Uitspraak
beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/173197 / FJ RK 20-540
datum uitspraak: 22 juli 2020
beschikking conflictbehandeling schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[naam], hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
tegen
Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen de GI (gecertificeerde instelling),
gevestigd te Leiden,
gevestigd te Leiden,
betreffende
[naam], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[naam], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het procesverloop
1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 20 mei 2020, ingekomen bij de griffie op
25 mei 2020;
- het schrijven met bijlagen van de GI van 10 juni 2020, ingekomen bij de griffie op
12 juni 2020;
- het schrijven met bijlagen van de GI van 3 juni 2020, ingekomen bij de griffie op
25 juni 2020.
1.2.
Op 9 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door de heer [naam] ;
- mevrouw [naam] en mevrouw [naam] , namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.
2.De feiten
2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
De kinderen verblijven bij [naam accommodatie jeugdhulpaanbieder] te [woonplaats] .
2.3.
Bij beschikking van 27 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 7 december 2020.
2.4.
Bij beschikking van 27 november 2019 is de volgende omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vastgesteld:
- de moeder heeft 3 keer per week 2 uur omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , begeleid door personeel van de instelling waar de kinderen verblijven.
De rechtbank heeft zich niet uitgelaten over telefonische contacten tussen de moeder en de kinderen.
2.5.
De GI heeft op 7 mei 2020 in een schriftelijke aanwijzing de telefonische contacten tussen de met het gezag belaste moeder en de kinderen beperkt. Deze beperking houdt in:
''De belcontacten tussen u en de beide kinderen worden verminderd naar 1 keer per week.''
2.6.
Bij beschikking van 5 juni 2020 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, gevolgd door een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg dan wel een gezinsgerichte voorziening tot 7 december 2020.
2.7.
Bij voornoemde beschikking van 5 juni 2020 is eveneens de beschikking van de kinderrechter van 27 november 2019 gewijzigd, in die zin dat als volgt is beslist ten aanzien van de omgang tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
- de moeder heeft twee keer per week gedurende twee uur begeleide omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (voor zover de geldende regels in verband met bestrijding van het coronavirus daar ruimte voor bieden).
De rechtbank heeft zich ook in de beschikking van 5 juni 2020 niet uitgelaten over telefonische contacten tussen de moeder en de kinderen.
3.Het verzoek
3.1.
De moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek is door en namens de moeder het volgende aangevoerd. De schriftelijke aanwijzing voldoet niet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De schriftelijke aanwijzing is onvoldoende gemotiveerd en daarmee in strijd met het motiveringsbeginsel, zoals volgt uit artikel 3:46 Awb. De noodzaak van de inperking van de omgang wordt niet gemotiveerd. Het is niet duidelijk waarom de beperking het belang van de kinderen dient. De GI maakt niet concreet wat er aan de hand is en welk effect dat heeft op de kinderen. De schriftelijke aanwijzing voldoet evenmin aan het evenredigheidsbeginsel, artikel 3:4 lid 2 Awb. Tot slot is in strijd met artikel 4:8 Awb de ouders niet de gelegenheid geboden om een zienswijze te geven. Vanuit de GI geen gesprek plaatsgevonden met de moeder over de situatie, om te overleggen en te zoeken naar een (andere) oplossing. De moeder heeft met de GI geen contact gehad over de inperking van het belcontact met de kinderen.
3.3.
Naar het oordeel van de gemachtigde van de moeder is de schriftelijke aanwijzing niet in strijd met de jurisprudentie van de Hoge Raad van 14 december 2018. De GI was naar het oordeel van de gemachtigde bevoegd om een schriftelijke aanwijzing af te geven met betrekking tot de contacten tussen de moeder en de kinderen.
4.Het standpunt van de GI
4.1.
De GI heeft ter zitting aangevoerd dat de fysieke omgang tussen de moeder en de kinderen is vastgesteld bij beschikking van 27 november 2019 en is gewijzigd bij beschikking 5 juni 2020. De belmomenten tussen de moeder en de kinderen zijn niet bij beschikking vastgelegd en vullen de fysieke omgangsmomenten aan. De fysieke omgangsmomenten en de belmomenten staan los van elkaar. Het voorgaande maakt dat de GI bevoegd was om een schriftelijke aanwijzing te geven die ziet op (slechts) de belmomenten. De schriftelijke aanwijzing is daarom niet in strijd met de jurisprudentie van de Hoge Raad van 14 december 2018.
4.2.
Daarnaast heeft de GI aangevoerd dat op 28 april 2020 een vooraankondiging is verstuurd naar de (voormalig) advocaat van de moeder, die daarop namens de moeder heeft gereageerd. Het standpunt van de moeder is opgenomen in de schriftelijke aanwijzing. De moeder heeft dus wel de gelegenheid gehad om haar zienswijze kenbaar te maken. Verder is de schriftelijke aanwijzing voldoende gemotiveerd.
5.De beoordeling
5.1.
Blijkens artikel 1:263, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of minderjarige niet instemt met, dan wel onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het hulpverleningsplan of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Ingevolge het tweede lid dienen de met het gezag belaste ouder of ouders en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op te volgen.
5.2.
Op grond van artikel 1:264, eerste lid BW kan op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
5.3.
De kinderrechter overweegt op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting als volgt. Een schriftelijke aanwijzing kan zien op de beperking dan wel de uitbreiding van het contact tussen een ouder en de minderjarige. Een dergelijke aanwijzing kan echter ingevolge de uitspraak van de Hoge Raad van 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2321) een eerdere beschikking van de rechter inzake de omgang niet opzij zetten. In het onderhavige geval is bij beschikking van 27 november 2019 van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, de omgang tussen de moeder en de minderjarigen bepaald. Deze omgangsregeling is vervolgens gewijzigd bij beschikking van 5 juni 2020 van dezelfde rechtbank. De omgang die is bepaald in voornoemde beschikking(en) dient door alle partijen opgevolgd te worden. De GI heeft doordat de kinderrechter een omgangsregeling heeft bepaald niet de bevoegdheid tot het geven van een schriftelijke aanwijzing die ziet op (een verandering of aanvulling van) de omgang, omdat zij daarmee in strijd zou handelen met voornoemde uitspraak van de Hoge Raad. Het gezamenlijk standpunt van de gemachtigde van de moeder en van de GI dat de GI bevoegd is om een schriftelijke aanwijzing af te geven waarin bepaald wordt dat er ook belcontacten zullen plaatsvinden, kan dus niet gevolgd worden. De rechtbank heeft bepaald dat er (alleen) fysieke omgangsmomenten mogen plaatsvinden. Die beslissing laat geen ruimte voor belcontacten. Het wijzigen van de bij beschikking vastgelegde omgangsregeling, waaronder ook uitbreiding valt, is uitsluitend voorbehouden aan de kinderrechter.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing geheel vervallen verklaren. Nu de aanwijzing reeds op die grond vervallen zal worden verklaard, zal op de overige stellingen van partijen niet meer worden ingegaan.
6.De beslissing
De kinderrechter verklaart de schriftelijke aanwijzing van 7 mei 2020 geheel vervallen.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Baken, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2020.
fn: 864