ECLI:NL:RBNNE:2020:2468

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
20/838
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een belastingaanslag en belastingrente

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. Verzoeker had in 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen van de Belastingdienst, die berekend was op een belastbaar inkomen van € 36.005. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot € 23.530. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroep werd op de zitting van 13 november 2018 ingetrokken. In november 2019 verzocht verzoeker de rechtbank om herziening van de beslissing van 13 november 2018.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op grond van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De rechtbank stelt vast dat er geen uitspraak is gedaan in de zaak waar verzoeker om herziening vraagt, omdat het beroep ter zitting is ingetrokken. Hierdoor is er geen beslissing die herzien kan worden. De rechtbank verklaart het herzieningsverzoek dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Eijk, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/838

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 10 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2015 met dagtekening 27 mei 2017 aan verzoeker een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.005.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 358 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2017 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.530. De belastingrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd.
Verzoeker heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Het beroep is geregistreerd onder nummer LEE 17/4107.
Het beroep is op de zitting van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2018 behandeld. Op deze zitting heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken.
Verzoeker heeft bij brief van 6 november 2019 de rechtbank verzocht om de beslissing van 13 november 2018 te herzien.

Overwegingen

1. In artikel 8:119, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat bij de behandeling van een verzoek tot herziening onder meer het bepaalde in artikel 8:54 van de Awb van overeenkomstige toepassing is. In de in 8:54 van de Awb genoemde gevallen kan de rechtbank het onderzoek sluiten, en vervolgens zonder mondelinge behandeling van het verzoek uitspraak doen. De rechtbank ziet aanleiding van deze bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe het volgende.
2. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;
c. en waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. Verzoeker vraagt de rechtbank om haar uitspraak van 6 november 2019 te herzien. De rechtbank wijst verzoeker er op dat verzoeker, zoals weergegeven in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van 13 november 2018, ter zitting zijn beroep heeft ingetrokken. De rechtbank heeft, omdat het beroep ter zitting is ingetrokken, in de zaak met nummer LEE 17/4107 geen uitspraak gedaan.
4. Omdat er geen uitspraak is zoals bedoeld in artikel 8:119, eerste lid van de Awb, is er ook geen beslissing die de rechtbank kan herzien.
5. Het herzieningsverzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Eijk, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.