ECLI:NL:RBNNE:2020:2466

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
18/820004-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot afpersing in vereniging en bedreigingen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1994, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing in vereniging en bedreigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 209 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft zich in een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan geweldsdelicten, waaronder het afpersen van een slachtoffer door middel van bedreiging en geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat is onderbouwd door psychologische rapporten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling en reclasseringstoezicht, om recidive te voorkomen. De verdachte heeft ook meerdere agenten bedreigd en mishandeld, wat de ernst van de zaak vergroot. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en middelenafhankelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820004-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/820005-20 en 18/820022-19
ter berechting gevoegde parketnummers 18/820001-20; 18/1210006-18; 18/156000-18 en 18/007588-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 juli 2020 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Wierts, advocaat te Groningen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans-de Boer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 18/820004-20
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2020 te Uithuizen opzettelijk en wederrechtelijk een aantal schilderijen en/of een foto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2020 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5.24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 40,97 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2020 te Uithuizen als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan Menkemaweg 13, heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
ten aanzien van parketnummer 18/820005-20
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een sleutel, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen klappen heeft/hebben gegeven en/of
- de keel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben dichtgeknepen en/of
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrapt en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Ik sla je hoofd in met een baksteen en/of ik slacht je af en schiet je dood als ik vrij kom en/of ik ga je helemaal afmaken en/of geef die sleutel af of ik sla je hoofd in met een baksteen" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- telkens om een sleutel heeft/hebben gevraagd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of een sleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen klappen heeft/hebben gegeven en/of
- de keel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben dichtgeknepen en/of
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrapt en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Ik sla je hoofd in met een baksteen en/of ik slacht je af en schiet je dood als ik vrij kom en/of ik ga je helemaal afmaken en/of geef die sleutel af of ik sla je hoofd in met een baksteen" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- telkens om een sleutel heeft/hebben gevraagd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- die [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen klappen heeft/hebben gegeven en/of
- de keel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben dichtgeknepen en/of
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen klappen te geven en/of
- de keel van die [slachtoffer 2] dicht te knijpen en/of
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te trappen;
ten aanzien van parketnummer 18/820022-19
1.
hij op 13 januari 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door,
- dreigend met gebalde vuisten voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te staan en/of
- dreigend met een vaas in de hand voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te staan en/of
- dreigend die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] de woorden toe te voegen: "dat hij een vaas zou gooien en/of een politie-agent zou doden", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland,, (een) ambtena(a)r(en), [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hunner bediening (te weten het bieden van hulp art. 3 Politiewet) heeft mishandeld door,
- die [slachtoffer 3] met kracht een kopstoot in het gezicht te geven en/of
- met kracht zijn hoofd te bewegen terwijl die [slachtoffer 4] een nekklem wilde aanleggen waardoor die [slachtoffer 4] ten val kwam;
3.
(121006.18)
hij op of omstreeks 30 april 2018 te Zandeweer, gemeente Eemsmond, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op die [slachtoffer 5] af te lopen en/of die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla het licht uit je ogen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
(121006.18)
hij op of omstreeks 30 april 2018 te Zandeweer, gemeente Eemsmond, [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik vermoord jullie" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of waarbij hij met zijn vinger een snijbeweging langs zijn keel maakte en/of
- " Ik maak je dood terwijl je slaapt" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/820004-20 feit 1, 2 (met uitzondering het gedeelte dat betrekking heeft op de MDMA) en 3, parketnummer 18/820005-20 primair en parketnummer 18/820022-19 feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het gedeelte dat betrekking heeft op MDMA in parketnummer 18/820004-20, feit 2. Verder heeft de raadsvrouw geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak parketnummer 18/820004-20 feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het gedeelte dat ziet op de ten laste gelegde MDMA niet kan worden bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij de pillen heeft gebruikt, maar dat hij aan de hand van het effect van de pillen dacht dat de pillen eerder speed bevatten dan MDMA. Uit het dossier volgt dat enkel een indicatieve test heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het resultaat van een indicatieve test kan bijdragen aan het bewijs, maar is van oordeel dat, gelet op de verklaring van verdachte, het dossier onvoldoende ondersteunend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van aanwezigheid van MDMA. Verdachte zal dus van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak parketnummer 18/820005-20 primair
De rechtbank acht niet bewezen dat de keel van aangever [slachtoffer 2] is dichtgeknepen, nu deze handeling niet zichtbaar is op de camerabeelden en dit evenmin wordt ondersteund door andere verklaringen. Verdachte zal dus van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Bewezen feiten
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/820004-20 feit 1, 2 en 3, parketnummer 18/820005-20 primair en parketnummer 18/820022-19 feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van parketnummer 18/820004-20 feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 januari 2020, opgenomen op pagina 25 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020018278 van 23 januari 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
ten aanzien van parketnummer 18/820004-20 feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020;
2. een kennisgeving van inbeslagneming, geregistreerd op 22 januari 2020, opgenomen op pagina 3 en verder van voornoemd dossier;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt relaasproces-verbaal van 23 januari 2020, opgenomen op pagina 8 en verder van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
ten aanzien van parketnummer 18/820004-20 feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2020, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ;
3. een beschikking namens de burgemeester van de gemeente Het Hogeland, voor zover inhoudend een huisverbod voor de woning aan het adres Menkemaweg 13 te Uithuizen en een contactverbod met [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] , geldend van 16 januari 2020 tot 26 januari 2020, uitgevaardigd tegen [verdachte] ;
ten aanzien van parketnummer 18/820005-20 primair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 december 2019, opgenomen op pagina 77 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020014759 van 23 januari 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
ten aanzien van parketnummer 18/820022-19 feiten 1 en 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 januari 2019, opgenomen op pagina 16 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019014235 van 16 januari 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 januari 2019, opgenomen op pagina 20 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
ten aanzien van parketnummer 18/820022-19 feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 30 april 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018109376 van 15 mei 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
ten aanzien van parketnummer 18/820022-19 feit 4
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 mei 2018, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 mei 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/820004-20 feit 1, 2 en 3, parketnummer 18/820005-20 primair en parketnummer 18/820022-19 feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
ten aanzien van parketnummer 18/820004-20
1.
hij op 19 januari 2020 te Uithuizen opzettelijk en wederrechtelijk een aantal schilderijen en een foto, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft vernield;
2.
hij op 22 januari 2020 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,24 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 22 januari 2020 te Uithuizen als degene aan wie namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan Menkemaweg 13, heeft betreden en zich in en in nabijheid van die woning heeft opgehouden en contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
ten aanzien van parketnummer 18/820005-20
hij op 5 december 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en een sleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
- die [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd heeft geslagen en
- die [slachtoffer 2] meermalen klappen heeft gegeven en
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft getrapt en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik sla je hoofd in met een baksteen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- telkens om een sleutel heeft gevraagd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van parketnummer 18/820022-19
1.
hij op 13 januari 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door,
- dreigend met gebalde vuisten voor die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te staan en
- dreigend met een vaas in de hand voor die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te staan en
- dreigend die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] de woorden toe te voegen dat hij een vaas zou gooien en een politieagent zou doden;
2.
hij op 13 januari 2019 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, ambtenaren, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gedurende de rechtmatige uitoefening van hunner bediening (te weten het bieden van hulp op grond van art. 3 Politiewet) heeft mishandeld door,
- die [slachtoffer 3] met kracht een kopstoot in het gezicht te geven en
- met kracht zijn hoofd te bewegen terwijl die [slachtoffer 4] een nekklem wilde aanleggen waardoor die [slachtoffer 4] ten val kwam;
3.
hij op 30 april 2018 te Zandeweer, gemeente Eemsmond, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, door op die [slachtoffer 5] af te lopen en die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla het licht uit je ogen";
4.
hij op 30 april 2018 te Zandeweer, gemeente Eemsmond, [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik vermoord jullie", waarbij hij met zijn vinger een snijbeweging langs zijn keel maakte en
- " Ik maak je dood terwijl je slaapt".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 18/820004-20
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3. als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod;
ten aanzien van parketnummer 18/820005-20
primair. poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van parketnummer 18/820022-19
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
2. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
3. bedreiging met zware mishandeling;
4. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/820004-20 feit 1, 2 en 3, parketnummer 18/820005-20 primair en parketnummer 18/820022-19 feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het reeds ondergane voorarrest, hetgeen is berekend op 153 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden gevorderd, met daaraan gekoppeld een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, te weten een klinische behandeling, een ambulante behandeling en begeleid wonen na afloop van de klinische behandeling. De officier van justitie heeft dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het reclasseringstoezicht gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest, hetgeen is berekend op 158 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en de door de officier van justitie genoemde bijzondere voorwaarden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het reeds ondergane voorarrest ten aanzien van alle parketnummers, behalve parketnummer 18/820005-20, volstaat en derhalve als straf kan worden opgelegd. De raadsvrouw heeft gesteld dat ten aanzien van het feit onder parketnummer 18/820005-20 in aanmerking dient te worden genomen dat het beeld dat aangever heeft geschetst, enigszins genuanceerd moet worden gelet op de camerabeelden. De proeftijd dient volgens de raadsvrouw op twee jaren te worden gesteld, omdat het eerste feit al van 2018 dateert.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologische pro-Justitiarapport en de reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim anderhalf jaar schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, die hoofdzakelijk zijn gerelateerd aan het drugsgebruik van verdachte in die periode. Verdachte zegt zich daardoor van enkele feiten niets meer te kunnen herinneren. Dat neemt niet weg dat verdachte anderen heeft belast met de negatieve gevolgen van zijn drugsgebruik.
Verdachte heeft geprobeerd om samen met anderen [slachtoffer 2] af te persen, door met drie anderen naar zijn woning te gaan en door middel van (bedreiging met) geweld een sleutel en een geldbedrag te verkrijgen. Daarbij hebben verdachte en medeverdachten [slachtoffer 2] geschopt en geslagen. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] een bekende in het drugscircuit is en dat de sleutel en het geldbedrag oorspronkelijk van verdachte waren, die hij op deze manier wilde terughalen. Wat daar ook van zij; de rechtbank acht het gebruikte geweld jegens [slachtoffer 2] ontoelaatbaar en rekent het verdachte zwaar aan dat hij op een dergelijke gewelddadige wijze heeft getracht zijn gelijk te halen.
Daarnaast heeft verdachte zijn ouders bedreigd, heeft hij een deur vernield in de woning van zijn ouders en heeft hij een huisverbod met betrekking tot de woning van zijn ouders overtreden. De hoogbejaarde opa en oma van verdachte, die bereid waren verdachte op te vangen toen het niet goed met hem ging, hebben het ook moeten ontgelden. Verdachte heeft enkele schilderijen en een foto vernield en hij heeft het huisverbod met betrekking tot de woning van zijn opa en oma overtreden. Dat zijn opa en oma hem op dat moment mogelijk zelf hebben toegelaten doet hieraan niet af. Het huisverbod, bedoeld om hen te beschermen tegen verdachte, is door verdachte willens en wetens genegeerd.
Verdachte heeft meerdere keren politieagenten bedreigd en hij heeft twee agenten mishandeld. Deze agenten waren telkens ter plaatse gekomen naar aanleiding van meldingen over de zorgelijke toestand waarin verdachte op dat moment verkeerde. Het handelen van verdachte heeft voor angst en pijn bij de desbetreffende agenten gezorgd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 5,24 gram cocaïne, 5,13 gram MDMA en het voorhanden hebben van een pistool.
Tot slot is verdachte als bestuurder opgetreden onder invloed van meerdere soorten harddrugs, terwijl hij niet over een geldig rijbewijs beschikte. Hierdoor wordt de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport van 14 maart 2019, opgemaakt door drs. W. Groen, GZ-psycholoog, naar aanleiding van de mishandeling en bedreiging van politieagenten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis, zijnde een autismespectrumstoornis, ADHD, een posttraumatische-stressstoornis en een depressieve-stemmingsstoornis. Daarnaast is sprake van polymiddelenafhankelijkheid in de vorm van een stoornis in cannabisgebruik, een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel (XTC) en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Tevens is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens zijnde een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Hierdoor werden verdachtes gedragskeuzes beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. Het rapport houdt als conclusie in dat de feiten verminderd kunnen worden toegerekend aan verdachte.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. Nu uit de reclasseringsrapporten, de verklaring van verdachte en de verschillende procesdossiers is gebleken dat voornoemde problematiek ten tijde van alle ten laste gelegde feiten speelde, is de rechtbank van oordeel dat deze conclusie ook geldt ten aanzien van de andere bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat alle hiervoor bewezen verklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Gelet op de veelheid en de ernst van de feiten, in het bijzonder ernst van de poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer 2] , en daarbij rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van enige omvang gerechtvaardigd. De rechtbank zal als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen hanteren. De straf zoals voorgesteld door de raadsvrouw doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Uit voornoemd psychologisch rapport volgt dat het recidiverisico hoog is en dat indien de onderliggende PTSS niet behandeld wordt, negatieve emoties snel getriggerd zullen worden waarbij emoties hoop kunnen oplopen bij verdachte. Vanuit zijn beperkte emotieregulatie, beperkte copingvaardigheden en de gebrekkige impulscontrole kunnen impulsdoorbraken plaatsvinden. Middelengebruik heeft daarbij een drempelverlagende werking. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht en een klinische behandeling. Daarnaast acht de rapporteur het van belang dat verdachte adequate ondersteuning en begeleiding krijgt na afronding van de klinische behandeling, waarbij gedacht kan worden aan begeleid of beschermd wonen met daarbij een ambulant behandeltraject.
In het reclasseringsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 16 april 2020 heeft de reclassering een klinische behandeling geadviseerd, gelet op de omvang van de (middelen)problematiek. Verdachte zou op 29 juli 2020 terecht kunnen in FPK De Woenselse Poort. Hoewel verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om een behandeling te volgen en te stoppen met het middelengebruik, twijfelt de reclassering over de intrinsieke motivatie van verdachte.
De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive van belang dat verdachte een klinische behandeling volgt en dat hij, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, in aansluiting daarop een ambulante behandeling zal volgen en zal meewerken aan begeleid wonen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een groot gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de deskundigen en tevens zijn gevorderd door de officier van justitie. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat middelencontrole als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen. De rechtbank heeft als uitgangspunt genomen dat verdachte in totaal 156 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en zal het resterende deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank zal de proeftijd stellen op drie jaren, nu de rechtbank begeleiding en behandeling gedurende een dergelijke periode nodig acht ter voorkoming van recidive.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een personen, te weten een poging tot afpersing in vereniging. Gelet op het gegeven dat dit feit is gepleegd onder invloed van psychische problemen en/of middelenverslaving waarvoor op dit moment nog geen afdoende oplossing is gevonden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

In beslag genomen goederen

Nu verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van het in beslag genomen pistool, zal de rechtbank daar geen beslissing over nemen.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag ter hoogte van € 3.290,-- moet worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 285, 300, 304, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 2 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/820004-20 feit 1, 2 en 3, parketnummer 18/820005-20 primair en parketnummer 18/820022-19 feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 209 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende maximaal 12 maanden, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, zal laten opnemen in FPK De Woenselse Poort, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. De opname start per 29 juli 2020. Mocht er op 29 juli 2020 geen plek zijn bij FPK De Woenselse Poort, dan zal er vanuit de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing klinische overbruggingszorg georganiseerd worden;
2. dat de veroordeelde na afloop van de klinische opname een ambulante behandeling volgt op de tijden en plaatsen als door of namens die behandelaar/instelling aan te geven, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat de veroordeelde na afloop van de klinische behandeling zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)
programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde zal meewerken aan controle op het gebruik van verdovende middelen en/of alcohol door middel van bloedonderzoek, urineonderzoek en/of ademonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan Verslavingszorg Noord Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag ter hoogte van € 3.290,-- (goednummers 2019323506-1214447, 2019323506-1214448 en 2019323506-1214449).
Ten aanzien van parketnummer 18/820022-19:
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. N. Gerlsma, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2020.
Mr. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.