ECLI:NL:RBNNE:2020:2734

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
7775067 \ CV EXPL 19-3376
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van netbeheerder tot betaling van verwijderingskosten gasaansluiting afgewezen

In deze zaak vorderde de netbeheerder Rendo van de consument (hierna: Consument) een bedrag van € 399,30 voor het verwijderen van de gasaansluiting, nadat de consument zijn aansluit- en transportovereenkomst voor gas (ATO) had opgezegd. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat de consument geen opdracht had gegeven voor de verwijdering van de gasaansluiting. Bovendien waren de Algemene Voorwaarden van Rendo rechtsgeldig vernietigd, omdat deze niet tijdig aan de consument waren verstrekt. De kantonrechter oordeelde dat artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode Gas, dat door Rendo werd ingeroepen, geen rechtstreekse betalingsverplichting voor de consument creëert.

De procedure begon met een tussenvonnis van 17 december 2019, waarin werd vastgesteld dat de Algemene Voorwaarden niet tijdig waren verstrekt. Rendo had niet betwist dat de consument de voorwaarden pas na het sluiten van de ATO had ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat er geen contractuele basis was voor de vordering van Rendo, omdat de ATO zelf niets over de verwijdering van gasaansluitingen vermeldde en de consument niet op de hoogte was gesteld van mogelijke verwijderingskosten bij opzegging van de ATO.

De kantonrechter benadrukte dat de Tarievencode Gas weliswaar een algemeen verbindend voorschrift is, maar dat dit niet automatisch betekent dat de consument verplicht is om de kosten voor de verwijdering van de gasaansluiting te betalen. De rechter concludeerde dat Rendo onvoldoende had onderbouwd dat er een wettelijke grondslag was om deze kosten aan de consument door te berekenen. De vordering van Rendo werd afgewezen, evenals de nevenvorderingen met betrekking tot buitengerechtelijke kosten en vertragingsrente. Rendo werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de consument.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 7775067 \ CV EXPL 19-3376
vonnis van de kantonrechter van 4 augustus 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap N.V. Rendo (Regionaal Nutsbedrijf voor Zuid Drenthe en Noord Overijssel),
hierna te noemen: Rendo,
gevestigd te Meppel,
eisende partij,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarders Busscher,
tegen
(Consument),
hierna te noemen: (Consument),
wonende te (A),
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.H.P. Dingenouts.

1.De verdere procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 17 december 2019.
Partijen hebben bij brieven van 24 en 27 maart 2020 nadere stukken in het geding gebracht en daarna ieder nog een akte genomen.
Tot slot hebben partijen (eind)vonnis gevraagd.

2.De nadere beoordeling

Tussenvonnis
2.1.
Rendo vordert van (Consument) € 399,30 voor het 'verwijderen' van de gasaansluiting in zijn woning. Rendo is daartoe overgegaan nadat (Consument) de met haar gesloten aansluit- en transportovereenkomst voor gas (hierna: de ATO) had opgezegd en haar had laten weten dat hij definitief geen gebruik meer wenst te maken van de gasaansluiting.
Rendo stelt dat zij op grond van die ATO, de bijbehorende Algemene Voorwaarden, de Tarievencode Gas en de Gaswet voor die verwijdering een eenmalige vergoeding aan (Consument) in rekening mag en moet brengen. Zij wijst erop dat zij op grond van artikel 10 van de Gaswet als netbeheerder de exclusieve wettelijke taak heeft om het gastransportnet in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van het gastransportnet en van het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet, dat zij in dat kader genoodzaakt is om een gasaansluiting te verwijderen indien deze voor een langere periode, dan wel permanent, niet meer nodig is en de ATO voor de gasaansluiting wordt opgezegd en dat het haar niet is toegestaan om (Consument) anders te behandelen dan andere aangeslotene die de ATO opzeggen en verwijderingskosten moeten betalen. (Consument) heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.2.
In het tussenvonnis van 17 december 2019 is overwogen dat zowel in boek 6 BW als in artikel 52b van de Gaswet is bepaald dat (algemene) voorwaarden die worden verbonden aan een ATO met een consument, voor of bij het sluiten van die overeenkomst moeten worden verstrekt, dat Rendo niet heeft betwist dat dit hier niet is gebeurd, dat (Consument) daarom op goede gronden de vernietiging van de Algemene Voorwaarden heeft ingeroepen en dat aangezien de ATO zelf niets over het verwijderen van gasaansluitingen bepaalt en (Consument) geen opdracht aan Rendo heeft gegeven om deze weg te halen, er geen contractuele verhouding bestaat op grond waarvan Rendo de verwijderingskosten bij (Consument) in rekening kan brengen.
De kantonrechter heeft een comparitie bepaald teneinde met partijen te bespreken of Rendo
die kosten - zoals zij stelt - op basis van artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode Gas aan (Consument) kan doorberekenen en of (Consument) op basis van die wettelijke bepaling gehouden is om deze te voldoen. Vanwege de uitbraak van het coronavirus heeft die comparitie geen doorgang gevonden. In plaats daarvan hebben partijen hun standpunten schriftelijk toegelicht.
Contractuele grondslag
2.3.
De kantonrechter gaat voorbij aan de inleidende opmerking van Rendo in haar akte, dat zij niet heeft erkend dat haar Algemene Voorwaarden niet op tijd aan (Consument) ter kennis zijn gebracht. (Consument) heeft uiteengezet dat deze hem pas na het sluiten van de ATO zijn verstrekt en dan is het vervolgens aan Rendo als gebruiker van die Algemene Voorwaarden om deugdelijk te onderbouwen en zo nodig te bewijzen dat dit wel tijdig is gebeurd. Dat heeft Rendo noch voor noch na wijzen van het tussenvonnis gedaan. Zij heeft in haar conclusie van repliek slechts opgemerkt dat
'als vaststaand moet worden aangenomen dat de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn geworden' en dat zij
'om die reden niet expliciet (reageert, ktr
.) op de nader in de conclusie van antwoord aangevoerde tegenstrijdigheden dat de Algemene Voorwaarden niet juist ter hand zouden zijn gesteld'. Dat de Algemene Voorwaarden op de ATO van toepassing zijn geworden neemt echter niet weg dat (Consument) het recht heeft om een of meer daarin opgenomen bedingen te vernietigen indien hem niet een redelijke mogelijkheid is geboden om daarvan vooraf kennis te nemen. (Consument) heeft toegelicht dat hij die mogelijkheid niet heeft gehad en dat hij, wanneer hij had geweten dat hij bij opzegging van de ATO met aanzienlijke verwijderingskosten zou worden geconfronteerd, alleen een leveringscontract en een ATO voor elektriciteit zou hebben afgesloten, omdat hij destijds al van plan was om zijn nieuwe woning op korte termijn 'gas vrij' te maken.
2.4.
Rendo heeft voorts nog aangevoerd dat de contractuele verplichting van (Consument) om de verwijderingskosten te betalen reeds uit artikel 4 van de ATO volgt. Waar de Algemene Voorwaarden nadere invullingen geven aan dit artikel, resteert aldus Rendo de primaire werking van de overeenkomst in deze zin, mede gezien het feit dat de verwijdering van de aansluitleiding expliciet als tarief is opgenomen op het tarievenblad van de netbeheerder.
Ook dit betoog wordt gepasseerd. Artikel 4 van de ATO luidt:
4. Voor de dienstverlening door de netbeheerder is de kleinverbruiker de tarieven verschuldigd zoals opgenomen in het Tarievenblad van de netbeheerder (zie website van de netbeheerder).
Zoals artikel 52b van de Gaswet in lijn met de nationale en internationale regels over de bescherming van consumenten bepaalt, moeten de voorwaarden die worden verbonden aan een overeenkomst met een contractspartij die handelt als consument, transparant, eerlijk en vooraf bekend zijn, in elk geval voor het sluiten van de overeenkomst worden verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal. De enkele verwijzing in de ATO naar een op de website van Rendo te vinden Tarievenblad, waarin onder de aanhef "Tarieven voor een (eenmalige) aansluitdiensten" een tarief voor het verwijderen van aansluitingen wordt genoemd, voldoet niet aan die eis. In de ATO zelf wordt niet gesproken over verwijdering van de aansluiting bij opzegging van de ATO. Sterker nog, onder het hoofdje "Uitgangspunten voor deze overeenkomst" wordt met zoveel woorden vermeld dat de dienstverlening bestaat uit "het in stand houden van de bestaande aansluiting(en) en het transporteren van elektriciteit of gas". Dat met in stand houden van de bestaande aansluiting ook wordt bedoeld een (vrij kostbare) verwijdering daarvan, zal de gemiddelde consument niet direct duidelijk zijn. Te minder nu - zoals Rendo zelf stelt - verwijdering in het verleden nauwelijks plaatsvond. De kantonrechter gaat daarom niet mee in de stelling van Rendo dat het opzeggen van de ATO en het verwijderen van de gasaansluiting logisch en onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, dat die verwijdering het sluitstuk van de 'instandhouding' vormt en dat (Consument) met zijn opzegging 'impliciet' opdracht voor die verwijdering heeft gegeven.
2.5. (
Consument) heeft overigens onbetwist gesteld dat ook de (link naar de model-)ATO pas achteraf aan hem is verstrekt. En dat zijn vernietigingsverklaring werkt ten aanzien van alle bedingen waaruit zou voortvloeien dat hij de gevorderde verwijderingskosten verschuldigd is, ook indien dat uit de ATO zelf zou zijn. Dat kan. De mogelijkheid om niet tijdig ter kennis gebrachte bedingen te vernietigen strekt zich immers uit tot alle bedingen die zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen (artikel 6:231 sub a BW). Een uitzondering geldt voor bedingen die de kern van de prestaties aangeven, althans voor zover deze duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Zoals hiervoor overwogen behoort het verwijderen van de gasaansluiting naar oordeel van de kantonrechter niet tot (de kern van) de dienstverlening van Rendo, maar zelfs als dit daartoe wel zou moeten worden gerekend, is in de ATO niet duidelijk en begrijpelijk geformuleerd dat bij opzegging tot verwijdering zal worden overgegaan en dat kosten die daarmee zijn gemoeid, voor rekening van (Consument) komen.
2.6.
Gezien het voorgaande ziet de kantonrechter geen aanleiding om terug te komen op haar oordeel, dat een contractuele basis om de verwijderingskosten aan (Consument) door te berekenen in dit geval ontbreekt. Dat (Consument) tekort is geschoten in de nakoming van de ATO of anderszins onrechtmatig jegens Rendo heeft gehandeld en op die rechtsgrond aansprakelijk kan worden gesteld voor kosten die zij heeft gemaakt, is gesteld noch gebleken.
Aan de opmerking van Rendo dat de netbeheerder bij verzegeling recht houdt om de periodieke tarieven in rekening te brengen voor het in stand houden van de aansluitingen de meetinrichting, wat uiteindelijk voor (Consument) tot hogere kosten zou kunnen leiden, zal verder niet in worden gegaan, nu die vordering niet voorligt.
Wettelijke grondslag
2.7.
Rendo meent zoals gezegd dat (Consument) (ook als de Algemene Voorwaarden niet van toepassing zijn en hij geen - impliciete - opdracht heeft gegeven om de gasaansluiting te verwijderen) op grond van artikel 2.5.1.12 van de Tarievencode Gas gehouden is om de verwijderingskosten te betalen. Zij voert aan dat de Tarievencode Gas een algemeen verbindend voorschrift is van dwingend recht, waaruit zowel voor de netbeheerders als voor hun 'afnemers/contractanten/aangeslotenen/netgebruikers' (hierna verder: aangeslotenen) rechtstreeks verplichtingen voortvloeien.
2.8. (
Consument) heeft gemotiveerd weersproken dat artikel 2.5.1.12 rechtstreeks betalingsverplichtingen voor hem in het leven roept. Volgens (Consument) richt de Tarievencode Gas zich alleen tot netbeheerders en bepaalt deze slechts hóe zij hun tarieven moeten berekenen. Daarnaast ontbeert het artikel volgens hem een wettelijke grondslag: in de Gaswet wordt alleen wordt gesproken over administratieve verplichtingen van de netbeheerder bij verwijdering van meetinrichtingen en komt het woord 'verwijderen' verder niet voor. (Consument) meent verder dat artikel 2.5.1.12 enkel ziet op verwijderingen die op verzoek van de aangeslotene zelf plaatsvinden. Hij wijst op het besluit van de voorganger van de ACM, de Raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de NMa) tot de wijziging van de Tarievencode Gas per 1 januari 2011 (nummer 103133_1/257), waarbij dat artikel is geïntroduceerd en met name op randnummer 87 waarin de NMa overweegt dat hij heeft besloten om: "
(…) toe te staan dat een netbeheerder maat/meerwerk separaat in rekening kan brengen aan een aangeslotene, zij het uitsluitend indien dit gebeurt op nadrukkelijk verzoek van de aangeslotene". Volgens (Consument) is de uitleg die Rendo aan artikel 2.5.1.12 geeft ook in strijd met de nationale en internationale regels inzake consumentenbescherming, die eisen dat voorwaarden vooraf en duidelijk aan een consument ter kennis worden gebracht en van hogere orde zijn.
2.9.
Partijen zijn het er over eens dat de Tarievencode Gas een algemeen verbindend voorschrift is. Dat is ook geoordeeld in de door Rendo aangehaalde uitspraken van de NMa (nummer 101928/22), het CBb (ECLI CBB:2008:BC6761), de rechtbank Arnhem (ECLI:NL:RBARN:2009:BH2604) en het Gerechtshof Arnhem (ECLI:NL:GHARN:2010:
BM4497). Daarmee is echter niet reeds gegeven dat de Tarievencode Gas voor aangeslotenen de verplichting schept om de aan de hand daarvan vastgestelde tarieven te voldoen. Dat is alleen het geval als die verplichting is terug te voeren op een wet in formele zin, in dit geval de Gaswet.
2.10.
Artikel 12a van de Gaswet bepaalt dat de gezamenlijke netbeheerders aan de ACM een voorstel met betrekking tot
de door hen jegens netgebruikers te hanteren tariefstructurenmoeten doen (cursiveringen ktr.). Dat de Tarievencode Gas regels (tariefstructuren) bevat die netbeheerders bij de berekening van hun tarieven jegens netgebruikers in acht moeten nemen, blijkt ook uit artikel 1.1.1. van die code zelf.
Artikel 12a van de Gaswet en de Tarievencode Gas wijken daarmee af van artikel 12b van de Gaswet en de daarop gebaseerde "Technische codes". Artikel 12b spreekt namelijk over de wijze waarop
netbeheerders en netgebruikers zich jegens elkaargedragen. Dat is overigens ook het geval in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998, waarover de door Rendo aangehaalde uitspraak van het CBb van 4 september 2002 gaat (ECLI:NL:CBB:2002: AE8312). Dat de Tarievencode Gas niet hetzelfde karakter heeft als die Technische codes valt ook op te maken uit de toelichting die de ACM op haar website geeft:
Er zijn 3 soorten codes energie:

1.Tarievencodes of tariefstructuren

Dit zijn de regels waarmee netbeheerders de tarieven moeten berekenen voor elke dienst die ze aanbieden. Er zijn aparte tarievencodes voor elektriciteit en gas.

2.Technische codes

Hierin staan de rechten en plichten van netbeheerders en netgebruikers. Deze codes gaan onder meer over:
 aansluiting van afnemers
(…)

3.De informatiecode

Hierin staat hoe bedrijven in de energiesector gegevens mogen en moeten uitwisselen. Bijvoorbeeld bij aan- en afsluiting van consumenten of bedrijven, overstappen of verhuizingen. De informatiecode geldt voor elektriciteit en voor gas.
2.11.
Een en ander neemt niet weg dat de Tarievencode Gas in de verhouding tussen de netbeheerder en de aangeslotene doorwerkt. De code strekt er immers toe dat netbeheerders hun transport-, meet- en aansluitdiensten tegen redelijke, transparante en non-discriminatoire tarieven en voorwaarden verrichten en aangeslotenen kunnen zich op die code beroepen als zij menen dat hun welgevallige regels worden geschonden. Dat was wat de aangeslotene in de hierboven genoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem (zij het zonder succes) deed.
Indien geen prijsafspraken zijn gemaakt, kunnen netbeheerders hun aangeslotenen voorhouden dat de tarieven die zij aan de hand van de Tarievencode Gas hebben berekend en (met toepassing van artikel 81c van de Gaswet) door de ACM zijn goedgekeurd, als 'redelijke en gebruikelijke' vergoeding voor hun diensten in rekening mogen worden gebracht. Dat impliceert weliswaar niet dat die tarieven 'onaantastbaar' zijn en dat het consumentenrecht opzij wordt gezet, maar gezien de manier waarop die tarieven tot stand komen kan als vertrekpunt gelden dat deze redelijk en verschuldigd zijn.
2.12.
De vraag is evenwel of dat ook geldt voor de kosten die gemoeid zijn met het verwijderen van een gasaansluiting, zonder dat de aangeslotene daarom heeft gevraagd.
Artikel 2.5.1.12 (thans artikel 2.9 lid 2) van de Tarievencode Gas bepaalt: "
Bij beëindiging van de aansluitovereenkomst worden eventuele kosten voor het fysiek afschakelen van de aansluiting dan wel het verwijderen van de aansluiting via een eenmalige bijdrage in rekening gebracht bij de "voormalige" aangeslotene, met in achtneming van de systematiek van voorcalculatie zoals beschreven in artikel 2.5.1.15." Volgens de Begrippencode Gas wordt onder 'aangeslotene' verstaan: '
een persoon die beschikt over een aansluiting op een gastransportnet, niet zijnde een netkoppeling, dan wel degene die om een aansluiting heeft verzocht'. Dat kunnen zo bezien meerdere personen tegelijk zijn.
Rendo heeft in de eerste plaats aangevoerd dat aan het verweer van (Consument) dat de Gaswet geen bevoegdheid schept om tariefstructuren voor verwijdering van een aansluiting vast te stellen voorbij kan worden gegaan, omdat de Tarievencode Gas een algemeen verbindend voorschrift is. Dat laatste is echter - zoals hiervoor overwogen - op zichzelf niet voldoende om voor die kosten een betalingsverplichting in het leven te roepen.
Rendo heeft verder gesteld dat de het verweer van (Consument) onjuist is, omdat artikel 12a van de Gaswet bepaalt dat er tariefdragers voor transport, voor de meting en voor de aansluiting inzichtelijk moeten worden gemaakt en het verwijderen van de aansluiting bij beëindiging van de ATO het sluitstuk is van de aansluitdienst die bestaat uit het in stand houden van de aansluiting. Daarnaast heeft zij opgemerkt dat (Consument) de overweging van de NMa bij randnummer 87 uit zijn verband haalt, omdat maatwerk en meerwerk inderdaad op uitdrukkelijk verzoek van een aangeslotene in rekening kan worden gebracht, maar het verwijderen van een gasaansluiting geen van beide is.
2.13.
Om met het laatste te beginnen: de NMa heeft in randnummer 90 van het meergenoemde besluit overwogen: "
Het uitgangspunt van vergelijkbaarheid en transparantie is door de Raad ingevuld door met onderhavig besluit te bepalen dat netbeheerders het wijzigen, verwijderen of fysiek af- of inschakelen van een bestaande gasaansluiting aanbieden op basis van een voorcalculatorische opgave van de kosten(…)" De NMa gebruikt hier de term 'aanbieden' zonder onderscheid te maken tussen wijziging en verwijdering op verzoek of bij beëindiging van de ATO. Bij randnummer 115 is vervolgens overwogen: "
Overeenkomstig hetgeen de Raad heeft overwogen in randnummer 90, bepaalt de Raad bij de artikelen 2.5.1.11, 2.5.1.12 en 2.5.1.13 dat voor het wijzigen, verwijderen en fysiek af- of inschakelen van een bestaande gasaansluiting de netbeheerder een tarief hanteert waarvan hij de hoogte bepaalt op basis van voorcalculatorische kosten."Ook hier wordt dat onderscheid niet gemaakt en in artikel 6.5. lid 1 c van het hierna te bespreken wetsvoorstel STROOM worden de kosten van het wijzigen en het verwijderen van de aansluiting beide geduid als 'maatwerk'. Een en ander lijkt steun te bieden aan het verweer van (Consument), dat de NMa bij de vaststelling van artikel 2.5.1.12 heeft gedacht aan verwijderingen die plaatsvinden op verzoek van de "voormalige" aangeslotene zelf.
2.14.
De tweede vraag is of in artikel 12a van de Gaswet ligt besloten dat kosten voor het (ongevraagd) verwijderen van aansluitingen aan de "voormalige" aangeslotene in rekening kunnen worden gebracht. (Consument) heeft ook dat bestreden.
Artikel 12a van de Gaswet, zoals dat luidde toen (Consument) de ATO in november 2018 beëindigde, bepaalde dat de Tarievencode Gas de elementen en wijze van berekening beschrijft van:
a. het tarief voor transport van gas, met inbegrip van invoer, uitvoer en doorvoer van gas en de het transport ondersteunende diensten ten behoeve van netgebruikers en met inbegrip van de in artikel 10a, eerste lid, met uitzondering van onderdelen d en p, omschreven wettelijke taken,
b. de tarieven waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, onderdeel p, omschreven taak en
c. de tarieven voor meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voor het verzorgen van een aansluiting als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onder a, een aansluitpunt als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onderdeel b, of een aansluiting als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d.
Het doorberekenen van kosten voor de uitvoering van andere wettelijke taken, met name het zorgen voor een veilig gasnet, wordt in artikel 12a van de Gaswet als zodanig niet genoemd: artikel 10a ziet op taken van de landelijke netbeheerder en voor wat betreft het verzorgen van de aansluiting door regionale netbeheerders zoals Rendo wordt onder c slechts verwezen naar artikel 10 lid 6 sub a en b. In dat laatstgenoemde artikel stond tot 1 januari 2020 slechts dat de netbeheerder tot taak heeft om een ieder die daarom verzoekt
te voorzienvan een aansluiting. Per 1 januari 2020 zijn daaraan twee taken toegevoegd, te weten:
"c. aansluitingen te beheren en onderhouden"en
"d. aansluitingen te wijzigen, anders dan het omschakelen van die aansluitingen, of verwijderen, indien de afnemer hierom verzoekt".
Het is dan ook de vraag of de wetgever bij de invoering van artikel 12a van de Gaswet heeft gedacht aan het verwijderen van gasaansluitingen en heeft willen regelen dat eventuele kosten daarvan bij een reguliere beëindiging van de ATO door de "voormalige" aangeslotene moeten worden gedragen. Rendo heeft niet toegelicht waarom zij meent dat dit het geval is. Haar argument dat het verwijderen van de aansluiting een logisch sluitstuk van de aansluitdienst is, is hiervoor reeds 'te mager' bevonden.
2.15.1
Dat laatste klemt temeer omdat de Memorie van Toelichting op het door Rendo genoemde wetsvoorstel STROOM (Kamerstukken II 2014/15 34199, nr. 3) aanwijzingen bevat dat artikel 12a van de Gaswet beperkter moet worden uitgelegd dan Rendo voorstaat. Dat wetsvoorstel, dat er toe strekte om de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 te harmoniseren en te vervangen door één nieuwe wet, is uiteindelijk niet tot wet verheven maar in die toelichting staan een aantal passages die er op duiden dat de Gaswet geen grondslag bevat(te) om kosten van het wijzigen en verwijderen van aansluitingen door te berekenen en dat het de bedoeling was om dit aan te passen en tevens te expliciteren dat de aangeslotene (in het wetsvoorstel aangeduid als 'systeemgebruiker') een betalingsplicht heeft.
Hoofdstuk 6 van het wetsvoorstel, waarin een en ander is verwerkt, luidde - voor zover van belang - als volgt:
Artikel 6.1
1. Een systeembeheerder brengt voor het uitvoeren van zijn wettelijke taken (…):
a. tarieven in rekening die op grond van artikel 6.12 (
artikel 81c Gaswet, ktr.) zijn vastgesteld,
b. vergoedingen in rekening die op grond van artikel 6.13 door de Autoriteit Consument en Markt kunnen worden getoetst,
2. Een systeemgebruiker (…) betaalt aan een systeembeheerder de tarieven, vergoedingen of bedragen die een systeembeheerder op grond van het eerste lid in rekening brengt.
(…)
Artikel 6.5
1. Een systeembeheerder brengt een vergoeding voor maatwerk in rekening voor:
(…)
c. het wijzigen of verwijderen van een aansluiting.
2.15.2
In de Memorie van Toelichting is hierover onder meer het volgende opgemerkt:
7.3
Tariefstructuur
In hoofdstuk 6 van dit wetsvoorstel zijn de bepalingen over de tariefstructuur voor de verschillende systeembeheerders samengebracht. (…) Daarnaast expliciteert dit wetsvoorstel dat systeembeheerders naast tarieven ook vergoedingen in rekening kunnen brengen voor de uitvoering van specifieke taken, wanneer daar niet van tevoren een tarief voor is vastgesteld. (…) Voorbeelden van invullingen van taken waarvoor een vergoeding in rekening kan worden gebracht zijn maatwerkaansluitingen en het verwijderen en wijzigen van aansluitingen. Hiermee wordt een reeds bestaande praktijk wettelijk vastgelegd. Alle tarieven en vergoedingen die door systeembeheerders bij systeemgebruikers in rekening worden gebracht, zullen bij of krachtens de wet moeten worden vastgesteld. (…)
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 6.1
(…)
Het tweede lid bepaalt dat systeemgebruikers aan de systeembeheerders de tarieven, vergoedingen en bedragen ook moeten betalen. Vergelijkbare bepalingen zijn thans opgenomen bij de specifieke taken, zoals in artikel 23, eerste lid, en 24, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, maar niet altijd. Voor de duidelijkheid en eenduidigheid wordt nu voor alle tarieven, vergoedingen en bedragen die door systeembeheerders op grond van het wetsvoorstel in rekening mogen worden gebracht bepaald dat systeemgebruikers ook de plicht hebben deze te betalen. (…)
Artikel 6.5
(…)
In onderdeel c is aanvullend bepaald dat voor het wijzigen en verwijderen van een aansluiting eveneens een maatwerkvergoeding in rekening wordt gebracht. Verplaatsing van een aansluiting wordt geacht onder «het wijzigen van een aansluiting» te vallen.
2.15.3
In het concept-wetsvoorstel STROOM (dat een andere nummering kende) was de in 6.5 sub c bedoelde maatwerkvergoeding nog beperkt tot
"het wijzigen en verwijderen van een aansluiting op verzoek van de aangeslotene zelf". Dit is aangepast nadat de brancheorganisaties voor netbeheerders, Netbeheer Nederland, er tijdens de consultatieronde op had gewezen dat er ook een wettelijke basis moet zijn voor kosten die niet op verzoek van een aangeslotene worden gemaakt (Consultatieverslag wetsvoorstel STROOM, p. 37):
indiener
artikel of
hoofdstuk nr.
opmerking
onderbouwing
reactie EZ
Netbeheer Nederland
6.03
(…) Behalve op verzoek van een aangeslotene moet ook een wettelijke basis bestaan voor het in rekening brengen van kosten voor onder meer het verwijderen / deactiveren van de aansluiting bij bijvoorbeeld fraude, misbruik, onveiligheid, wanbetaling en het ontbreken van een leverancier.
In het vierde lid, onder d, over een vergoeding voor maatwerk voor specifiek het wijzigen of verwijderen van een aansluiting wordt verwezen naar artikel 5.10, vierde lid. Dat is begrijpelijk, met dien verstande dat artikel 5.10, vierde lid, verwijst naar het “op verzoek van de aangeslotene” wijzigen of verwijderen van de aansluiting.
Aangepast
Het wetsvoorstel STROOM is zoals gezegd niet ingevoerd. In plaats daarvan zijn wijzigingen aangebracht in de Gaswet zelf. De ruime omschrijving van artikel 6.5 sub c is in artikel 10 lid 6 sub d. niet overgenomen.
2.16.
Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat Rendo onvoldoende heeft onderbouwd dat er een wettelijke grondslag is om de kosten voor het (ongevraagd) verwijderen van de gasafsluiting aan (Consument) in rekening te brengen.
Dat Rendo op grond van artikel 10 van de Gaswet verplicht is te zorgen voor een veilig gasnet en netverlies moet voorkomen en daarom genoodzaakt is om een aansluiting, waarvan definitief of gedurende een langere tijd geen gebruik meer wordt gemaakt, te verwijderen, leidt niet tot een andere conclusie. (Consument) betwist de noodzaak om over te gaan tot verwijdering, maar ook als die er wel zou zijn volgt daaruit nog niet dat Rendo de verwijderingskosten die zij voor de uitvoering van die wettelijke taak moet maken aan (Consument) in rekening kan brengen. Ook niet indien bedacht wordt dat de meter eigendom is van Rendo en zich in de woning van (Consument) bevindt. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat (Consument) de ATO op ieder gewenst moment mocht opzeggen en daarna (wat Rendo kan controleren) ook geen gebruik meer van de aansluiting heeft gemaakt. Het argument van Rendo dat ook verwijderingskosten door tarieven en vergoedingen moeten worden gedekt is goed te volgen, maar voor het doorberekenen aan een aangeslotene moet een contractuele of wettelijke basis bestaan.
Conclusie
2.17.
De conclusie is dat de vordering van Rendo om (Consument) te veroordelen om de kosten voor het verwijderen van de aansluiting in zijn woning te voldoen, wordt afgewezen. De nevenvorderingen van Rendo, die zien op buitengerechtelijke kosten en vertragingsrente, delen dit lot.
2.18.
De kantonrechter realiseert zich dat haar oordeel afwijkt van beslissingen die in andere zaken zijn gegeven en dat Rendo niet de mogelijkheid heeft om in appel te gaan. Dat komt de rechtseenheid en rechtszekerheid niet ten goede. Zij heeft daarom overwogen om eerst nog prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Het lijkt echter doelmatiger om dat te doen in een zaak waarin eventueel ook vragen over de vernietigbaarheid van de Algemene Voorwaarden om andere redenen dan een ‘te late ter handstelling’ kunnen worden gesteld. Daaraan wordt in deze procedure niet toegekomen, omdat beantwoording daarvan niet nodig is om op de vorderingen van Rendo te kunnen beslissen. De kantonrechter zal dan ook eindvonnis wijzen. Indien Rendo in de toekomst een zaak heeft die zij geschikt acht voor het stellen van prejudiciële vragen over deze kwestie, kan zij dat desgewenst aangeven.
Proceskosten
2.19.
Rendo zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen. Deze worden aan de zijde van (Consument) begroot op € 180,00 voor salaris gemachtigde (2,5 punt maal € 72,00) en € 36,00 voor nakosten (een half punt salaris gemachtigde), te vermeerderen met wettelijke rente als gevorderd.
De beslissing
De kantonrechter:
1. wijst de vorderingen van Rendo af;
2. veroordeelt Rendo tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van (Consument) begroot op € 180,00 aan salaris gemachtigde en € 36,00 aan nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis indien betaling van deze kosten binnen die termijn is uitgebleven;
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2020.
typ/conc: 536/MER
coll: