ECLI:NL:RBNNE:2020:3500

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
18/830173-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval op coffeeshop met geweld en diefstal

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een coffeeshop op 12 augustus 2019. De verdachte, geboren in 1963 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. N.A. Heidanus, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij hij een mes gebruikte om de medewerker van de coffeeshop te bedreigen en te verwonden. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden, getuigenverklaringen en DNA-onderzoek, waaruit bleek dat het DNA van de verdachte op de achtergelaten spullen in de coffeeshop was aangetroffen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij niet de dader was en dat de spullen door iemand anders waren achtergelaten. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de gevolgen voor de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werd de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de benadeelde partij bevolen, terwijl de vordering van de benadeelde partij voor immateriële schade niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830173-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 oktober 2020 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
1 oktober 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2019 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten 482,- euro) en/of weed en/of joints, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het ten overstaan van die [slachtoffer] zeggen: "Dit is een overval" en/of "Geld" en/of (vervolgens) tonen van een mes en/of
- het steken met een mes in de arm(en) van die [slachtoffer] en/of
- het slaan (met een mes) op het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het slaan en/of stompen in het gezicht van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is het volgende aangevoerd. Verdachte heeft ontkend dat hij de persoon is die de overval heeft gepleegd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat een ander onbekend gebleven persoon de overval heeft gepleegd en dat verdachte dus niet degene is die op de camerabeelden is te zien. Twee maanden voor de overval zou een tas van verdachte zijn gestolen uit de tent waarin hij op dat moment verbleef. In deze tas zaten de pet, de zonnebril en het mes die in de coffeeshop zijn achtergebleven. Deze spullen moeten door iemand anders zijn meegenomen naar en achtergelaten in de coffeeshop. Dit zou het DNA-materiaal van verdachte verklaren op de achtergebleven spullen. Indien de rechtbank het daderschap van verdachte wel bewezen acht, beroept verdachte zich op noodweer dan wel noodweerexces.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 augustus 2019, opgenomen op pagina 22 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019213279 (onderzoek NN2R019091-PEKING) van 10 oktober 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 12 augustus 2019 omstreeks 21:40 uur was ik aan het werk bij [benadeelde partij] gelegen aan het [straatnaam] te Groningen. Er kwam een donkere man, met een donkere doek over zijn hoofd en een donkere bril binnen en zegt: “overval.” Hij had eerst ook een bril op zijn hoofd. Hij gooide de bril weg. Daarna liep hij door achter de balie en ik wou hem achter de balie wegslaan. Halverwege zag ik pas dat deze man een mes bij zich had en begon te steken. Hij wou vluchten en ben de man vervolgens tegemoet gekomen. Hij heeft ongeveer vijf bakken met wiet meegenomen. Hij heeft ook drie bakken met kant en klare wietjoints meegenomen. Daarnaast is de kassalade nog meegenomen met de inhoud. Hij sprak een beetje met een accent “dit is e overval”, hij riep daarna “geld.” Het was net alsof er iets zilverkleurigs in zijn gebit zat. In mijn rechterarm heeft hij mij gestoken met het mes. Het zijn twee steekplekken. De bovenste hoofdwonden zijn gelijmd en de armen zijn gehecht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 augustus 2019, opgenomen op pagina 28 van het dossier van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 14 augustus 2019 heb ik telefonisch contact gehad met aangever [slachtoffer] . Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat er in totaal honderdvijfenzeventig (175) gram aan wiet en vierhonderdtweeëntachtig (482) euro mist.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2019, opgenomen op pagina 29 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
[benadeelde partij] bleek te zijn voorzien van verschillende bewakingscamera's. Deze camerabeelden zijn direct na de overval aan mij ter beschikking gesteld. Ik zag dat de tijdstippen op de camerabeelden 15 minuten 'voor' liepen op de werkelijke tijd. In dit proces-verbaal omschrijf ik samengevat wat is vastgelegd door de camera’s die binnen aanwezig zijn.
22:04:42 uur. Noot verbalisant: Werkelijke tijd betreft 21.49 uur.
Dader komt de coffeeshop binnen. Aangever [slachtoffer] staat achter de balie.
22:04:46 uur. De dader neemt de zonnebril van zijn hoofd en legt deze op de balie.
22:04:47 uur. Dader loopt achter de balie.
22:04:50 uur. De dader slaat met zijn rechterhand op het hoofd van [slachtoffer] . In zijn rechterhand heeft de dader een mes vast. Het lemmet steekt aan de duimzijde uit terwijl hij [slachtoffer] met de pinkzijde meerdere malen op zijn hoofd slaat.
22:04:58 uur. [slachtoffer] wordt door de dader naar achter geduwd.
22:04:59 uur. Het moment dat [slachtoffer] naar achteren geduwd wordt. Hierbij is het mes met het blauwe heft duidelijk zichtbaar in de rechterhand van de dader.
22:05:02 uur. Het mes valt uit de handen van de dader.
22:05:11 uur. [slachtoffer] ligt achterover in de kelder. De dader pakt een gele tas onder de balie.
22:05:15 uur. De dader neemt vervolgens meerdere bakjes met softdrugs weg.
22:05:34 uur. De dader pakt de kassalade van de balie weg.
22:05:41 uur. De dader draagt opvallende zwart/witte schoenen. Tevens is te zien dat de dader een kaal voorhoofd heeft en een donkere snor en baard.
22:05:42 uur. De dader geeft [slachtoffer] een vuistslag in zijn gezicht.
22:05:44 uur. De dader verlaat de coffeeshop met een tas en de kassalade.
22:06:22 uur. [slachtoffer] blijkt op meerdere plekken gewond te zijn en te bloeden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2019, opgenomen op pagina 29 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik ben als wijkagent al jaren werkzaam in de binnenstad van Groningen. Ik heb op 28 juli 2019 twee keer met [verdachte] gesproken en hem duidelijk in zijn gezicht kunnen zien. Ook eerder deze afgelopen maanden heb ik [verdachte] gezien, op diverse locaties in de binnenstad van Groningen. [verdachte] is een herkenbare verschijning voor wat betreft zijn uiterlijk (gezicht) en zijn doen en laten. Ik heb de bewegende beelden van de overval op de [benadeelde partij] op 13 augustus 2019 bekeken. Ik herkende deze verdachte voor honderd procent als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik herkende hem aan zijn gebit, aan zijn onderkaak en uiteindelijk ook aan zijn gezicht.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [straatnaam] Groningen) van 26 augustus 2019, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 13 augustus 2019 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] te Groningen. Op de bar lag een zonnebril. De bril werd door mij veiliggesteld en voorzien van het SIN AANA6015NL. Op de vloer achter de balie zag ik een mes liggen. Het mes werd door mij veiliggesteld en voorzien van het SIN AANA6019NL. Op de vloer achter de bar werd door mij een baseball pet aangetroffen. Deze pet werd door mij veiliggesteld en voorzien van het SIN AANA6014NL.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitslag sporenonderzoek van 11 december 2019, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Het mes was voorzien van het SIN AANA6019NL. In het laboratorium werd dit mes bemonsterd op humane biologische sporen. Dit monster werd voorzien van het SIN AANI8449NL. De pet was voorzien van het SIN AANA6014NL. In het laboratorium werd de pet bemonsterd op humane biologische sporen. Dit monster werd voorzien van het SIN AANI8445NL. De bril was voorzien van het SIN AANA6015NL. In het laboratorium werd de bril bemonsterd op humane biologische sporen. Dit monster werd voorzien van het SIN AANI8448NL.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2019.10.29.245, van 19 november 2019, los bijgevoegd bij bovengenoemd dossier, opgemaakt door dr. C.J. van Dongen, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend:
Politie Eenheid Noord-Nederland heeft verzocht de drie door hen aangeleverde bemonsteringen te onderwerpen aan een DNA-onderzoek en de DNA-profielen te vergelijken met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van wie het DNA in de bemonsteringen afkomstig kan zijn.

Tabel 1: Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek

SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AANI8445NL#01
(binnenrand pet thv het voorhoofd)
DNA-profiel van een man
[verdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AANI8448NL#01
(gehele bril, behalve bruikbare dactysporen)
DNA-profiel van een man
[verdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AANI8449NL#01
(heft mes)
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen
[verdachte] en minimaal twee onbekende personen
Zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

Voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van verdachte [verdachte] en DNA-mengprofiel AANI8449NL#01 zijn de volgende aannames gedaan:
  • Bemonstering AANI8449NL#01 bevat DNA van drie personen;
  • De onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan verdachte [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AANI8449NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het daderschap van verdachte volgt uit de beschrijving van de dader door aangever, de beschrijving van de camerabeelden, de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 2] en het DNA-materiaal van verdachte op de achtergelaten spullen in de coffeeshop.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de herkenning door verbalisant [verbalisant 2] , nu zij verdachte kent vanuit haar hoedanigheid als wijkagent en zij verdachte voor 100% zegt te hebben herkend op de bewegende camerabeelden. Daarbij komt dat ook verdachte heeft aangegeven dat hij verbalisant [verbalisant 2] kent.
De verklaring van verdachte dat hij niet de persoon is die op de camerabeelden is te zien en dat de achtergebleven pet, zonnebril en het mes met daarop zijn DNA-materiaal door iemand anders zijn achtergelaten, acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig. De rechtbank betrekt bij dat oordeel mede dat verdachte deze verklaring pas ter terechtzitting, dus ruim 13 maanden na de pleegdatum, heeft gegeven. Dat verdachte niet eerder over de gestolen tas heeft verklaard, omdat hij boos zou zijn om het feit dat hij ten onrechte is verdacht dan wel dat hij er niet aan heeft gedacht om dit te verklaren, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Geen noodweer(exces)
De rechtbank is van oordeel dat het voorwaardelijke beroep op noodweer dan wel noodweerexces niet kan slagen, nu dit verweer feitelijke grondslag mist. Uit de aangifte en de camerabeelden blijkt dat het verdachte is geweest die de aanval op het slachtoffer heeft ingezet, door direct bij binnenkomst in de coffeeshop aan te geven dat het een overval betrof en door aangever direct te slaan en te steken met een mes. Hieruit volgt dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 augustus 2019 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten 482,- euro) en weed en joints, toebehorende aan [benadeelde partij] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het ten overstaan van die [slachtoffer] zeggen: "Dit is een overval" en "Geld" en vervolgens tonen van een mes en
- het steken met een mes in de arm van die [slachtoffer] en
- het slaan (met een mes) op het hoofd van die [slachtoffer] en
- het stompen in het gezicht van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Hij heeft met betrekking tot de hoogte van de gevangenisstraf verwezen naar twee soortgelijke zaken, waarbij - na aftrek van de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling - een netto straf van respectievelijk 30 en 32 maanden resteert.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring - gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft daarbij opgemerkt dat de eis van 4 jaren hoog is, gelet op het uitgangspunt van 3 jaren volgens de oriëntatiepunten van het LOVS.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het pro-Justitiarapport van het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, d.d. 8 september 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft - kennelijk uit winstbejag - een coffeeshop overvallen en daar geld en een hoeveelheid verdovende middelen buitgemaakt. Verdachte heeft zich ondanks het verzet van de aanwezige medewerker van de coffeeshop de toegang weten te verschaffen tot de buit. Hij is achter de bar gedrongen en heeft de medewerker met geweld verjaagd. Hij heeft daarbij een mes gehanteerd. Dit heeft erin geresulteerd dat de medewerker in de kelder is gevallen.
Zelfs nadat de medewerker was teruggekomen in de coffeeshop en de overvaller heeft geslagen met een stofzuigerstang, is verdachte doorgegaan met de uitvoering van de overval. Hij heeft de medewerker nog een stomp gegeven en is vervolgens verdwenen, met medeneming van de buit.
De medewerker heeft door al het geweld flink letsel opgelopen aan zijn oog, zijn arm en zijn hoofd. Hij is na afloop van de overval afgevoerd naar het ziekenhuis, waar een aantal wonden gehecht is. Uit de camerabeelden blijkt bovendien dat het niet veel had gescheeld of verdachte had de medewerker in de hoofd- of halsstreek geraakt, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Een andere medewerker is tijdens de overval zo bang geweest dat zij zich heeft opgesloten in de wc in de kelder, waar zij angstige minuten heeft beleefd.
Een feit als dit leidt, behalve tot schade en letsel, doorgaans ook tot gevoelens van onmacht en onveiligheid bij direct betrokkenen. Er is geen reden om aan te nemen dat dit hier anders is. Maar de gevolgen reiken verder dan dat: ook bij andere ondernemers en in de maatschappij in het algemeen kan dit soort criminaliteit gevoelens van angst en onveiligheid teweeg brengen.
Het feit rechtvaardigt, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank hoe dan ook een langdurige gevangenisstraf, waarbij op grond van de oriëntatiepunten van het LOVS een gevangenisstraf van drie jaren als uitgangspunt heeft te gelden.
De rechtbank neemt in strafverhogende zin in aanmerking dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens vermogens- en geweldsdelicten.
Daar komt ook nog bij dat verdachte tot op heden geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn brutale daad. Na een lange tijd van zwijgen heeft verdachte ter zitting een ongeloofwaardig verhaal opgedist en vooral met een beschuldigende vinger naar anderen - politie, justitie en hulpverlening - gewezen.
De route naar eventuele hulpverlening in een justitieel kader heeft hij eigenhandig afgesneden door zijn medewerking aan rapportage over zijn persoon te weigeren.
Gelet op al hetgeen hiervoor is benoemd vindt de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend en geboden.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen geldbedragen moeten worden verrekend met de toe te wijzen schadevergoeding van de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het aangetroffen geldbedrag kan worden teruggegeven aan de coffeeshop.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen geldbedragen ter hoogte van € 306,22 en € 35,80 moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [benadeelde partij] . Uit het dossier volgt dat verdachte een geldbedrag van € 482,-- heeft weggenomen uit de coffeeshop en dat verdachte slechts enkele uren later is aangehouden, terwijl hij de in beslag genomen geldbedragen bij zich had. De rechtbank acht daarom aannemelijk dat dit geld afkomstig is uit de coffeeshop.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.840,-- ter vergoeding van materiële schade en € 3.500,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schade kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de vordering met betrekking tot het immateriële deel niet kan worden toegewezen. Daarbij heeft hij overwogen dat het, ondanks het ontbreken van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, duidelijk is dat de vordering is ingediend door de eigenaar van de coffeeshop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, dan wel dat het gevorderde bedrag sterk dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de stukken bevindt zich geen uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, zodat niet vastgesteld kan worden of de vordering door een daartoe bevoegd persoon is ingediend. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak geldt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggaveaan [benadeelde partij] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen ter hoogte van € 306,22 en € 35,80.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. J. Edgar, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2020.