ECLI:NL:RBNNE:2020:2385

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
18/830226-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van woninginbraak, autodiefstal en diefstal van een Playstation met psychische problematiek van verdachte

Op 2 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op 1973 te Utrecht, die beschuldigd werd van het medeplegen van een woninginbraak, autodiefstal en diefstal van een Playstation. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 16 oktober 2019 in Haren (Groningen) een inbraak heeft gepleegd waarbij sieraden, paspoorten en autosleutels zijn gestolen. Tevens werd een Audi A4 van de slachtoffers gestolen. De verdachte had forse psychische problematiek en was op dat moment in behandeling. De rechtbank besloot om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk was aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank achtte het belangrijk dat de behandeling van de verdachte niet werd verstoord door een nieuwe detentieperiode.

De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet betrokken was bij de inbraak en enkel had joyrided met de gestolen auto. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte niet aannemelijk en concludeerde dat hij en zijn medeverdachte zich rond de tijd van de inbraak in de buurt van de plaats delict bevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 297 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die de verdachte verplichtten tot behandeling in een forensische kliniek en het naleven van andere voorwaarden gedurende een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830226-19
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 23/003270-17, 15/062756-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1973 te Utrecht,
ingeschreven op het adres [woonadres] ,
verblijvende in Forensische Kliniek Heiloo (GGZ NHN) te 1851 VV Heiloo,
De Hooge Venne 2.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2020. Verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. P.C. Schutte, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is op de terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Haren (Groningen), gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer sieraden (te weten (onder meer) gouden ring(en), zilveren ketting(en), hals ketting, kralen armbandje(s), een schakelcollier) paspoort(en), een portemonnee (met inhoud) en/of een of meer autosleutels
(onder andere van een Audi, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (in/uit een woning aan de [adres 1] ) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel braak, verbreking en/of inklimming;
feit 1 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed (te weten een of meer kettingen (fotoblad bijlage 2, blz. 90) en/of kralen armbandjes (fotoblad bijlage 1 blz. 89)), en/of een goed, vermeld in proces-verbaal bevindingen (2019275761-85, blz. 202) doorzoeking woning [adres 2] , (te weten een Audi autosleutel, groene ketting, ketting(en), horloge(s), cardhouder, (Nokia)telefoon, 2 paspoorten (ten name van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] )) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijker moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 te Haren (Groningen) en/of Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (merk/type Audi A4, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een auto (merk/type Audi A4, kenteken [kenteken 1] ) en/of autosleutel(s) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 oktober 2019. in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een auto (merk/type Audi A4, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan L [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten door verdachte(n) gevonden/aangetroffen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 2 uiterst subsidiair:
hij in de gemeente(n) Groningen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto, merk/type Audi A4, kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n), als bestuurder heeft gebruikt op de weg, Prins Hendrikkade te Amsterdam, in elk geval op een weg;
feit 3:
hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in/uit een winkel van Used Products in de Oude Ebbingestraat) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Playstation 4, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Used Products, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 primair en 3. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden van de feiten 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair. De verdediging heeft daartoe, voor zover hier van belang, onder meer aangevoerd dat uit het procesdossier niet is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak in de woning en de diefstal van de Audi. Volgens de verdediging heeft verdachte zich enkel schuldig gemaakt aan het joyriden met de Audi. Verdachte zou de Audi met draaiende motor bij het UMCG hebben zien staan en vervolgens met de auto zijn weggereden. Ten aanzien van de in de Audi aangetroffen sieraden heeft de verdediging bepleit dat deze aan verdachte zelf toebehoorden.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de feiten 2 uiterst subsidiair en 3 bewezen kunnen worden. De verdediging heeft daarbij opgemerkt dat niet bewezen kan worden dat verdachte de onder 3 genoemde diefstal tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1 primair, 2 primair en 3 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De rechtbank heeft daarbij ieder bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank volstaat ten aanzien van feit 3 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft dit feit duidelijk en ondubbelzinnig bekend. De rechtbank merkt daarbij op dat zij niet bewezen acht dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft begaan.
feiten 1 primair en 2 primair:
1. De door verdachte ter zitting van 18 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 17 oktober 2019 in een Audi van Groningen naar Amsterdam gereden. Ik zat samen met [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1986 te [geboorteplaats] ) in de auto. [medeverdachte] en ik werden in Amsterdam aangehouden.
De tas met daarin mijn zorgpas (de rechtbank begrijpt: de schoudertas van het merk Enrico Benetti) is van mij. De bij mij aangetroffen kralenarmbandjes zijn inderdaad alle verschillend.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal aangifte d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 24 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019275761 d.d. 27 januari 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 16 oktober 2019 te 17:00 uur heb ik de woning aan de [adres 1] te 9752 AC Haren (Groningen) verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op 16 oktober 2019 te 20:45 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er in de woning was ingebroken. Ik zag dat het kelderraam was geforceerd. Tevens zag ik dat het slot van de achterdeur was geforceerd. Ik zag dat meerdere lades uit kasten zijn gehaald. Uit deze lades zijn onder andere de paspoorten van mij en mijn partner (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) weggenomen en een doosje met daarin sieraden, waaronder meerdere gouden ringen en zilveren kettinkjes. Uit de lades zijn ook de reservesleutels van de Audi en de Mercedes weggenomen. De Audi A4 is voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat de autosleutel van de Audi uit het sleutelkastje uit de bijkeuken weg was genomen. Tevens is de Audi A4 weggenomen. Het voertuig stond op de oprit geparkeerd. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
De bijlage bij dit proces-verbaal bevat, zakelijk weergegeven, onder meer:
Een lijst van weggenomen goederen, te weten:
- een goudenring met een blauw steentje, eigenaar [slachtoffer 1] ;
- een gouden ring met een pareltje, eigenaar [slachtoffer 2] ;
- een gouden ring met daarin de naam “[slachtoffer 2]” gegraveerd, eigenaar [slachtoffer 2] ;
- een paspoort met nummer [nummer 1] , eigenaar [slachtoffer 2] ;
- een paspoort met nummer [nummer 2] , eigenaar [slachtoffer 1] ;
- een Audi A4 met kenteken [kenteken 3] , kleur zwart, eigenaar [slachtoffer 1] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 41 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 17 oktober 2019 hoorde ik de aangeefster [slachtoffer 2] . Zij meldde dat bij de inbraak van de voorgaande dag (de rechtbank begrijpt: de inbraak op 16 oktober 2019 in de woning aan de [adres 1] te 9752 AC Haren (Groningen) nog meer goederen waren weggenomen dan aanvankelijk werd gedacht. Haar bleek dat de portemonnee van haar man, [slachtoffer 1] , was weggenomen - met daarin een bankpas en een rijbewijs van [slachtoffer 1] - en een gouden schakelcollier. Beiden goederen lagen in de woning.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 46 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 17 oktober 2019 omstreeks 10.23 uur hield ik op de locatie Prins Hendrikkade ter hoogte van nummer 27 te 1019 BR Amsterdam, als verdachte aan [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1973 te Utrecht.
Op 17 oktober 2019, omstreeks 10:20 uur, reed ik voor het centraal station te Amsterdam. Ik kreeg van het Operationeel Centrum van de Politie Amsterdam de melding dat in mijn directe omgeving een voertuig rondreed dat gesignaleerd stond als zijnde gestolen. Ik hoorde dat het een personenauto betrof voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Het betrof een zwarte Audi A4. Ik hoorde dat voornoemd voertuig stil zou staan op de Prins Hendrikkade op de kruising met de Nieuwezijds Voorburgwal. Ik ben direct ter plaatse gegaan en zag voornoemd voertuig op voornoemde plaats stilstaan. Hierop heb ik verdachte aangesproken. De verdachte was de bestuurder van het voertuig.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 67 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 17 oktober 2019 omstreeks 10.24 uur, hield ik op de locatie Prins
Hendrikkade ter hoogte van nummer 27 te 1019 BR Amsterdam, als verdachte aan Reemt [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1986 te ’s-Gravenhage. Verdachte bevond zich als bijrijder in de zwarte Audi A4 voorzien van het kenteken [kenteken 3] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 83 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2019 heb ik onderzoek verricht aan de in beslag genomen auto van het merk Audi, type A4, voorzien van het kenteken [kenteken 2] . In de auto heb ik onder meer de volgende goederen aangetroffen:
In de kofferbak: een rugtas en een schoudertas.
De schoudertas bleek van het merk Enrico Benetti. In de schoudertas zaten onder andere:
- een zorgpas op naam van [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 1973;
- 2 kettingen.
In de rugtas zaten onder andere:
- een recept van apotheek Venema voor 50 milligram oxazepam op naam van de heer [verdachte] ;
- 6 kralenkettinkjes (de rechtbank begrijpt, ook hierna: kralenarmbandjes);
- diverse simkaartjes.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 225 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 18 oktober 2019 werd in het voertuig voorzien van kenteken [kenteken 2] , merk Audi type A4, aangetroffen:
- een rugzak van het merk Helly Hansen.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 213 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2019 werd in het voertuig voorzien van kenteken [kenteken 2] , merk Audi type A4, aangetroffen:
- een zwarte schoudertas van met merk Enrico Benetti;
- één kralenketting en één ketting met een stenen hanger.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 23 november 2019, opgenomen op pagina 233 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2019 werd in het voertuig voorzien van kenteken [kenteken 2] , merk Audi type A4, aangetroffen:
- uit de rugzak (de rechtbank begrijpt: de rugzak van het merk Helly Hansen): een simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 88 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 18 oktober 2019 heb ik telefonisch contact gehad met aangeefster [slachtoffer 2] . Ik heb haar gevraagd naar goederen die door mij in de auto (de rechtbank begrijpt: de Audi A4 voorzien van het kenteken [kenteken 2] ) waren aangetroffen. Ik hoorde aangeefster zeggen dat zij enkele kralenkettinkjes mistte. Ik heb aangeefster vervolgens via WhatsApp een foto gestuurd van de zes kralenkettinkjes die ik in de rugtas had aangetroffen. Ik ontving van aangeefster [slachtoffer 2] de volgende reactie: “ja hoor dat zijn mijn armbandjes”. Vervolgens heb ik aangeefster via WhatsApp een foto gestuurd van de twee kettinkjes die ik had aangetroffen in de schoudertas. Ik ontving van aangeefster [slachtoffer 2] de volgende reactie: “ook van mij”.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 57 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
O: Verdachte wordt foto’s getoond (de rechtbank begrijpt: foto’s van de op 18 oktober 2019 in de Audi A4 voorzien van kenteken [kenteken 2] aangetroffen goederen).
Foto 1: rugtas, merk Helly Hansen.
V: Wat wil je verklaren over deze goederen?
A: Foto 1: dat is mijn rugtas.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2019, opgenomen op pagina 118 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 14 november 2019 bevonden wij ons voor de deur van perceel [adres 2] te Groningen. Wij hebben verdachte [medeverdachte] aangehouden. Aangekomen in het cellencomplex van de politie Groningen verklaarde de verdachte tegenover ons dat de spullen van de inbraak (de rechtbank begrijpt: de inbraak op 16 oktober 2019 in de woning aan de [adres 1] te 9752 AC Haren (Groningen)) onderin de wasmand in de douche lagen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2020, opgenomen op pagina 202 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 14 november 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan
de [adres 2] te Groningen. Er is met toestemming van de bewoner, Reemt [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1986 te ’s-Gravenhage, binnengetreden. Er zijn verscheidene goederen aangetroffen in verschillende vertrekken. Daaronder ook een witte sloop die in de wasmand in de badkamer lag. In de sloop zijn onder andere aangetroffen:
- een groen kleurige ketting in een plastic zakje;
- kettingen, verpakt in een plastic zakje;
- kettingen, verpakt in een plastic zakje;
- horloges, verpakt in plastic zakje;
- twee paspoorten, van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , in een plastic zakje.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 76 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
V: Waar woon je?
A: [adres 2] te Groningen.
V: Heb jij een telefoon?
A: Ja, [telefoonnummer 2] is het nummer.
A: Ik ben 17 oktober 2019 met [verdachte] in een auto naar Amsterdam gereden. Ik zat naast de bestuurder. Wij zijn rond 10.30 uur aangehouden in het centrum van Amsterdam.
A: Woensdagavond (de rechtbank begrijpt: woensdagavond 16 oktober 2019) ben ik samen met [verdachte] aan het fietsen geweest. Het was donker toen we op de fiets stapten.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2019, opgenomen op pagina 176 en verder van voornoemd dossier (inclusief de bijlage op pagina’s 178-186), inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
De historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] werden gevorderd over de periode van 16 oktober 2019 te 00.00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11.00 uur. Ik zag in de historische verkeersgegeven van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat op 16 november 2019 (de rechtbank begrijpt: 16 oktober 2019) te 20:48 uur een verbinding tot stand komt met de telefoonmast aan de Marcellus Emantslaan te Groningen. Ik heb vervolgens via de Cell ID gekeken waar vermelde telefoon zich bevond ten tijde van deze verbinding. Ik zag dat de telefoon zich bevond op 90 graden van deze telefoonmast met een azi (de rechtbank begrijpt: azimut) van 65 graden. Ik zag dat de telefoon zich bevond in de omgeving van de Rijkstraatweg 51 te Haren. Vervolgens zag ik dat het telefoontoestel op 16 oktober 2019 te 21:00 uur verbinding maakt met de telefoonmast aan het Winschoterdiep 60 te Groningen. Van deze verbinding zijn de Cell ID gegevens opgevraagd. Ik zag in deze Cell-ID gegevens dat het toestel zich op 330 graden met een hoek 90 graden (azi) bevond. Dit is in de omgeving van de Rijkstraatweg 51 te Haren.
De bijlage bij dit proces-verbaal bevat, zakelijk weergegeven, onder meer:
- een uittreksel van de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] over de periode van 16 oktober 2019 te 00.00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11.00 uur.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2019, opgenomen op pagina 195 van voornoemd dossier (inclusief de bijlage op pagina’s 196-201), inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Ik heb de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] over de periode van 16 oktober 2019 te 00:00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11:00 uur geanalyseerd en zag dat vermelde simkaart in de opgevraagde periode was geplaatst in een telefoontoestel van het merk LG voorzien van het IMEI-nummer [imei-nummer] . Ik zag dat het telefoontoestel op 16 oktober 2019 te 20:41 uur verbinding maakt met de telefoonmast staande aan het Helper Brink 61 te Groningen. Het telefoontoestel bevind zich op dat moment in de zuidelijke stadswijken van Groningen in de nabijheid van de Rijkstraatweg 51 te Haren.
De bijlage bij dit proces-verbaal bevat, zakelijk weergegeven, onder meer:
- een uittreksel van de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] over de periode van 16 oktober 2019 te 00:00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11:00 uur.
feit 3
17. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2020, inhoudend de bekennende verklaring van verdachte.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 4 november 2019, opgenomen op pagina 97 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [verbalisant 7] .
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 oktober 2019, opgenomen op pagina 99 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [verbalisant 8] .

Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair

De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewijsvraag voor de feiten 1 primair en 2 primair het volgende:
De rechtbank stelt op basis van de processtukken vast dat op 16 oktober 2019 tussen 17.00 uur en 20.45 uur een inbraak plaats heeft gevonden in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gelegen aan de [adres 1] te Haren (Groningen). Tijdens die inbraak zijn sieraden (onder meer gouden ringen, zilveren kettingen, een halsketting, kralenarmbandjes en een schakelcollier), paspoorten, een portemonnee met inhoud en autosleutels van onder andere een Audi voorzien van kenteken [kenteken 3] weggenomen. Daarnaast is de hiervoor genoemde Audi gestolen. Deze auto stond op de oprit van de woning geparkeerd.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de Audi onder het bereik van de daders is gebracht door middel van het onbevoegd gebruik maken van de bij de auto horende autosleutels. Deze autosleutels zijn bij de inbraak buit gemaakt.
Verdachte is samen met medeverdachte in de ochtend van 17 oktober 2019 aangetroffen in de gestolen auto, dus vlak na de inbraak. In deze auto bevond zich een deel van de - door aangeefster als haar eigendom herkende - buit, deels in tassen die eigendom zijn van verdachte. Daarnaast is een deel van de buit - waaronder de paspoorten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] - aangetroffen in het huis van de medeverdachte, waar verdachte ook toegang toe had.
Ten aanzien van de door aangeefster herkende sieraden heeft verdachte betoogd dat er veel van het soort aangetroffen kralenarmbandjes in omloop zijn, en dat hij zulk soort kralenarmbandjes ook al langer in zijn bezit heeft. Het hoeft dus volgens verdachte niet te gaan om de gestolen sieraden.
Hoewel de rechtbank onderkent dat dit soort sieraden op grote schaal wordt verkocht, deelt zij verdachtes conclusie niet. Dat het gaat om een combinatie van exact déze zes verschillende armbandjes met twee kettingen maakt het aantreffen ervan bij verdachte en zijn medeverdachte naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk zeer betekenisvol. Daar komt nog bij dat verdachte ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij de op een foto in het dossier vastgelegde combinatie van armbandjes niet herkent als de zijne.
De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van de bij verdachte en medeverdachte aangetroffen goederen (auto, sieraden, paspoorten) zodanig betekenisvol is, dat er geen twijfel over bestaat dat deze specifieke goederen van de inbraak bij aangevers afkomstig zijn.
De rechtbank stelt voorop dat aan het enkele voorhanden hebben van een gestolen voorwerp niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene dat voorwerp ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Bij die beoordeling kan een rol spelen of de betrokkene een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor dat voorhanden hebben. [1]
Ten aanzien van de Audi heeft verdachte verklaard dat hij die niet bij een inbraak bij aangever heeft weggenomen. Hij heeft verklaard dat hij slechts een ritje gemaakt heeft in de Audi die heel toevallig - juist op een moment dat hij er dringend één nodig had om spullen op te halen bij zijn ex - met draaiende motor bij het UMCG stond. Deze verklaring is zo zeer onaannemelijk dat de rechtbank die terzijde schuift.
De rechtbank stelt verder vast dat uit historische verkeersgegevens van telefoonnummers van verdachte en medeverdachte naar voren is gekomen dat de telefoon van verdachte op 16 oktober 2019 om 20.41.20 uur een mast heeft aangestraald in de omgeving van de plaats delict. Ook de telefoon van de medeverdachte heeft rond dit tijdstip (namelijk om 20.48.07 uur) een mast aangestraald in de omgeving van de plaats delict. De rechtbank acht deze omstandigheden redengevend voor de vaststelling dat verdachte en zijn medeverdachte zich rond de periode van de inbraak beiden in de omgeving van de plaats delict bevonden.
De rechtbank stelt verder vast dat uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat ten tijde van de inbraak geen sms-, bel- of dataverkeer plaats heeft gevonden met beide telefoons. Dit terwijl buiten deze periode om regelmatig bel-, sms- of dataverkeer plaats heeft gevonden. [2] Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat de telefoons ten tijde van de inbraak uitstonden, kennelijk om te voorkomen dat zij door de politie zouden worden getraceerd.
De rechtbank is van oordeel dat uit dat uit de combinatie van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte en zijn medeverdachte betrokken zijn geweest bij de inbraak in de woning en de daarop volgende diefstal van de Audi.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte de feiten 1 primair en 2 primair tezamen en in vereniging hebben begaan. Daarbij is tussen verdachte en zijn medeverdachte sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de feiten. De rechtbank is niet gebleken van contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen van deze feiten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
feit 1 primair:
hij op 16 oktober 2019 te Haren (Groningen), tezamen en in vereniging met een ander, sieraden, te weten, onder meer gouden ringen, zilveren kettingen, een halsketting, kralenarmbandjes, een schakelcollier, paspoorten, een portemonnee met inhoud en autosleutels van onder andere een Audi, welke goederen toebehoorden aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel braak;
feit 2 primair:
hij in de periode van 16 tot en met 17 oktober 2019 te Haren (Groningen), tezamen en in vereniging met een ander, een auto van het merk Audi, type A4, dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 3:
hij op 15 oktober 2019 te Groningen uit een winkel van Used Products in de Oude Ebbingestraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Playstation 4, toebehorende aan Used Products.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2 primair. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
3. diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 primair, 2 primair en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf dienen volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals weergegeven in het rapport van de reclassering d.d. 5 maart 2020. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de bijzondere voorwaarde van opname in een zorginstelling minimaal één jaar dient te duren en dat de termijn van deze opname door de reclassering kan worden verlengd indien zij dit nodig acht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat aan verdachte, bij een bewezenverklaring van de feiten 2 uiterst subsidiair en 3, een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven en gemotiveerd is om aan zijn problematiek te werken. Indien verdachte opnieuw van zijn vrijheid wordt benomen zal de door hem positief ingeslagen weg - en daarmee ook zijn behandeling - in ernstige mate worden doorkruist.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de rapportage van de reclassering d.d. 5 maart 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 16 oktober 2019 te Haren tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij onder meer diverse sieraden zijn weggenomen en schade is toegebracht aan het kelderraam en de achterdeur van de woning. De gehele woning is overhoop gehaald. Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachte een in de woning aanwezige autosleutel weggenomen en de daarbij horende auto, die op de oprit geparkeerd stond, gestolen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken de nodige materiële schade veroorzaken en daarnaast een forse inbreuk op de privacy van de bewoners met zich mee brengen. Immers, het is voor de bewoners vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. Woninginbraken zorgen bovendien voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft zich daardoor niet laten weerhouden en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door financieel gewin.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan diefstal van een Playstation uit een filiaal van Used Products. Dit is een kwalijk feit dat de rechtbank tevens meeneemt bij de bepaling van de op te leggen straf
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat aan hem in de afgelopen jaren meerdere (deels voorwaardelijk) gevangenisstraffen zijn opgelegd. Deze eerdere veroordelingen en straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Dit weegt in het nadeel van verdachte.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat op deze feiten enkel gereageerd kan worden met oplegging van een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt. De rechtbank acht het op dit moment echter niet opportuun dat verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is onder meer gebleken dat bij verdachte sprake is van forse psychische problematiek en dat hij is vastgelopen op verschillende leefgebieden. Het plegen van vermogensdelicten lijkt gerelateerd te zijn aan deze problematiek. Aan verdachte is in het verleden meermalen hulp geboden. Tot op heden is er echter geen sprake van recidivevermindering. Verdachte wordt op dit moment in het kader van de bijzondere voorwaarden verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis behandeld in de Forensische Kliniek Heiloo. Het is de rechtbank op basis van de het reclasseringsadvies d.d. 5 maart 2020 en de behandelplan-evaluatie van de kliniek d.d. 28 mei 2020 aannemelijk geworden dat verdachte gemotiveerd is om aan zichzelf te werken. Ten behoeve daarvan acht de rechtbank het gewenst dat de behandeling van verdachte niet wordt doorkruist door een nieuwe periode van detentie. De rechtbank zal daarom aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel van die straf gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Aangezien verdachte moeilijk in staat lijkt te zijn om zijn problematiek zelfstandig onder controle te krijgen acht de rechtbank het aangewezen dat aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf de hierna te melden bijzondere voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden kunnen verdachte tevens een mogelijkheid bieden om aan zichzelf te werken.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 297 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend en oplegging daarvan geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbinden waaraan verdachte gedurende een proeftijd van 2 jaren heeft te voldoen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 15/062756-19

Bij onherroepelijk vonnis van 6 juni 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 juni 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 18 juni 2020 gevorderd dat de rechter de proeftijd verlengd met een termijn van één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de vordering na voorwaardelijke veroordeling niet toe te wijzen, maar om -eventueel- te volstaan met een verlenging van de proeftijd.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1 primair, 2 primair en 3 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met een verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar bij wijze van stok achter de deur om terugval van verdachte te voorkomen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 15/062756-19

Bij onherroepelijk arrest van 15 augustus 2019 van het gerechtshof Amsterdam, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 augustus 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 18 juni 2020 gevorderd dat de rechter de proeftijd verlengd met een termijn van één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de vordering na voorwaardelijke veroordeling niet toe te wijzen, maar om -eventueel- te volstaan met een verlenging van de proeftijd.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1 primair, 2 primair en 3 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met een verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar bij wijze van stok achter de deur om terugval van verdachte te voorkomen.

Inbeslaggenomen goederen

Op 18 oktober 2019 is onder verdachte in beslag genomen een fles Cognac (PL0100-2019275761-1197006) en een bontjas (PL0100-2019275761-1196980). Er is nog geen beslissing over de juridische bestemming van deze voorwerpen genomen. De officier van justitie en de verdediging hebben ter zitting geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen voorwerpen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op basis van het procesdossier niet vaststellen wie de rechthebbende(n) van de genoemde voorwerpen is/zijn. De rechtbank gelast daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 47, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 297 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 177 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich uiterlijk op 9 juli 2020 meldt bij GGZ Reclassering Haarlem (Fivoor) te 2015 BJ Haarlem, Zijlweg 148C en zich aldaar blijft melden zo frequent en zolang deze instelling dit noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland en/of GGZ Reclassering Haarlem;
3. dat veroordeelde zich gedurende 12 maanden van de proeftijd, te rekenen vanaf 2 juli 2020, laat opnemen in de Forensische Kliniek Haarlem (GGZ NHN) te 1851 VV Heiloo, De Hooge Venne 2, althans een soortgelijke intramurale instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels van die instelling en de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling en zijn verblijf door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven.
4. dat de veroordeelde tijdens de onder 3. genoemde klinische opname meewerkt aan een indicatiestelling voor, en plaatsing naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien de reclassering dit wenselijk acht;
5. dat de veroordeelde zich aansluitend aan de onder 3. genoemde klinische opname, gedurende de resterende proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk acht, onder behandeling stelt en zich laat begeleiden door het FACT-team van GGZ NHN, of een soortgelijke door de reclassering te bepalen zorgverlener, op tijden en plaatsen door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels van die zorgverlener en aan de aanwijzingen die hem in het kader van zijn behandeling en begeleiding door of namens de zorgverlener worden gegeven;
6. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van drugs en alcohol, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en dat veroordeelde ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan middelencontrole op een door de reclassering te bepalen wijze en frequentie.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

23/003270-17:
Verlengt de in het arrest van het gerechtshof Amsterdam, vastgestelde proeftijd met één jaar.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 15/062756-19:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, vastgestelde proeftijd met één jaar.
Gelast de bewaring van de hierna te noemen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
- een fles Cognac (PL0100-2019275761-1197006);
- een bontjas (PL0100-2019275761-1196980).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.J.B. Holsink, rechters, bijgestaan door mr. W.D. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2020.
Mr. Holsink en mr. De Boer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:652.
2.Zie het uittreksel van de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] over de periode van 16 oktober 2019 te 00.00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11.00 uur op pagina’s 178-181 (in het bijzonder pagina 179) van het politiedossier en een uittreksel van de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] over de periode van 16 oktober 2019 te 00:00 uur tot en met 17 oktober 2019 te 11:00 uur op pagina’s 196-201 (in het bijzonder pagina 200) van het politiedossier.