ECLI:NL:RBNNE:2020:3795

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
C/18/197026 / HA ZA 20-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van projectadministratie en bewijsstukken in faillissementszaak

In deze zaak vordert de curator, Cornelis Hendrik Johannes van der Maas, afgifte van diverse bescheiden van de gedaagde, een besloten vennootschap gevestigd te Ter Apel, in het kader van het faillissement van Faberstukadoors B.V. De curator stelt dat de gedaagde een oneigenlijke doorstart heeft gemaakt met de gefailleerde onderneming en dat hij bewijsstukken nodig heeft om de schade voor de gezamenlijke schuldeisers te kunnen vaststellen. De rechtbank heeft de procedure in het incident ex artikel 843a Rv behandeld, waarbij de curator om inzage in de projectadministratie, facturen, personeelsgegevens, bedrijfsauto's en bankafschriften heeft verzocht. De rechtbank oordeelt dat de curator rechtmatig belang heeft bij de gevraagde stukken en dat er geen sprake is van een fishing expedition. De rechtbank wijst de vordering van de curator grotendeels toe, met uitzondering van de loonstroken, en bepaalt dat de gedaagde de gevraagde bescheiden moet overleggen over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/197026 / HA ZA 20-19
Vonnis in incident van 4 november 2020
in de zaak van
CORNELIS HENDRIK JOHANNES VAN DER VAN DER MAAS
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
HODN I B.V.,
kantoorhoudende te Haren (Gn),
eiser in de hoofdzaak en in het incident ex artikel 843a Rv,
verweerder in het incident ex artikel 224 Rv,
advocaat mr. P.C. van der Maas te Haren (Gn),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Ter Apel,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident ex artikel 843a Rv,
eiseres in het incident ex artikel 224 Rv,
advocaat mr. M.M.J. Arts te Groningen.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident ex artikel 224 Rv van 8 april 2020;
  • het antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van 22 april 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident ex artikel 843a Rv.

2.De feiten in het incident

2.1.
De heer [naam 1] is de enig onmiddellijk bestuurder van Faberstukadoors B.V. (hierna: Faberstukadoors) en [gedaagde] . SRD Beheer B.V. is van beide vennootschappen de enig aandeelhouder. Enig bestuurder van SRD Beheer B.V. is [naam 1] . Enig aandeelhouder van SRD Beheer B.V. is Stichting Administratiekantoor SRD Beheer, waarvan [naam 1] eveneens de bestuurder is.
2.2.
Bij verzoekschrift van 29 augustus 2019 hebben de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de bouwnijverheid en Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra het faillissement van Faberstukadoors aangevraagd.
2.3.
Op 3 september 2019 heeft Faberstukadoors haar statutaire naam gewijzigd in HODN I B.V.
2.4.
Bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland (Groningen) van 1 oktober 2019 is Faberstukadoors in staat van faillissement verklaard en is mr. A.L. Goederee benoemd tot rechter-commissaris en is verzoeker aangesteld als curator.

3.De beoordeling

in het incident tot het overleggen van bescheiden ex artikel 843 a Rv
3.1.
De curator heeft bij incident in de dagvaarding gevorderd om op de daarin genoemde gronden [gedaagde] te veroordelen tot het overleggen van:
a. De volledige projectadministratie van [gedaagde] , althans de projectadministratie van [gedaagde] vanaf 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019, althans de projectadministratie van [gedaagde] voor zover de projecten niet op of omstreeks 1 oktober 2019 waren afgerond, daaronder begrepen een overzicht aan de hand waarvan kan worden gecontroleerd of de overgelegde stukken compleet zijn;
b. Alle door [gedaagde] in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 oktober 2019 verzonden facturen, alsmede alle facturen die na 1 oktober 2019 zijn verzonden die betrekking hebben op projecten die reeds op 1 oktober 2019 waren afgerond maar nog niet waren gefactureerd, althans alle facturen die door [gedaagde] in de periode van 1 augustus 2019 tot 1 oktober 2019 zijn verzonden die betrekking hebben op projecten die door Faberstukadoors zijn aangenomen, maar door [gedaagde] zijn gefactureerd alsmede de facturen die na 1 oktober 2019 zijn verzonden voor projecten van Faberstukadoors die op 1 oktober 2019 al waren afgerond maar nog niet waren gefactureerd;
c. Een overzicht van alle personeelsleden van [gedaagde] , althans een overzicht van alle personeelsleden van [gedaagde] die vanaf week 34 van 2019 loon van [gedaagde] hebben ontvangen, alsmede de loonstroken van die personeelsleden;
d. Een overzicht van alle bedrijfsauto's;
e. Alle bankafschriften van de bankrekeningen van [gedaagde] over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019, althans de bankafschriften van bankrekeningnummer [bankrekening]
Daarnaast vordert de curator om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het incident.
3.2.
De curator legt artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) aan de vordering in dit incident ten grondslag en voert ter onderbouwing het volgende aan. De curator verwijt [gedaagde] een oneigenlijke doorstart te hebben gemaakt met Faberstukadoors. Beide vennootschappen - [gedaagde] en Faberstukadoors - worden door dezelfde persoon bestuurd en de aandelen in beide vennootschappen worden door dezelfde rechtspersoon gehouden. Daarnaast voert [gedaagde] de handelsnaam Faberstukadoors en vermeldt zij "
Faberstukadoors B.V." op haar facturen. Deze oneigenlijke doorstart kwalificeert als een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers, die daardoor schade hebben geleden bestaande uit het niet kunnen verkopen van Faberstukadoors en het verdelen van de waarde hiervan. De curator stelt dat hij niet beschikt over de ter zake relevante bewijsstukken om de schade die de gezamenlijke schuldeisers hierdoor lijden, dan wel hebben geleden, te begroten. Deze stukken zijn wel in het bezit van [gedaagde] . Alvorens de curator zijn vordering kan onderbouwen en aan zijn vordering tot schadevergoeding een bedrag kan koppelen, dient hij over de door hem gevraagde informatie zoals genoemd onder rov. 3.1 te beschikken.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert om bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - de curator niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen in het incident, dan wel deze af te wijzen als zijnde ongegrond, met veroordeling van de curator in de kosten van de incidentele procedure en met bepaling dat deze kosten in rang boven dat van het salaris van de curator komen. Ter onderbouwing van haar verweer voert [gedaagde] aan dat er sprake is van een fishing expedition zijdens de curator en dat artikel 843a Rv daar niet voor bedoeld is. Bovendien staat nog niet vast dat de curator enige bewijsopdracht heeft. Daarnaast stelt [gedaagde] dat de bestuurder van HODN I al allerlei informatie heeft gegeven die de curator in dit incident vordert. Daarnaast betwist [gedaagde] dat er activiteiten zijn overgenomen, enkel het project [naam 2] is - op verzoek van [naam 2] - door [gedaagde] voortgezet en dit project was verlieslatend. Ook zijn er nauwelijks schuldeisers in het faillissement. [gedaagde] heeft daarnaast geen projectadministratie, maar leent personeel uit op urenbasis. Ook zijn er geen projecten die door HODN I zijn aangenomen en door [gedaagde] uitgevoerd. Het overleggen van een lijst met alle personeelsleden is in strijd met de privacywetgeving.
3.4.
De rechtbank oordeelt in algemene zin als volgt. Een verzoek tot verstrekking van afschrift van stukken op grond van artikel 843a Rv dient aan een drietal cumulatieve vereisten te voldoen. Degene die het verzoek aanhangig maakt, moet (1) een rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel daarvan, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden, (3) de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarbij verzoeker partij is. Verder dient degene van wie afschrift van stukken wordt gevraagd deze stukken tot zijn beschikking of onder zijn berusting te hebben. Wanneer aan deze vereisten is voldaan, is het verzoek in beginsel toewijsbaar, tenzij er sprake is van gewichtige redenen of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. De hiervoor genoemde vereisten dienen ter voorkoming van zogeheten "fishing expeditions". In het algemeen kan van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a lid 1 Rv reeds sprake zijn indien degene die afschrift verlangt dat stuk niet tot zijn beschikking heeft maar wel bekend is met het bestaan ervan en dat stuk in de procedure zou willen overleggen. Voldoende is dat het desbetreffende stuk relevant kan zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer. Artikel 843a Rv dient er niet toe om stukken op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat die mogelijk in de procedure van pas zouden kunnen komen.
3.5.
De rechtbank stelt voorop dat de onderhavige vordering van de curator ziet op afgifte door [gedaagde] aan de curator van een groot aantal bescheiden en stelt vast dat de curator met betrekking tot de bescheiden waarvan hij afgifte verlangt in z’n algemeenheid heeft gesteld dat hij over deze stukken dient te beschikken om de te vorderen schade in de hoofdzaak te kunnen vaststellen en onderbouwen. [gedaagde] voert als verweer dat er sprake is van een fishing expedition en dat de vordering om die reden moet worden afgewezen. De rechtbank oordeelt echter dat er in het onderhavige geval geen sprake is van een fishing expedition, nu de curator voldoende gemotiveerd heeft gesteld waar de vordering in de hoofdzaak op ziet. Daarmee is het rechtmatig belang gegeven. De stelling van Meerdering over de gang van zaken bij het project [naam 2] , doet hier naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan. Dat er weinig schuldeisers in het faillissement van Faberstukadoors zouden zijn, maakt ook niet dat de curator geen rechtmatig belang heeft. Met betrekking tot het door [gedaagde] gevoerde verweer dat de curator reeds over stukken beschikt die hij in deze procedure vordert, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] niet althans onvoldoende concreet heeft gemaakt over welke stukken dit zou gaan. Tegen de overige in artikel 843a Rv gestelde eisen, heeft [gedaagde] geen specifiek verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom hierna achtereenvolgens de verschillende vorderingen beoordelen.
Projectadministratie
3.6.
Gelet op de gemotiveerde stelling van de curator dat hem gebleken is dat meerdere voor Faberstukadoors bestemde betalingen (wegens door Faberstukadoors aangenomen werk) aan [gedaagde] zijn gedaan, acht de rechtbank de stelling van [gedaagde] dat zij in het geheel niet over projectadministratie beschikt ongeloofwaardig. Uit het in de hoofdzaak overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt ook niet dat de activiteiten van Meerdering beperkt zijn tot het uitzenden en detacheren van personeel. De rechtbank is van oordeel dat het opvragen van de gehele projectadministratie te ver gaat en ziet aanleiding om de periode waarover [gedaagde] de projectadministratie dient te overleggen te beperken tot de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019, namelijk de twee maanden voor en de twee maanden na het faillissement. Tevens is [gedaagde] enkel gehouden om de projectadministratie te overleggen die ziet op projecten die afkomstig zijn van de gefailleerde B.V.
Facturen
3.7.
Ook met betrekking tot de facturen ziet de rechtbank aanleiding om de periode waarover [gedaagde] deze dient te overleggen te beperken tot de periode 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019 en dient [gedaagde] enkel de facturen te overleggen die verband houden met projecten die afkomstig zijn van Faberstukadoors.
Overzicht personeelsleden en loonstroken
3.8.
De curator vordert - samengevat - afgifte van een overzicht van alle personeelsleden van [gedaagde] , alsmede de loonstroken van die personeelsleden. [gedaagde] voert als verweer dat het overleggen van een overzicht van alle personeelsleden in strijd is met de privacy. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat [gedaagde] een beroep doet op een gewichtige reden. De rechtbank is echter van oordeel dat [gedaagde] haar verweer, anders dan door wederom te verwijzen naar de fishing expedition van de curator waarover reeds is geoordeeld dat daar geen sprake van is, op geen enkele wijze heeft onderbouwd. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de curator een rechtmatig belang heeft bij een overzicht van de personeelsleden, althans voor zover het gaat om de personen die vanaf week 34 van 2019 loon van [gedaagde] hebben ontvangen. Daarentegen ziet de rechtbank aanleiding om de vordering tot het overleggen van de salarisstroken af te wijzen, nu de curator zijn belang hierbij onvoldoende heeft onderbouwd.
Overzicht bedrijfsauto's
3.9.
Nu [gedaagde] geen specifiek verweer heeft gevoerd tegen de afgifte van een overzicht van de bedrijfsauto's, zal de rechtbank de afgifte hiervan toewijzen.
Bankafschriften
3.10.
Nu [gedaagde] geen specifiek verweer heeft gevoerd tegen de afgifte van bankafschriften over de periode 1 augustus 2019 tot 1 december 2019, zal de rechtbank de afgifte hiervan toewijzen.
Proceskosten
3.11.
De slotsom is dat de vordering in het incident grotendeels zal worden toegewezen. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten in het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident ex artikel 843a Rv
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om afgifte te verstrekken aan de curator van:
a. de projectadministratie van [gedaagde] over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019, doch uitsluitend voor zover die ziet op projecten die afkomstig zijn van Faberstukadoors;
b. de door [gedaagde] in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019 verzonden facturen, doch uitsluitend voor zover die zien op projecten die afkomstig zijn van Faberstukadoors;
c. een overzicht van alle personeelsleden van [gedaagde] die vanaf week 34 van 2019 loon van Meerdering hebben ontvangen;
d. een overzicht van alle bedrijfsauto's;
e. alle bankafschriften van de bankrekeningen van [gedaagde] over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019;
4.2.
verklaart het vonnis in incident tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofzaak
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 december 2020voor conclusie van antwoord;
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2020.
typ: 711