2.2.Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 19 april 2019 tegen de op 9 april 2019 door verweerder aan haar toegezonden pgb-beschikkingen van
25 juli 2017, eveneens verzonden op 25 juli 2017, niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de pgb-beschikkingen op grond van artikel 2.3.6 juncto artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 alleen aan de betreffende Wmo-cliënten bekendgemaakt moeten worden en niet daarnaast ook nog aan [eiseres] . Gelet hierop is de wettelijke bezwaar-termijn op 26 juli 2017 aangevangen en op 5 september 2017 geëindigd. Het bezwaarschrift van eiseres is pas op 23 april 2019 ontvangen; dus buiten de hiervoor aangegeven termijn. Volgens verweerder is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Immers, eiseres was feitelijk al eerder op de hoogte van de pgb-beschikkingen. Dit wordt afgeleid uit de volgende gegevens:
in een brief van 21 juli 2017 aan [eiseres] werd o.a. aangekondigd dat de gemeente de Wmo-indicaties en de Beschermd Wonen indicaties van de individuele cliënten zou intrekken;
uit de inhoud van een gespreksverslag van een overleg op 25 juli 2017;
in een e-mail van 4 augustus 2017 van mevrouw [persoon] werd een voorbeeld meegezonden van een besluit zoals toegezonden aan de cliënten van [eiseres] betreffende het herzien van de beslissing met intrekking van het pgb;
in de door [eiseres] gestarte civiele procedure is bijv. op 7 maart 2018 in de conclusie van antwoord gewezen op het feit dat de advocaat van [eiseres] geen bezwaar had ingesteld tegen de op 4 augustus 2017 per e-mail ontvangen beschikkingen;
paragraaf 3.7 van de conclusie van repliek in deze procedure blijkt dat [eiseres] op de hoogte was van het bestaan van de besluiten;
de rechtbank Noord-Nederland heeft in haar uitspraak van 6 maart 2019 geoordeeld dat [eiseres] had kunnen opkomen tegen de beschikkingen.
4. Eiseres voert -kort samengevat- aan dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de pgb-beschikkingen van 25 juli 2017, omdat zij uitging van en mocht vertrouwen op de uitlatingen van verweerder in juli 2017 (dus nog tijdens de bezwaartermijn) dat zij geen belanghebbende was bij de pgb-beschikkingen en dus geen bezwaar kon maken. Pas door het vonnis van deze rechtbank, afdeling privaatrecht, van 6 maart 2019 (zaak/rolnummer C/19/121523 / HA ZA 18-5) werd het eiseres duidelijk dat zij wel belanghebbende was bij de pgb-beschikkingen.
De pgb-beschikkingen hadden dus ook aan eiseres als (rechtstreeks zakelijk en financieel) belanghebbende bekend moeten worden gemaakt. Verweerder heeft dat ten onrechte niet gedaan. Eiseres heeft altijd een actieve en informerende houding aangenomen om achter de inhoud van de pgb-beschikkingen te komen. In reactie hierop heeft verweerder steeds structureel aangegeven dat slechts sprake was van feitelijk handelen door verweerder en dat eiseres tegen de te nemen pgb-beschikkingen niet in rechte kon opkomen. Eiseres verkeerde dan ook in de veronderstelling dat zij zich niet kwalificeerde als belanghebbende. Eiseres is ook feitelijk niet eerder op de hoogte geraakt van (de inhoud en strekking van) de pgb-beschikkingen. Volgens eiseres heeft verweerder met zijn e-mail van 4 augustus 2017 “slechts” een conceptbeschikking aan haar toegezonden. Nu de pgb-beschikkingen niet aan haar bekend zijn gemaakt, is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. In dat geval heeft zij, na bekendwording van het gegeven dat zij toch belanghebbende was bij de pgb-beschikkingen, tijdig bezwaar gemaakt. Gelet hierop kan in redelijkheid niet worden volgehouden dat zij in verzuim is geweest.
5. Verweerder stelt zich -samengevat- op het standpunt dat de pgb-beschikkingen bestemd zijn voor en gericht zijn aan de afzonderlijke cliënten die met hun pgb zorg inkochten bij eiseres. De pgb-beschikkingen zijn aan deze cliënten toegezonden en dus rechtsgeldig bekendgemaakt. Vaststaat dat eiseres belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is bij de pgb-beschikkingen, omdat zij hierdoor rechtstreeks in een zakelijk belang wordt getroffen. Echter, als zorgaanbieder is zij niet aan te merken als een persoon of belang-hebbende aan wie het betreffende besluit moet zijn gericht. Uit de pgb-beschikkingen van
25 juli 2017 zijn alleen rechtstreeks gevolgen voor de betreffende pgb-cliënten af te leiden voor wat betreft de inkoop van zorg met een pgb. Voor eiseres ontbreekt in dit geval een direct rechtsgevolg als het gaat om een besluit tot wijziging van het pgb. In zoverre bestaat er geen relatie tussen verweerder en eiseres. Volgens verweerder is gedurende deze termijn noch door de (voormalige) cliënten van eiseres noch door eiseres zelf bezwaar gemaakt. De op 9 april 2019 aan eiseres toegezonden pgb-beschikkingen is geen bekendmaking in de zin van de Awb. Die is immers al geschied op 25 juli 2017. Het beroep van eiseres op een verschoonbare termijnoverschrijding faalt, omdat zij een verkeerde maatstaf hanteert voor het “op de hoogte raken” van het bestaan van een besluit. Bovendien was eiseres al vanaf
4 augustus 2017 (per e-mail) op de hoogte (geraakt) van de pgb-beschikkingen. Hierbij is haar (vaste) format (en geen concept) van de pgb-beschikkingen toegezonden. Daarna is eiseres meermaals gewezen op het bestaan, de inhoud en de strekking daarvan. Eiseres heeft zichzelf een bestuursrechtelijke rechtsbescherming onthouden. Dit komt voor eigen rekening en risico. Kortom, verweerder is geen vermeende gebrekkige bekendmaking of onrechtmatig handelswijze te verwijten, dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Daar komt bij dat eiseres zelf heeft bevestigd dat zij tijdens de nadien gevoerde civielrechtelijke procedure kennis heeft of had kunnen nemen van de pgb-beschikkingen (o.a. conclusie van antwoord van 7 maart 2018). Verweerder heeft eiseres nimmer gekwalificeerd als niet-belanghebbende of anderszins op het verkeerde been gezet. Het is juist eiseres geweest, die in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat zij geen belanghebbende was bij de pgb-beschikkingen.
Eiseres heeft dus de bezwaartermijn ongebruikt laten verstrijken. Kortom, er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.