Op 13 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 14 november 2018, waarbij de verdachte met een mes meerdere keren in de nek en rug van het slachtoffer stak. De verdachte, geboren in 1950 en thans gedetineerd, had een langdurige burenruzie met het slachtoffer, wat leidde tot het gewelddadige voorval. Tijdens de zitting op 30 juli 2020 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.P. Plasman, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.
De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij geen opzet had om ernstig letsel toe te brengen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel en dat hij deze kans ook bewust had aanvaard. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van voorbedachte raad, maar oordeelde dat de verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling had gehandeld.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 638 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht, en stelde daarnaast TBS met dwangverpleging vast, gezien de geestelijke stoornissen van de verdachte en het risico op recidive. Het in beslag genomen mes werd verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.