ECLI:NL:RBNNE:2020:3959
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Veroordeling wegens opzettelijk aanwezig hebben van afval van synthetische drugsproductie met betrekking tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 2 november 2020, waarbij een bedrag van € 24.000 werd gevorderd. Dit bedrag was gebaseerd op de veronderstelling dat de veroordeelde betrokken was bij de productie en handel in MDMA, wat zou leiden tot wederrechtelijk verkregen voordeel. De behandeling vond plaats op 6 november 2020, waar de officier van justitie en de raadsman van de verdachte de vordering hebben betwist. De officier van justitie stelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de drugshandel, en de raadsman vroeg om afwijzing van de vordering.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de rechtbank was dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de ten laste gelegde feiten. Daarom heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.