Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 augustus 2020 in de zaak tussen
[verzoekster] , te Groningen, verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
De feiten
Rechtbank Noord-Nederland
Op 19 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een horeca-inrichting in Groningen en de gemeente. De gemeente had op 15 augustus 2020 besloten om de horeca-inrichting aan te wijzen als locatie waar het aan een ieder verboden was om zich te bevinden, met uitzondering van bepaalde personen, op basis van de Noodverordening COVID-19. De horeca-inrichting had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om het besluit te schorsen totdat op het bezwaar was beslist.
Tijdens de zitting op 18 augustus 2020 zijn verschillende getuigen verschenen, en de voorzieningenrechter heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de gemeente bevoegd was om het besluit te nemen, gezien de overtredingen die waren vastgesteld door een toezichthouder. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de horeca-inrichting voor de duur van een week niet onredelijk was, ondanks dat het besluit op bepaalde punten karig was gemotiveerd.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij het belang van de volksgezondheid zwaarder woog dan de financiële belangen van de horeca-inrichting. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Dijkstra, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Veenstra, en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.