ECLI:NL:RBNNE:2020:3742

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
18/720249-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en poging tot afpersing op treinstation met geweld en bedreiging

Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en poging tot afpersing. De zaak vond plaats in Leeuwarden, waar de verdachte op 25 december 2019 samen met een mededader meerdere personen heeft benaderd en gedwongen tot de afgifte van geld en sigaretten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dreigen met geweld en het daadwerkelijk toepassen van geweld tegen de slachtoffers, die zich op dat moment in de stationshal bevonden. Tijdens de zitting op 5 juni 2020 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, wat leidde tot een duidelijke en ondubbelzinnige bekentenis. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zelf als bewijs zijn gebruikt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het feit dat de verdachte geen eerder strafblad had. De rechtbank heeft ook het reclasseringsadvies in overweging genomen, waaruit bleek dat de kans op recidive laag is. De rechtbank heeft besloten geen taakstraf op te leggen, omdat de verdachte impulsief heeft gehandeld en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720249-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 juni 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juni 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of zijn mededader en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (een) sigaret(ten) en/of geld, in elk geval van (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, in vereniging met zijn mededader, althans alleen,
- die [slachtoffer 1] (die zich op een bankje in de stationshal van het treinstation, aldaar bevond) tot zeer dicht nabij heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer 1] te kennen heeft gegeven -zakelijk weergegeven- "geef mij je geld of anders doe ik je wat", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en/of
- ( vervolgens) toen die [slachtoffer 1] probeerde weg te komen, die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of heeft geslagen/gestompt en/of heeft geschopt/getrapt, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, en/of
- ( daarbij/vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft toegeroepen "geld, geld" en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] wegliep hem achterna is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (een) sigaret(ten) en/of geld, in elk geval (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te
doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer 1] (die zich op een bankje in de stationshal van het treinstation, aldaar bevond) tot zeer dicht nabij heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer 1] te kennen heeft gegeven -zakelijk weergegeven- "geef mij je geld of anders doe ik je wat", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en/of
- ( vervolgens) toen die [slachtoffer 1] probeerde weg te komen, die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of heeft geslagen/gestompt en/of heeft geschopt/getrapt, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, en/of
- ( daarbij/vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft toegeroepen "geld, geld" en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] wegliep hem achterna is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] (die zich in of nabij het tunneltje van het treinstation, aldaar bevond) heeft gedwongen tot de afgifte van (een) sigaret(ten), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte in vereniging met zijn mededader, althans alleen,
- die [slachtoffer 2] tot zeer dicht nabij heeft benaderd en/of
- ( daarbij/vervolgens) die [slachtoffer 2] min of meer heeft ingesloten en/of
- die [slachtoffer 2] tegen zijn lichaam heeft geduwd/gedrukt, waardoor die [slachtoffer 2] (deels) ten val kwam en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en die [slachtoffer 2] te kennen heeft gegeven dat hij, verdachte, en/of zijn mededader -zakelijk weergegeven- (een) sigaret(ten) van hem wilde(n) en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- als hij/zij die sigaret(ten) niet kre(e)g(en), die [slachtoffer 2] klappen zou krijgen, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) sigaret(ten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte in vereniging met zijn mededader, althans alleen,
- die [slachtoffer 2] tot zeer dicht nabij heeft benaderd en/of
- ( daarbij/vervolgens) die [slachtoffer 2] min of meer heeft ingesloten en/of
- die [slachtoffer 2] tegen zijn lichaam heeft geduwd/gedrukt, waardoor die [slachtoffer 2] (deels) ten val kwam en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en die [slachtoffer 2] te kennen heeft gegeven dat hij, verdachte, en/of zijn mededader -zakelijk weergegeven- (een) sigaret(ten) van hem wilde(n) en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- als hij/zij die sigaret(ten) niet kre(e)g(en), die [slachtoffer 2] klappen zou krijgen, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman zijn geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1. primair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019341475 van 6 februari 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant].
Ten aanzien van feit 2. primair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019341475 van 6 februari 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 25 december 2019 te Leeuwarden in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en zijn mededader wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1], in vereniging met zijn mededader,
- die [slachtoffer 1], die zich op een bankje in de stationshal van het treinstation bevond, tot zeer dicht heeft benaderd en
- die [slachtoffer 1] te kennen heeft gegeven -zakelijk weergegeven- "geef mij je geld of anders doe ik je wat", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- vervolgens toen die [slachtoffer 1] probeerde weg te komen, die [slachtoffer 1] heeft geduwd en heeft geschopt, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, en,
- daarbij die [slachtoffer 1] heeft toegeroepen "geld, geld" en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] wegliep, hem achterna is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op 25 december 2019 te Leeuwarden in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2], die zich in het tunneltje van het treinstation bevond, heeft gedwongen tot de afgifte van sigaretten, toebehorende aan die [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte in vereniging met zijn mededader,
- die [slachtoffer 2] tot zeer dicht heeft benaderd en
- vervolgens die [slachtoffer 2] min of meer heeft ingesloten en
- die [slachtoffer 2] tegen zijn lichaam heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en die [slachtoffer 2] te kennen heeft gegeven dat hij, verdachte en zijn mededader sigaretten van hem wilden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. primair afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft matiging van de strafmaat bepleit door te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het weliswaar -strikt genomen- ernstige strafbare feiten betreft, maar dat ze in de uitvoering relatief meevielen. Voorts wijst de raadsman er op dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een blanco strafblad had en waren het voorarrest en de daaropvolgende schorsing -waarin verdachte verplicht was een enkelband te dragen- zeer ingrijpend voor hem. Hierdoor heeft hij zijn straf reeds gevoeld. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte zijn leven op orde heeft en dat begeleiding niet nodig is. Een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft daarom geen toegevoegde waarde, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door reclassering Nederland d.d. 20 mei 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 mei 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan afpersing en een poging daartoe. Na een avondje stappen zijn verdachte en zijn mededader naar het treinstation gegaan, omdat ze voornemens waren met de trein naar huis te gaan. Op en rond het station hebben ze in zeer korte tijd vervolgens meerdere personen lastig gevallen door sigaretten en/of geld te eisen en (getracht) de afgifte van deze goederen af te dwingen door dreigend zeer dicht op deze personen te gaan staan, hen te duwen en zelfs eenmaal door een persoon te schoppen. Twee personen hebben aangifte gedaan, maar uit het dossier blijkt dat meerdere personen zich door het gedrag van verdachte en zijn mededader onveilig voelden. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij meerdere personen heeft lastig gevallen. Na het zien van de camerabeelden, waarop het gedrag van verdachte en zijn mededader duidelijk zichtbaar is, is hij geschrokken en heeft hij verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en hij erkent wat heeft gedaan. Hij kan het zich naar eigen zeggen echter niet herinneren door zijn alcoholgebruik van die avond.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de strafbare feiten en de gevoelens van onveiligheid die deze feiten in de maatschappij veroorzaken, een gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat verdachte in maart 2020 een strafbeschikking heeft gehad voor het rijden onder invloed van drugs. Deze zaak had gelijktijdig met de onderhavige zaak kunnen worden afgedaan.
Verdachte staat sinds zijn schorsing onder toezicht van de reclassering. Volgens de reclassering heeft verdachte geen noemenswaardige problemen en wordt de kans op recidive ingeschat als laag. De reclassering ziet daarom geen noodzaak om het toezicht voort te zetten. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met een voorwaardelijk deel als stok achter de deur.
De rechtbank neemt dit advies over en zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van 200 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om naast deze straf een taakstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte weliswaar ernstige strafbare feiten heeft gepleegd, maar dat hierbij geen sprake was van een vooropgezet plan en dat sprake lijkt te zijn impulsief handelen, hetgeen de rechtbank afleidt uit het feit dat verdachte en zijn mededader in een tijdspanne van minder dan 10 minuten meerdere personen hebben benaderd in het volle zicht van camera's. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen en dat hij tijdens zijn schorsing bijna drie maanden de beperkingen van een enkelband heeft moeten ondergaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 120 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juni 2020.