan het Helper Brink 61 te Groningen. Het telefoontoestel bevind zich op dat moment in de zuidelijke stadswijken van Groningen in de nabijheid van de Rijkstraatweg 51 te Haren.
De bijlage bij dit proces-verbaal bevat, zakelijk weergegeven, onder meer:
- een uittreksel van de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] over de periode van 16 oktober 2019 te 00:00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11:00 uur.
feit 4 primair
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2019, opgenomen op pagina 118 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 14 november 2019 bevonden wij ons voor de deur van perceel [woonadres] te Groningen. Na aanbellen werd de voordeur van perceel [woonadres] te Groningen door verdachte [verdachte] geopend. Wij werden vervolgens door de verdachte zijn woning binnen gelaten. De verdachte wees ons in de woning een kamer aan en vertelde dat er in die kamer net een hennepplantage zat. De verdachte vertelde dat deze plantage net een week in werking was. Vervolgens pakte de verdachte een sleutel en opende deze kamer.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 14 november 2019, opgenomen op pagina 140 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 14 november 2019 werd binnengetreden in de woning aan de [woonadres] te Groningen. Op het adres [woonadres] , staat ingeschreven [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986 te ’s-Gravenhave. Na het binnentreden zag ik in de slaapkamer een grote zwarte tent. Hierin stonden in totaal 86 hennepplanten. Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 november 2019, opgenomen op pagina 129 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Door wie wordt het pand (de rechtbank begrijpt: het perceel aan de [woonadres] te Groningen) gehuurd?
A: Door mij.
V: Maar je had wel een sleutel van de kamer (de rechtbank begrijpt: van de kamer waarin de hennepplanten zijn aangetroffen)?
A: Ja.
A: Ik heb ze toegang tot de kamer verschaft.
V: Hoe lang stond die kwekerij er al?
A: Een week nadat ik hier de vorige keer wegging of zo. En een week later of zo de
planten.
V: Wat levert het jou op?
A: In principe niks. Het is omdat ik spul van hun nodig had. Geld om te eten en
heroïne.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 november 2019, opgenomen op pagina 134 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: De weedtent was mijn keuze om daar te laten zetten.

Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair

De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewijsvraag voor de feiten 1 primair en 2 primair het volgende:
De rechtbank stelt op basis van de processtukken vast dat op 16 oktober 2019 tussen 17.00 uur en 20.45 uur een inbraak plaats heeft gevonden in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gelegen aan de [adres 1] te Haren (Groningen). Tijdens die inbraak zijn sieraden (onder meer gouden ringen, zilveren kettingen, een halsketting, kralenarmbandjes en een schakelcollier), paspoorten, een portemonnee met inhoud en autosleutels van onder andere een Audi voorzien van kenteken [kenteken 2] weggenomen. Daarnaast is de hiervoor genoemde Audi gestolen. Deze auto stond op de oprit van de woning geparkeerd.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de Audi onder het bereik van de daders is gebracht door middel van het onbevoegd gebruik maken van de bij de auto horende autosleutels. Deze autosleutels zijn bij de inbraak buit gemaakt.
Verdachte is samen met medeverdachte in de ochtend van 17 oktober 2019 aangetroffen in de gestolen auto, dus vlak na de inbraak. In deze auto bevond zich een deel van de - door aangeefster als haar eigendom herkende - buit, deels in tassen die eigendom zijn van verdachtes medeverdachte. Daarnaast is een deel van de buit - waaronder de paspoorten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] - aangetroffen in het huis van verdachte, waar medeverdachte ook toegang toe had.
De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van de bij verdachte en medeverdachte aangetroffen goederen (auto, sieraden, paspoorten) zodanig betekenisvol is, dat er geen twijfel over bestaat dat deze specifieke goederen van de inbraak bij aangevers afkomstig zijn.
De rechtbank stelt voorop dat aan het enkele voorhanden hebben van een gestolen voorwerp niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene dat voorwerp ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Bij die beoordeling kan een rol spelen of de betrokkene een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor dat voorhanden hebben. [1]
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank niet zo’n aannemelijke verklaring gegeven. Verdachte heeft enkel verklaard dat hij op 17 oktober 2019 door de medeverdachte is opgehaald om spullen op te halen in Amsterdam. Hij zou verder niets met de inbraak in de woning en de diefstal van de Audi te maken hebben gehad.
De rechtbank stelt echter vast dat uit historische verkeersgegevens van telefoonnummers van verdachte en medeverdachte naar voren is gekomen dat de telefoon van medeverdachte op 16 oktober 2019 om 20.41.20 uur een mast heeft aangestraald in de omgeving van de plaats delict. Ook de telefoon van de verdachte heeft rond dit tijdstip (namelijk om 20.48.07 uur) een mast aangestraald in de omgeving van de plaats delict. De rechtbank acht deze omstandigheden redengevend voor de vaststelling dat verdachte en zijn medeverdachte zich rond de periode van de inbraak beiden in de omgeving van de plaats delict bevonden.
De rechtbank stelt verder vast dat uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat ten tijde van de inbraak geen sms-, bel- of dataverkeer plaats heeft gevonden met beide telefoons. Dit terwijl buiten deze periode om regelmatig bel-, sms- of dataverkeer plaats heeft gevonden. [2] Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat de telefoons ten tijde van de inbraak uitstonden, kennelijk om te voorkomen dat zij door de politie zouden worden getraceerd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de combinatie van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte en zijn medeverdachte als daders betrokken zijn geweest bij de inbraak in de woning en de daarop volgende diefstal van de Audi.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte de feiten 1 primair en 2 primair tezamen en in vereniging hebben begaan. Daarbij is tussen verdachte en zijn medeverdachte sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de feiten. De rechtbank is niet gebleken van contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen van deze feiten.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4 primair

De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewijsvraag voor feit 4 primair het volgende:
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat in de periode van 20 oktober 2019 tot en met 14 november 2019 in de slaapkamer van de woning van verdachte een hennepkwekerij werd geëxploiteerd met 86 hennepplanten. Verdachte huurde deze woning en had toegang tot de woning en de slaapkamer. Verdachte had daarnaast wetenschap van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Immers, verdachte had andere, onbekend gebleven personen, toestemming gegeven om deze kwekerij op te zetten en te exploiteren.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat de hennepplanten zich in de genoemde periode in de machtssfeer bevonden van verdachte en zijn mededaders. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte deze hennepplanten tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zelf heeft geteeld of gehandeld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair, 2 primair en 4 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
feit 1 primair:
hij op 16 oktober 2019 te Haren (Groningen), tezamen en in vereniging met een ander, sieraden -te weten, onder meer, gouden ringen, zilveren kettingen, hals kettingen, kralenarmbandjes, een schakelcollier- paspoorten, een portemonnee met inhoud en autosleutels van onder andere een Audi, welke goederen toebehoorden aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 2 primair:
hij in de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 te Haren (Groningen), tezamen en in vereniging met een ander, een auto van het merk Audi, type A4, dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 4 primair:
hij in de periode van 20 oktober 2019 tot en met 14 november 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [woonadres] , een hoeveelheid van in totaal 86 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2 primair. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
4 primair. het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 primair, 2 primair en 4 primair en 5 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat aan verdachte, bij een bewezenverklaring van feit 4 subsidiair, een taakstraf wordt opgelegd, al dan niet gecombineerd met een gevangenisstraf, waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich op 16 oktober 2019 te Haren tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij onder meer diverse sieraden zijn weggenomen en schade is toegebracht aan het kelderraam en de achterdeur van de woning. De gehele woning is overhoop gehaald. Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachte een in de woning aanwezige autosleutel weggenomen en de daarbij horende auto, die op de oprit geparkeerd stond, gestolen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken de nodige materiële schade veroorzaken en daarnaast een forse inbreuk op de privacy van de bewoners met zich mee brengen. Immers, het is voor de bewoners vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. Woninginbraken zorgen bovendien voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft zich daardoor niet laten weerhouden en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door financieel gewin.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 86 hennepplanten in zijn woning. Gezien de hoeveelheid aangetroffen planten kan het niet anders dan dat de hennep voor verdere verspreiding bedoeld was. Blijkens het dossier is verdachte zelf niet betrokken geweest bij de teelt of handel van de hennepplanten. Dit laat onverlet dat verdachte door zijn handelen bijgedragen heeft aan het in stand houden van een crimineel circuit waarin hennep in illegale kwekerijen wordt geproduceerd en waarin winst wordt gemaakt met de (criminele) handel in die hennep. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van de gebruikers. Dit is een kwalijk feit dat de rechtbank tevens meeneemt bij de bepaling van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat op deze feiten in beginsel enkel gereageerd kan worden met oplegging van een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt. De rechtbank houdt echter nadrukkelijk rekening met de omstandigheid dat verdachte een first offender is. De rechtbank zal daarom volstaan met oplegging van een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf moet voor verdachte een stok achter de deur zijn om aan zijn financiële- en verslavingsproblematiek te werken en hem ervan weerhouden om nog een keer de fout in te gaan.
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen, met een proeftijd van 2 jaren, passend en oplegging daarvan geboden.

Benadeelde partij

Enexis Netbeheer BV heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 669,87 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd de vordering tot schadevergoeding slechts kan worden toegewezen tot een bedrag van € 230,32 en voor het overige afgewezen dien te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Inbeslaggenomen goederen

Op 14 november 2019 is onder verdachte in beslag genomen een kussensloop (PL0100-2019275761-1206787), negen kettingen (PL0100-2019275761-1206817) en een horloge (PL0100-2019275761-1206825). Er is nog geen beslissing over de juridische bestemming van deze voorwerpen genomen. De officier van justitie en de verdediging hebben ter zitting geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen voorwerpen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op basis van het procesdossier niet vaststellen wie de rechthebbende(n) van de genoemde voorwerpen is/zijn. De rechtbank gelast daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 47, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair, 3 subsidiair en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 4 primair laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Bepaalt dat de benadeelde partij
Enexis Netbeheer BVin haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Gelast de bewaring van de hierna te noemen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
- een kussensloop (PL0100-2019275761-1206787);
- negen kettingen (PL0100-2019275761-1206817);
- een horloge (PL0100-2019275761-1206825).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.J.B. Holsink, rechters, bijgestaan door mr. W.D. de Boer , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2020.
Mr. Holsink en mr. De Boer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:652.
2.Zie het uittreksel van de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] over de periode van 16 oktober 2019 te 00.00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11.00 uur op pagina’s 178-181 (in het bijzonder pagina 179) van het politiedossier en een uittreksel van de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] over de periode van 16 oktober 2019 te 00:00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11:00 uur op pagina’s 196-201 (in het bijzonder pagina 200) van het politiedossier.