In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juli 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoekster, geboren in 1950, heeft een verzoek ingediend tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die zij heeft gemaakt in verband met een strafzaak die tegen haar was gevoerd. Het verzoek betreft een totaalbedrag van € 2.749,73 voor advocaatkosten en een standaardvergoeding van € 280,- voor het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de standpunten van de officier van justitie en de reacties van de raadsman. De officier van justitie, mr. G. Strootker, heeft ter zitting van 7 juli 2020 zijn standpunt toegelicht, waarbij verzoekster en haar raadsman niet aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoekster op 2 oktober 2019 is geseponeerd vanwege haar gezondheidstoestand. In het kader van een beleidssepot dient te worden beoordeeld of de zaak bij een inhoudelijke behandeling hoogstwaarschijnlijk niet tot een straf of maatregel zou hebben geleid. De rechtbank oordeelt dat in dit geval sprake is van een situatie waarin de kosten voor rechtsbijstand toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het dossier en de omstandigheden van verzoekster, waaronder een brief van Van Andel ouderen-psychiatrie. De rechtbank kent verzoekster een schadevergoeding toe van in totaal € 3.299,73, bestaande uit de advocaatkosten en een vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift, te betalen door de Staat.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. G. Eelsing, rechter, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier.