Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure in de hoofdzaak en in het incident
- de dagvaarding van WMS Shipping in de hoofdzaak d.d. 31 januari 2017;
- het tussen partijen gewezen verstekvonnis van deze rechtbank van 3 mei 2017, met zaaknummer / rolnummer C/18/175302 HA ZA 17-93;
- de verzetdagvaarding tevens incidentele conclusie van [gedaagde in de hoofdzaak] ;
2.De feiten in het incident
de eerste geldlening), dit in verband met de aankoop door [gedaagde in de hoofdzaak] van onroerend goed in Duitsland. De overeenkomst van geldlening heeft een looptijd tot en met 31 december 2016, is in het Duits opgesteld en vermeldt dat [gedaagde in de hoofdzaak] in [woonplaats 1] woont. WMS Shipping heeft genoemd bedrag op 22 januari 2008 vanaf een Duitse bankrekening aan [gedaagde in de hoofdzaak] overgemaakt, op diens Duitse bankrekening.
de tweede geldlening). De overeenkomst van geldlening heeft een looptijd tot en met 31 december 2016, is in het Duits opgesteld en vermeldt dat [gedaagde in de hoofdzaak] in [woonplaats 1] woont. WMS Shipping heeft voornoemd bedrag op 25 februari 2008 vanaf een Duitse bankrekening aan [gedaagde in de hoofdzaak] overgemaakt, op diens Duitse bankrekening.
de derde geldlening). Ook deze overeenkomst van geldlening heeft een looptijd tot en met 31 december 2016, is in het Duits opgesteld en vermeldt dat [gedaagde in de hoofdzaak] in [woonplaats 1] woont. Deze geldlening is aan [gedaagde in de hoofdzaak] verstrekt voor de verwerving van de aandelen van de heer [voornaam naam 2] [naam 2] (hierna te noemen: [naam 2] ) in WMCO, waarvan de koopprijs € 800.000,- bedroeg. WMS Shipping heeft voornoemd bedrag op 28 mei 2008 vanaf een Duitse bankrekening op verzoek van [gedaagde in de hoofdzaak] rechtstreeks aan [naam 2] overgemaakt.
registration of temporary residence, afgegeven door de Chinese autoriteiten, waarin is vermeld dat zijn
date of arrival at present residence22 december 2016 is en waarin een adres in Shanghai vermeld is.
3.Het verloop van de hoofdzaak
4.Het geschil in het incident
5.De beoordeling in het incident
bis-Vo is dan het gerecht bevoegd waar [gedaagde in de hoofdzaak] toen zijn woonplaats had (alsdan: de Duitse rechter) of, op basis van de bijzondere bevoegdheidsregel van artikel 7 Brussel I
bis-Vo, het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt moet worden uitgevoerd. De plaats van uitvoering is naar Duits recht niet in Nederland gelegen.
bis-Vo worden bepaald. [gedaagde in de hoofdzaak] heeft niet behoorlijk onderbouwd dat hij zijn werkelijk verblijf vanuit [woonplaats 2] (Duitsland) naar Shanghai (China) heeft verplaatst. Verifieerbare stukken waaruit van een dergelijke wijziging blijkt, heeft [gedaagde in de hoofdzaak] niet overgelegd. Verder wijst WMS Shipping in dit verband op de volgende omstandigheden. Betekening van de dagvaarding heeft plaatsgevonden op het laatst bekende adres van [gedaagde in de hoofdzaak] te [woonplaats 2] , terwijl de partner van [gedaagde in de hoofdzaak] , samen met hun beider zoon, in elk geval nog op 14 september 2017 op voornoemd adres woonde. Een hele serie vennootschappen waarvan [gedaagde in de hoofdzaak] bestuurder was, was tot en met augustus 2017 nog ingeschreven in het Duitse Handelsregister en [gedaagde in de hoofdzaak] is de afgelopen jaren meermaals in Duitsland aanwezig geweest in verband met het bijwonen van mondelinge behandelingen in juridische procedures. In november 2019 heeft het Landgericht Lübeck nog een uitspraak gedaan in de procedure tussen WMS Chartering GmbH en [gedaagde in de hoofdzaak] . In deze uitspraak staat als diens woonadres het aan WMS Shipping bekende adres te [woonplaats 2] vermeld.
bis-Vo - waarin is bepaald dat een persoon kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt moet worden uitgevoerd - is de Nederlandse rechter de bevoegde rechter. Om de plaats van uitvoering te bepalen, moet op grond van artikel 4 lid 2 EVO te worden bezien waar de kenmerkende prestatie moet worden verricht, in dit geval verstrekking van de geldleningen door WMS Shipping, die in Nederland is gevestigd. Anders dan [gedaagde in de hoofdzaak] aanvoert, zijn de omstandigheden niet van dien aard dat de onderhavige geldleningen nauwer met Duitsland zijn verbonden als bedoeld in artikel 4 lid 5 EVO. Van belang is de situatie ten tijde van de totstandkoming van de geldleningen. De geldleningen zijn door een Nederlandse vennootschap verstrekt. WMS Shipping participeerde destijds in Nederlandse scheeps-CV's en was volledig aandeelhouder van WMS Scheepvaartprojecten BV. In Duitsland bestonden toen nog slechts enkele gezamenlijke ondernemingen. De onderneming van WMS Shipping werd vanuit Nederland gedreven. WMS Shipping wijst er verder op dat het beroep van [gedaagde in de hoofdzaak] op artikel 4 lid 5 EVO per afzonderlijke geldleningsovereenkomst moet worden beoordeeld. [gedaagde in de hoofdzaak] heeft ten aanzien van geen van deze overeenkomsten voldoende onderbouwd dat deze méér aanknopingspunten met Duitsland dan met Nederland heeft. De terugbetalingsverplichting van [gedaagde in de hoofdzaak] kwalificeert naar Nederlands recht als een brengschuld.
bis-Vo als op basis van artikel 6 Rv. De rechtbank overweegt daaromtrent dat toepassing van de nationale bevoegdheidsregels in plaats van de bevoegdheidsregels van de Brussel I
bis-Vo slechts mogelijk is indien de aangezochte rechter over afdoende aanwijzingen beschikt die de conclusie wettigen dat de verweerder, burger van de Europese Unie, daadwerkelijk buiten het grondgebied van de Europese Unie woont. Bij gebreke van dergelijke afdoende aanwijzingen, dient de aangezochte rechter de bevoegdheidsregels van de Brussel I
bis-Vo toe te passen [1] .
bis-Vo van toepassing is op rechtsvorderingen, zoals de onderhavige, die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015 en dat de onderhavige geldleningen onder het materiële toepassingsgebied ("burgerlijke en handelszaken") van deze verordening vallen. Artikel 4 bepaalt ten aanzien van het formele toepassingsgebied van de verordening dat het uitgangspunt is dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Hieruit volgt dat de rechtsmacht op basis van de verordening getoetst moet worden naar het moment van dagvaarding. Beoordeeld moet worden of de gedaagde op dat moment in een lidstaat van de EU woonde.
bis-Vo voortvloeit dat indien een partij géén woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, het aangezochte gerecht voor de vaststelling of die partij een woonplaats heeft in een andere lidstaat het recht van die lidstaat toepast. Die situatie is in deze zaak aan de orde indien [gedaagde in de hoofdzaak] ten tijde van de inleidende dagvaarding - waarbij hij voor de Nederlandse rechter is gedaagd - in Duitsland woonde. In dat geval dient naar Duits recht te worden beoordeeld of [gedaagde in de hoofdzaak] op 31 januari 2017 nog in Duitsland woonde.
registration form of temporary residencein het geding gebracht, waarin als
date of arrival at present residence
temporary residencein China is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen oordelen dat [gedaagde in de hoofdzaak] zijn woonplaats permanent in China had gevestigd ten tijde van de dagvaarding, mede gelet op de betwisting hiervan door WMS Shipping. Een en ander klemt te meer, nu WMS Shipping bij antwoordconclusie in het incident ook een reeks omstandigheden heeft genoemd (samengevat in rov. 5.4.1.) op grond waarvan ervan uit zou moeten worden gegaan dat [gedaagde in de hoofdzaak] ten tijde van de dagvaarding nog steeds in Duitsland woonde. Deze omstandigheden zijn door [gedaagde in de hoofdzaak] niet althans niet gemotiveerd weersproken en ondersteunen, mede in onderling verband en samenhang bezien, de rechtbank dan ook bij het bereiken van de conclusie dat niet is gebleken dat [gedaagde in de hoofdzaak] zijn woonplaats ten tijde van de dagvaarding daadwerkelijk naar China had verplaatst. Daarvoor vindt de rechtbank ook steun in de omstandigheid dat [gedaagde in de hoofdzaak] , na hierop bij antwoordconclusie in het incident te zijn gewezen door WMS Shipping, bij akte in het incident zijn stellingen omtrent zijn emigratie naar China niet verder heeft onderbouwd. [gedaagde in de hoofdzaak] heeft, hetgeen in geval van een daadwerkelijke emigratie eenvoudig zou moeten zijn, geen enkel nader verifieerbaar bewijs overgelegd van permanente vestiging in China ten tijde van de inleidende dagvaarding. Opvallend is ook dat [gedaagde in de hoofdzaak] in de procedure bij het Landgericht Lübeck in 2018/2019 kennelijk op het woonadres te [woonplaats 2] is opgeroepen en vervolgens in deze procedure is verschenen. Nu [gedaagde in de hoofdzaak] onvoldoende aan zijn stelplicht in dezen heeft voldaan, is nadere bewijslevering van zijn kant ter zake zijn permanente woonplaats ten tijde van de dagvaarding niet aan de orde.
bis-Vo ook formeel van toepassing is.
bis-Vo dient [gedaagde in de hoofdzaak] in beginsel voor de Duitse rechter opgeroepen te worden. Uit artikel 5 van de Brussel I
bis-Vo volgt dat afwijking van deze hoofdregel slechts mogelijk is op grond van de regels die zijn neergelegd in de afdelingen 2 tot en met 7 (de artikelen 7 tot en met 26) van hoofdstuk II van de Brussel I
bis-Vo. Zodoende is de vraag aan de orde of sprake is van een van de hoofdregel afwijkende bevoegdheid op grond waarvan de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen van WMS Shipping kennis te nemen.
bis-Vo bepaalt dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De betreffende verbintenis is in het onderhavige geval de verplichting tot terugbetaling van de geldleningen.
Haeger & Schmidtheeft het HvJ EU geoordeeld dat de rechter in dat verband moet nagaan of gelet op alle omstandigheden van het bij hem aanhangige geding dient te worden afgestapt van de oplossing waartoe hij onder artikel 4 lid 2 EVO is gekomen [5] . Volgens het Hof (in rov. 48) moet de rechter daartoe de banden vergelijken die bestaan tussen de overeenkomst en, enerzijds, het land waar de partij die de kenmerkende prestatie verricht op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar gewone verblijfplaats heeft, en anderzijds, een ander land waarmee deze overeenkomst nauw verbonden is. Verder heeft het Hof (in rov. 49) overwogen dat de rechter een algehele beoordeling moet maken van alle objectieve elementen die kenmerkend zijn voor de contractuele verhouding en uitmaken welk element of welke elementen volgens hem van het grootste belang zijn [6] .
assets. Daar staan echter tegenover de door WMS Shipping genoemde omstandigheden dat WMS Shipping - de verstrekker van de geldleningen - een Nederlandse vennootschap is, die haar bedrijfsactiviteiten ten tijde van het sluiten van de leningen bovendien grotendeels richtte op de financiering van Nederlandse ondernemingen, dat veel Duitse vennootschappen waarbij [naam 1] en [gedaagde in de hoofdzaak] betrokken zijn of waren ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten van geldlening nog niet bestonden, dat WMS Shipping ten tijde van de overeenkomsten 100% aandeelhouder was van de in Nederland gevestigde vennootschap WMS Scheepvaartprojecten BV, gevestigd te Groningen, en dat WMS Shipping feitelijk ook vanuit Groningen opereerde (mede via Navigia Shipmanagement BV).
zodanig veel nauwermet Duitsland dan met Nederland waren verbonden dat het rechtsvermoeden van artikel 4 lid 2 EVO hiervoor moet wijken. De plaats van uitvoering van de verbintenis tot terugbetaling van de geldleningen is daarmee onverminderd Nederland.
bis-Vo bevoegd om kennis te nemen van het geschil. De door [gedaagde in de hoofdzaak] opgeworpen exceptie van onbevoegdheid treft dus geen doel.
6.De beoordeling in de hoofdzaak
21 oktober 2020voor het nemen van een conclusie aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak] als hiervoor onder 6.1. is weergegeven;