ECLI:NL:RBNNE:2020:3948

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
18/930092-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen van decoders door zelfstandig ondernemer na waarschuwing van politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zelfstandig ondernemer die zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van 339 decoders. De verdachte had in de periode van 1 september 2016 tot en met 14 september 2017 decoders verworven van een particulier, die later bleek te zijn betrokken bij oplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tekortgeschoten was in zijn onderzoeksplicht naar de herkomst van de decoders, vooral omdat hij drie maanden voor de aankopen door de politie was gewaarschuwd over het kopen van grote hoeveelheden decoders van een particulier. Ondanks dat de verdachte ontkende te weten dat de decoders van misdrijf afkomstig waren, oordeelde de rechtbank dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/930092-19
Vonnis van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam] [woonplaats],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 november 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. Wurpel, advocaat te 's-Hertogenbosch. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 14 september 2017, te Drunen en/of Meppel en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten een decoder of Humax mediabox/recorder (in totaal ongeveer 340 stuks),
althans enig voorwerp, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen in de variant van het schuldwitwassen. Uit de aangifte namens Ziggo en de overige inhoud van het dossier blijkt dat de door medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte verkochte decoders zijn verkregen door middel van oplichting.
Verdachte is, als zelfstandig ondernemer, tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht naar de herkomst van de door medeverdachte [medeverdachte] aan hem verkochte decoders. Het enkele stellen van een vraag over de herkomst van de decoders, onderzoek op Google en social media en een telefoongesprek is daarvoor niet voldoende. Hij heeft aldus aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.
Hierbij is van belang dat van verdachte als ondernemer zaken doet met een particulier die hij niet persoonlijk kent en met wie hij in contact is gekomen via marktplaats. Gelet op de hoeveelheid geleverde decoders gedurende een jaar had van verdachte verwacht mogen worden dat hij meer onderzoek naar de herkomst van deze decorders van een particulier zou doen. Temeer nu verdachte drie maanden daarvoor, in april 2016, door de politie als verdachte is gehoord in een vrijwel identieke zaak, waarbij het ook ging om het kopen door verdachte van een grote hoeveelheid van dezelfde decoders als ten laste gelegde van een particulier genaamd ‘[naam 2]’.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Niet is gebleken dat verdachte wist van de illegale herkomst van de aan hem door [medeverdachte] geleverde goederen, zodat vrijspraak moet volgen van het impliciet primair ten laste gelegde (gewoonte)witwassen.
Evenmin is er sprake van schuldwitwassen, nu verdachte geen redelijk vermoeden had dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig waren. Er is geen sprake van tekortschieten in een onderzoeksplicht. Verdachte heeft immers per e-mail en telefonisch navraag gedaan bij medeverdachte [medeverdachte] over de herkomst van de voorwerpen, waarbij verdachte tot de conclusie is gekomen dat medeverdachte [medeverdachte], net als verdachte zelf, als tussenpersoon handelde in deze voorwerpen. Het is voorts gebruikelijk dat tussenpersonen hun bron niet noemen en de prijs van de voorwerpen was marktconform. Daarbij is een transparante administratie bijgehouden en betaling is telkens verricht per bank. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn betoog verwezen naar ECLI:RBROT:2020:9682.
Het oordeel van de rechtbank
Voorwerpen afkomstig uit enig misdrijf.
Op 28 november 2017 heeft [naam 1] namens Ziggo aangifte gedaan van oplichting. [1] Uit de aangifte blijkt dat op 31 mei 2017 intern melding is gemaakt dat regelmatig retourpost is ontvangen op naam van [medeverdachte]. Vooral in de omgeving van Meppel is veel post retour ontvangen omdat de aangeschreven persoon niet woonachtig is op het adres waarop de aanvraag is ontvangen. Er volgt nader onderzoek naar alle klanten met de achternaam [medeverdachte]. Uit dit onderzoek blijkt dat er veel bestellingen [2] zijn gedaan op naam van [medeverdachte] met verschillende adressen in Meppel en omgeving, maar ook in andere regio’s. Telkens is sprake van fictieve identiteitsgegevens of gegevens van derden. Het adres, de voorletters, geboortedatum en geslacht zijn fictief en niet van [medeverdachte]. De opgegeven rekeningnummers bij de bestellingen zijn evenmin van [medeverdachte]. De (internet [3] ) bestellingen betreffen telkens een kabelabonnement met twee decoders en twee simkaarten. De pakketten zijn veelal niet bezorgd op het aanvraag adres, maar opgehaald van een afhaallocatie. Bij een bestelling krijgt een klant een e-mail met een track&trace nummer van PostNL, zodat het mogelijk is om via de site van PostNL de afhaallocatie te wijzigen. [4]
Het IP adres van medeverdachte [medeverdachte] komt ’ongeveer vijftig keer voor in het door aangever gedane onderzoek over de IP-adressen die gebruikt zijn voor de gedane bestellingen bij Ziggo. [5]
Op 30 mei 2018 zijn in de woning van verdachte [medeverdachte] in het zelfde strafdossier in Meppel 24 digitale ontvangers (Humax Irhd-5300c) aangetroffen. [6] Daarnaast zijn 18 dozen met een opdruk van Ziggo aangetroffen. [7] Op deze dozen zitten adresstickers met daarover stickers met de tekst “her routering”. De pakketten staan allemaal op naam van [medeverdachte] met verschillende initialen. De oorspronkelijke adressen blijken allemaal van woningen die op Funda.nl te koop worden aangeboden. [8]
De getuige Knipmeijer heeft verklaard dat het hem (als postbezorger voor het distributiecentrum van PostNL) is opgevallen dat er veel pakketten van Ziggo op naam van [medeverdachte] (met verschillende initialen) worden afgeleverd bij diverse afhaalpunten in Meppel. [9]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat op vraag van de politie bij [bedrijf] in Meppel onderzoek is gedaan naar bonnen en afhaalbewijzen op naam van [medeverdachte] in het PostNL systeem. De datums en tijdstippen van uitgifte zijn gecontroleerd met de camerabeelden en het blijkt steeds te gaan om dezelfde persoon, een man, die de pakketten van Ziggo ophaalt. [10]
De getuige [getuige 2] (bedrijfsleider bij [bedrijf] in Meppel) heeft verklaard dat een persoon (een man) met een rijbewijs op naam van [medeverdachte] ongeveer twee of drie keer week pakketten ophaalt van Ziggo. De pakketten hebben altijd een her routering sticker. Een collega van de getuige heeft de geboortedatum op het rijbewijs van [medeverdachte] onthouden en dat zou zijn 27 september 1970. De getuige heeft de man omschreven als een grote (fors, stevig gebouwde) kalende man van ongeveer 1.85 meter lang, gebruik makend van een scooter. De getuige heeft voorts verklaard dat haar collega haar vertelde dat deze man op 13 november 2017 een pakketje kwam ophalen en toen een broek droeg met de opdruk “Scania”. [11]
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt genoegzaam dat de verdachte [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van Ziggo.
Uit de bijschrijvingen op rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van de verdachte [medeverdachte] [12] en de verklaring van verdachte [13] blijkt dat de verdachte [medeverdachte] vanaf september 2016 gedurende een jaar 339 Humax 5300c decoders heeft verkocht aan verdachte voor 35 euro per stuk.
De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of verdachte wist dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat de door hem van de verdachte [medeverdachte] gekochte voorwerpen afkomstig waren van misdrijf.
Witwassen ex artikel 420bis Sr.
Verdachte heeft ontkend dat hij wist dat de door hem van de verdachte [medeverdachte] gekochte voorwerpen afkomstig waren van misdrijf. Uit het dossier blijkt niet van feiten of omstandigheden waaruit afgeleid kan worden dat verdachte dit wel wist. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het impliciet primair ten laste gelegde (gewoonte)witwassen.
Schuldwitwassen ex artikel 420quater Sr.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij, als zelfstandig ondernemer, een advertentie had op Marktplaats voor het aankopen van Humax 5300c decoders. Eerder heeft verdachte honderden van dergelijke decoders gekocht van ene ‘[naam 2]’. Achteraf bleken die decoders van misdrijf afkomstig. Verdachte is in die zaak in april 2016 door de politie gehoord.
Vervolgens is verdachte in september 2016 via Marktplaats benaderd door de verdachte [medeverdachte]. Aanvankelijk heeft verdachte 15 dozen in twee maanden tijd gekocht van de verdachte [medeverdachte]. Daarna heeft de verdachte [medeverdachte] hem 10 decoders aangeboden. Toen heeft verdachte onderzoek ingesteld omdat hij, vanwege zijn eerdere ervaringen met ‘[naam 2]’, wilde weten of het eerlijke handel was. Verdachte heeft bij de verdachte [medeverdachte] per mail (die het pseudoniem [naam 3] in zijn e-mail naam gebruikt) en later ook telefonisch navraag gedaan over de herkomst van de decoders. Verdachte heeft verklaard dat hij de indruk kreeg dat de verdachte [medeverdachte] een tussenpersoon was, omdat hij de bron van de decoders niet wil noemen hetgeen in het handelsverkeer gebruikelijk is. Ook heeft verdachte via internet en social media onderzoek gedaan naar de persoon [medeverdachte]. Verdachte heeft verklaard dat het in orde leek en hij een goed gevoel had bij de verdachte [medeverdachte], mede vanwege de transparante overboekingen per bank. Ook de prijs van de decoders was marktconform. Verdachte heeft verklaard dat hij de decoders aan verschillende personen heeft doorverkocht. [14]
Het ten laste gelegde schuldwitwassen vereist schuld (in de zin van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen) ten aanzien van de omstandigheid dat het voorwerp van misdrijf afkomst is. Verdachte moet in die mate hebben tekortgeschoten in de op hem rustende onderzoeksplicht, dat hij met de voor schuldwitwassen vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, als zelfstandig ondernemer, drie maanden voorafgaand aan het handelen met de verdachte [medeverdachte], was gewaarschuwd door de politie over het kopen van dergelijke voorwerpen in grote hoeveelheden van een particulier (toen ‘[naam 2]’) die van misdrijf afkomstig bleken te zijn. Verdachte was vanwege deze eerdere zaak en als zelfstandig ondernemer een extra gewaarschuwd man. Het had voor hem daarom niet geheel ondenkbaar moeten zijn dat particulieren zich bezighouden met het verkopen van dergelijke hoeveelheden van misdrijf afkomstige decoders.
Het per e-mail vragen naar de legale herkomst (waarop enkel een bevestigend antwoord op kwam zonder nadere toelichting) van decoders en het daarop voeren van een enkel telefoongesprek met een voor hem onbekend persoon acht de rechtbank in dit geval niet aan te merken als het doen van voldoende onderzoek. Verdachte heeft gesteld dat hij de indruk kreeg dat de verdachte [medeverdachte] een tussenhandelaar was, maar dit is hem niet daadwerkelijk verteld en hij heeft hier ook niet expliciet naar gevraagd. Ook zijn door verdachte geen concrete omstandigheden genoemd waaruit afgeleid kan worden dat de verdachte [medeverdachte] een tussenpersoon zou zijn. Het enkele niet noemen van de bron van herkomst de decoders is daartoe immers onvoldoende, nu dit juist voor verdachte reden zou moeten zijn om nader onderzoek te doen.
De rechtbank overweegt voorts dat uit niets blijkt dat het voor een particulier, niet zijnde een tussenpersoon, gebruikelijk is om dergelijke grote hoeveelheden van honderden (nieuwe) decoders voorhanden te hebben. In dit geval is de gestelde marktconform betaalde prijs minder doorslaggevend, nu de grote hoeveelheid decoders in één jaar tijd aangeboden door een particulier redengevend zijn geweest voor het moeten doen van onderzoek naar de herkomst van de decoders.
Het verweer dat verdachte een transparante boekhouding heeft gevoerd en middels bank aan medeverdachte [medeverdachte] heeft betaald, doet niets af aan de op hem rustende onderzoeksplicht ten aanzien van de herkomst van de decoders. Kenmerkend voor witwassen is immers dat door het handelen van verdachte mogelijk wordt gemaakt dat de illegale herkomst van voorwerpen wordt verhuld en aldus een legale herkomst aan illegaal verkregen voorwerpen wordt gegeven.
Concluderend heeft verdachte in een jaar tijd 339 decoders gekocht van een voor hem onbekende particulier en heeft daarvoor aan die particulier € 11.913,65 betaald. Zoals hiervoor uiteengezet is verdachte door aldus te handelen in dier mate tekortgeschoten in de op hem rustende onderzoeksplicht dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen ten aanzien van de herkomst van deze voorwerpen. Aldus acht de rechtbank het ten laste gelegde in de zin van schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 september 2016 tot en met 14 september 2017, in Nederland, meermalen,
telkens van voorwerpen, te weten een decoder (Humax mediabox/recorder) in totaal ongeveer 340 stuks,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Een geheel voorwaardelijke straf doet recht aan de ouderdom van het feit, aan het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld, aan de feiten en omstandigheden van het geval en aan verdachtes persoonlijke omstandigheden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van goederen, te weten 339 decoders (Humax/mediaboxen/recorders), in een periode van een jaar. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich onvoldoende kritisch heeft opgesteld en zonder voldoende onderzoek heeft geprofiteerd van de door de verdachte [medeverdachte] gepleegde strafbare feiten. Verdachte heeft door zijn handelen mogelijk gemaakt dat deze [medeverdachte] lange tijd strafbare feiten heeft gepleegd en een afzetmarkt had over de illegaal verkregen goederen. Door illegale goederen op de legale markt te brengen werkte verdachte mee aan verhulling van criminele activiteiten en inkomsten daaruit.
Documentatie.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie van 7 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Straf.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 80 uur als door de officier van justitie is geëist passend en geboden. De rechtbank zal deze echter geheel voorwaardelijk opleggen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, hij niet eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk strafbaar feit en de ouderdom van het feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2020.

Voetnoten

1.Pagina 65.
2.Pagina’s 85 tot en met 90.
3.Pagina 75.
4.Pagina’s 70 tot en met 73 en 195.
5.Pagina 91.
6.Pagina’s 26 tot en met 33.
7.Pagina’s 50 en 106.
8.Pagina’s 109 en 110.
9.Pagina 96.
10.Pagina 131.
11.Pagina’s 133 en 134.
12.Pagina’s 99 tot en met 103.
13.Pagina’s 177 en 178.
14.Pagina’s 177, 178 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 november 2020.