ECLI:NL:RBNNE:2020:4131

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
18/730039-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen, bedreiging en verboden wapenbezit in Leeuwarden

Op 17 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 13 maart 2020 in Leeuwarden betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte is veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, medeplegen van bedreiging en medeplegen van verboden wapenbezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, een confrontatie had gepland met het slachtoffer, waarbij geweld werd gebruikt en vuurwapens werden getrokken. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast moet de verdachte schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van getuigen, camerabeelden en chatgesprekken die de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten bevestigden. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en medeverdachte betrouwbaar, en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730039-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 juni 2020, 11 september 2020 en 03 november 2020.
Verdachte is ter zitting van 03 november 2020 verschenen, bijgestaan door mr. A.M.D Naarden, advocaat te 's-Gravenhage. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Leeuwarden openlijk, te weten, op of aan of bij de Auke Stellingwerfstraat en/of de Kalverdwarsstraat en/of het Cambuursterpad, in elk geval op of aan of bij een of meer openbare weg(en), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een of meer goed(eren) te weten [slachtoffer] en/of een (personen)auto (van het merk Ford, type Ka) door tezamen en in vereniging aldaar
- zich te verzamelen op of aan of bij een of meer van voornoemde openbare weg(en) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of
- een of meer (vuur)wapen(s) af te vuren/schieten in de richting, althans in het bijzijn, van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] (te voet) te achtervolgen (met medeneming van (die) een of meer (vuur)wapen(s)) en/of
- met een hamer een of meer ruit(en) van de/een auto (van die [slachtoffer] ), te weten een (witte) (personen)auto (van het merk Ford, type Ka), te vernielen en/of (daarbij)
- die [slachtoffer] en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) de woorden toe te voegen: "Pak hem" "Pak hem" en/of "Pak aan" en/of "Kankerneger" en/of "Je gaat er aan kankerneger";
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Je gaat er aan kankerneger" en/of "Ik zei toch jij gaat rennen!" en/of (daarbij) (vervolgens)
- een of meer vuurwapen(s), meermalen, althans eenmaal, af te vuren/schieten in de richting, althans het bijzijn, van die [slachtoffer] , en/of (daarbij)
- die [slachtoffer] (te voet) te achtervolgen (met medeneming van (die) een of meer (vuur)wapen(s));
3.
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
A.
meerdere, althans een, wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens
en munitie, te weten
- een pistool van het merk FN (type 1910) van het kaliber 7,65 en/of
- een revolver van het merk BBM (type Olympic 38) van het kaliber .22, zijnde
(elk) een vuurwapen(s) in de vorm van een pistool en/of een revolver,
voorhanden heeft gehad (en zulks terwijl een of meer eerdergenoemd(e) feit(en)
met voornoemd(e) vuurwapen(s) van categorie III zijn begaan) en/of
B.
- munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen (van het merk CCI, Mini Mag - Hollow Point), van het kaliber .22 LR en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 kogelpatronen (van het merk Fiocchi, FMJ, van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de aangifte, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , de verklaringen van de buurtbewoners, de beschrijving van de beelden in het dossier en de weergave van de chatgesprekken van verdachte en zijn medeverdachten het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De broer van verdachte was initiatiefnemer en medeorganisator. De verklaring van aangever vindt op verschillende punten ondersteuning in het dossier. Verdachte heeft vooraf afspraken gemaakt en ook heeft hij vooraf in een appgesprek gesproken over het meenemen van wapens. Verdachte heeft met zijn medeverdachten 2,5 uur in de auto op weg naar Leeuwarden gezeten, waar zij voorafgaand aan het incident medeverdachte [medeverdachte 1] nog hebben ontmoet. De officier van justitie gaat er dan ook vanuit dat verdachte en de medeverdachten op de hoogte waren van de aanwezigheid van de wapens.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1., 2. en 3. A en B ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt niet dat er geweld tegen aangever is gebruikt. De verklaring van aangever dat dit zou zijn gebeurd, wordt niet ondersteund in het dossier. Ook voor het afschieten/vuren van een vuurwapen in de richting of bijzijn van aangever is geen bewijs in het dossier. Dit geldt ook voor de stelling dat aangever te voet is achtervolgd met medeneming van vuurwapens. Het vernielen van de ruit door medeverdachte [medeverdachte 2] was een op zichzelf staande handeling van [medeverdachte 2] die alleen aan hem kan worden toegerekend. Ten aanzien van feit 2. heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet duidelijk is wie de bedreigende woorden uitspreekt en ook blijkt niet dat die bewoordingen door verdachte zijn geuit. Zoals hiervoor is aangegeven is er ook geen bewijs voorhanden dat een vuurwapen is afgevuurd/geschoten in de richting van aangever en ook niet voor het feit dat aangever zou zijn achtervolgd met medeneming van die vuurwapens. Met betrekking tot feit 3. heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er in het dossier geen bewijs is voor ondersteuning van de bewering van medeverdachte [medeverdachte 2] dat verdachte degene was die het tasje met daarin de wapens voorhanden heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, ten aanzien van het ten laste gelegde het volgende vast.
Op vrijdag 13 maart 2020 vindt er een schietpartij plaats in de Auke Stellingwerfstraat te Leeuwarden, ter hoogte van [huisnummer] . De verbalisanten die ter plaatse komen treffen een witte Ford Ka aan met twee ronde inslagplekken van circa 12 mm doorsnee in de voorruit. Het raam aan de bestuurderszijde is verbrijzeld en in de zijruit achter de bestuurderszijde zit een gat. [2] [3]
Aangever [slachtoffer] (hierna aangever) heeft bij de politie het volgende verklaard. Hij heeft een relatie gehad met [naam 1] , de huidige vriendin van [medeverdachte 1] . Aangever en zijn ex hebben samen een dochtertje. Aangever ontvangt dreigende appjes van [medeverdachte 1] . Op
12 maart 2020 ontvangt aangever van [medeverdachte 1] onder andere het bericht: "ik ga vrijdag [naam 2] naar jou brengen. Ik ga jou laten rennen." [4] Op vrijdag 13 maart 2020 omstreeks 16.00 uur gaat aangever naar de woning van zijn (ex-)schoonmoeder aan de Auke Stellingwerfstraat [huisnummer] in Leeuwarden, om zijn dochtertje te bezoeken. Hij parkeert zijn auto, een witte Ford Ka, in de Auke Stellingwerfstraat . [5] Rond 20.00 uur is het bezoek afgelopen. Aangever verlaat de woning en stapt in zijn auto. Voordat hij kan wegrijden, komt een auto aanrijden, die hem blokkeert. Er stapt iemand uit de auto, die naar de auto van aangever loopt. Aangever ziet dat het [medeverdachte 1] is, die hij kent als ‘ [naam 3] ’, de nieuwe vriend van zijn ex. [medeverdachte 1] doet de portier van de auto van aangever open en geeft aangever twee vuistslagen in zijn gezicht. Aangever stapt vervolgens uit en slaat [medeverdachte 1] hard terug. Hierdoor valt [medeverdachte 1] op de grond, waarna er nog vier andere personen aan komen. Aangever herkent verdachte als ‘ [naam 4] ’, een broertje van [medeverdachte 1] , en de vader van verdachte met een hond. Hij ziet dat het broertje een pistool uit zijn broeksband haalt en op hem richt. ‘ [naam 4] ’ is de bijnaam van [verdachte] . Aangever gaat achter zijn auto zitten. Dan ziet hij dat de vader van verdachte ook een pistool heeft en het aan [medeverdachte 1] geeft. Aangever rent weg. Hij wordt achtervolgd en ziet dat in ieder geval [medeverdachte 1] en zijn vader achter hem aanrennen. Aangever hoort het geluid van drie of vijf schoten. [6] Het pistool van verdachte was een kleiner model zwart pistool, kleiner dan een pistool van de politie. Het pistool dat de vader van verdachte aan [medeverdachte 1] geeft was ook zwart en net zo groot als een pistool van de politie. [7]
Naar aanleiding van de schietpartij stelt de politie een buurtonderzoek in en worden camerabeelden bekeken en beschreven. Hieruit blijkt dat tussen 18.43 uur en 18.49 uur een man met een hond heen en weer loopt in de Auke Stellingwerfstraat . De man kijkt verdacht om zich heen. Rond 18.55 uur wordt een op een Seat Cordoba gelijkende auto geparkeerd in de Auke Stellingwerfstraat [8] [9] Rond 19.00 uur staat een zilvergrijze-goudkleurige auto van het merk VW Passat, met stationair lopende motor, onhandig geparkeerd in de Kalverdwars-straat. De auto staat met de voorkant richting de Auke Stellingwerfstraat . Achter het stuur zit een licht getinte man. [10] Rond 19.56.30 uur wordt gebonk en geschreeuw gehoord. Er is beweging bij de blauwe geparkeerde Seat en er rennen drie personen in de richting van de Kalverdwarsstraat. Rond 19.56.43 uur roept een mannenstem: "pak aan" en "kankerneger". Rond 19.56.45 uur is er een knal, gelijkend op het schot van een (hand)vuurwapen. Rond 19.56.49 uur is er weer een mannenstem. Er wordt geroepen: "vuile kutneger" gevolgd door een knal, gelijkend op het schot van een (hand)vuurwapen. [11] Buurtbewoners horen omstreeks 20.00 uur dat er op straat wordt geschreeuwd: "pak hem, pak hem", direct gevolgd door twee knallen. Het klinkt als pistoolschoten. [12] [13] [14] Rond 19.56.50 rent een (vluchtende) persoon door de Auke Stellingwerfstraat . Rond 19.56.53 uur wordt er geroepen: "jij gaat dood kankerneger". Rond 19.56.54 uur rennen drie personen en een hond achter de (vluchtende) persoon aan. Ze rennen allemaal in de richting van het Cambuursterpad. Rond 19.56.56 komt een vierde persoon eveneens richting Cambuursterpad rennen. De laatste, of één na laatste, heeft een vuurwapen in zijn hand. Rond 19.57.00 staat er een persoon aan de bestuurderszijde van de geparkeerde Seat. Rond 19.57.06 uur komt nog een vijfde persoon aanrennen. Hij stapt rond 19.57.27 uur met een hond rechts in de geparkeerde Seat. Er zit inmiddels ook een bestuurder in de Seat. De verlichting gaat aan en de Seat met daarin drie personen rijdt weg. [15] [16]
Op de kruising van de Auke Stellingwerfstraat met de Kalverdwarsstraat staat een auto met draaiende motor, zonder inzittenden, midden op de weg stil. De auto staat met de neus richting de Tjerk Hiddesstraat. [17] [18] Rond 19.57.27 komen er twee personen (terug) rennen uit de richting van het Cambuursterpad en ze rennen richting Kalverdwarsstraat. [19] [20] [21] Eén van de twee stapt in aan de bestuurderszijde van de op de kruising stilstaande grijze auto. De andere jongen loopt richting een naastgelegen geparkeerde witte Ford Ka en slaat tegen het voorraam en twee of drie keer hard tegen het raam aan de bestuurderszijde. Het raam aan de bestuurderszijde wordt ingeslagen. Vervolgens gaat de jongen ook naar de op de kruising stilstaande grijze auto. Hij stapt in aan de bijrijderszijde, waarna de auto wegrijdt in de richting van de Cammingastraat. [22] [23] [24]
De politie gaat op zoek naar de verdachten. Op 13 maart 2020 omstreeks 21:50 uur wordt aan de Aldlânsdyk te Leeuwarden medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Hij heeft geen telefoon bij zich heeft. Aan de hand van een telefoontap op telefoonnummer [telefoonnummer] , met een abonnement op naam van [medeverdachte 1] , blijkt dat deze telefoon tot 24 maart 2020 om 02:48 uur gebruik heeft gemaakt van een telefoonmast aan de Emmakade in Leeuwarden. Op 14 maart 2020 omstreeks 03:55 uur worden op de A7, ter hoogte van Den Oever, verdachte en een medeverdachte, de minderjarige [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) aangehouden. [25] Zij rijden in een blauwe Seat Cordoba. [26] De Seat Cordoba wordt onderzocht en in het dashboardkastje worden twee mobiele telefoons van het merk AEG en Huawei aangetroffen en in een verborgen ruimte in het dashboard een mobiele telefoon van het merk Samsung. . [27] De telefoon van het merk Huawei is kennelijk van [medeverdachte 1] . [28]
Op grond van de gesprekken die zijn gevoerd via WhatsApp is vastgesteld dat de gebruiker van de in de Seat aangetroffen Samsung telefoon [medeverdachte 3] is (hierna: [medeverdachte 3] ).
Op 12 maart 2020 vindt er een chatgesprek plaats tussen de telefoon in gebruik bij [medeverdachte 1] en de telefoon in gebruik bij [medeverdachte 3] . Er wordt aangegeven dat [medeverdachte 3] morgen ‘ [medeverdachte 4] ’, de vader van [medeverdachte 1] , moet ophalen en naar hier moet komen. Daarbij worden de adressen Auke Stellingwerfstraat [huisnummer] en [straatnaam] gegeven. Ze gaan het dan rond 5 á 6 uur doen. Hij moet eerst [medeverdachte 1] zien en dan stappen zij later uit. ‘ [naam 4] ’ en ‘ [medeverdachte 4] ’ gaan ook mee.
Uit een ander chatgesprek op 12 maart 2020 tussen de telefoon in gebruik bij [medeverdachte 3] en de telefoon op naam van verdachte [verdachte] blijkt dat verdachte de volgende dag ook meegaat, samen met [medeverdachte 3] en ‘ [medeverdachte 4] ’. Verdachte zal [medeverdachte 2] meenemen en daarna ‘ [medeverdachte 4] ’ en [medeverdachte 3] ophalen. De hond van ‘ [medeverdachte 4] ’ gaat ook mee. In het chatgesprek zegt [medeverdachte 3] tegen verdachte: "neem he ding mee", "manieren leren".
In de telefoon van [medeverdachte 3] worden diverse afbeeldingen van vuurwapens aangetroffen. [29]
De telefoon van [medeverdachte 2] wordt ook onderzocht. [medeverdachte 2] heeft op 13 maart 2020 vanaf 10:12 uur via WhatsApp contact met zijn vriendin. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij niet met zijn vriendin af kan spreken en zegt: "luister ik moest vandaag of morgen iets doen, maar ik ga vandaag doen blijkbaar". Op 14 maart 2020 om 03:28 uur wordt er met de telefoon van [medeverdachte 2] een bericht gestuurd naar de telefoon van aangever met de tekst: "dit was alleen een waarschuwing". Tussen vrijdag 13 maart 2020 om 22:24 uur en zaterdag 14 maart 2020 om 00:01 uur vinden er nog gesprekken plaats met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] over iets dat verstopt moet worden en morgen opgehaald kan worden. [30]
Uit de door [medeverdachte 2] tegenover de politie afgelegde verklaring komt het volgende naar voren. Op vrijdag 13 maart 2020 omstreeks 11:00 uur stapt [medeverdachte 2] in Zoetermeer bij verdachte in de auto, om naar Leeuwarden te gaan. De auto van verdachte is een blauwe Seat. Verdachte is de broer van [medeverdachte 1] , hij wordt ook wel ‘ [naam 4] ’ genoemd. [medeverdachte 1] wordt ‘ [naam 3] ’ genoemd. Onderweg halen ze [medeverdachte 3] en de vader van verdachte op, waarna ze met zijn vieren in de auto naar Leeuwarden rijden. De hond van de vader is ook mee. In Leeuwarden ontmoeten ze [medeverdachte 1] , waarna ze naar de straat gaan waar verdachte zijn dochtertje op moet halen. Daar staan ze ongeveer een uur te wachten. [medeverdachte 2] zit samen met [medeverdachte 3] en verdachte in de Seat. De vader is in Leeuwarden bij [medeverdachte 1] in de VW Passat gestapt. [medeverdachte 1] staat met zijn Volkswagen Passat ergens anders geparkeerd, omdat hij niet wil dat iemand hem ziet. Terwijl ze aan het wachten zijn horen ze ineens geschreeuw en [medeverdachte 2] ziet vanuit de Seat dat [medeverdachte 1] aan het vechten is met een man. Samen met [medeverdachte 3] en verdachte, rent [medeverdachte 2] er naar toe. [medeverdachte 2] neemt een lifehammer mee uit de auto. Bij [medeverdachte 1] aangekomen is de man weggerend. Volgens [medeverdachte 2] rent iedereen, behalve hij, achter de man aan. Daarbij wordt geschoten. Er is ook nog het een en ander geroepen. Verdachte heeft een taserpistool en schiet ermee op de grond. Kort daarna schiet [medeverdachte 3] met iets in de lucht. Als de man de straat is uitgerend, komt iedereen weer terug lopen. Vervolgens slaat [medeverdachte 2] met de lifehammer op het voorraam, het raam aan de bestuurderszijde en het raam achter de bestuurder van een witte auto. Het raam aan de bestuurderszijde gaat kapot, waarna [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] in de VW Passat stapt en ze wegrijden. Verderop komen ze verdachte en de anderen weer tegen en stapt [medeverdachte 2] uit de VW Passat. [medeverdachte 3] en de vader met zijn hond gaan lopend naar het station om met de trein naar huis te gaan. De kaak van [medeverdachte 1] staat scheef en hij gaat alleen naar het ziekenhuis. Verdachte en [medeverdachte 2] lopen vervolgens enkele uren door Leeuwarden. Voordat zij met de auto teruggaan naar Zoetermeer verstopt verdachte een tas in een put aan de Mariahof, bij een kickbockschool. Verdachte heeft alles in de tas gedaan. Het tasje lag in de auto. Verdachte pakt het tasje uit de auto en zei dat het weg moest. Er zitten meerdere dingen in de tas en [medeverdachte 2] heeft gezien dat verdachte een taserpistool in de tas deed. [medeverdachte 2] heeft de tas gedragen. Hij ziet in de tas het taserpistool en de pepperspray. [31]
Uit camerabeelden blijkt dat op 13 maart 2020 om 22:15:56 twee personen en een hond vertrekken vanaf het NS-station met een trein, met eindbestemming Den Haag, uit Leeuwarden. De signalementen van deze personen komen overeen met [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna [medeverdachte 4] ), de vader van verdachte. [32]
Op 23 maart 2020 treffen verbalisanten op aanwijzen van [medeverdachte 2] in een regenput aan het Mariahofje in Leeuwarden een grijze plastic huisvuilzak aan. In de huisvuilzak zit een witte plastic boodschappentas met daarin wapens. [33] Uit onderzoek van de wapens blijkt dat het gaat om:
- een vuurwapen (pistool) van het merk FN, 1910, kaliber 7.65. Dit is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie;
- een vuurwapen (revolver) van het merk BBM, Olympic 38, kaliber .22. Dit is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie;
- 3 stuks munitie (kogelpatroon), merk Fiocchi, FMK, kaliber 7.65 mm. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en munitie;
- 7 stuks munitie (kogelpatroon), merk CCI, Mini Mag-Hollow Point, kaliber .22 LR. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 categorie II onder 4 van de Wet Wapens en Munitie. [34]
- een stroomstootwapen, merk FBQ2002-A;
- een stroomstootwapen, merk FBQ2002-A;
- navulpatroon stroomstootwapen, merk FBQ2002-A;
De betreffende navulpatroon was kennelijk gebruikt. De genoemde voorwerpen zijn stroomstootwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet Wapens en Munitie. [35]
De in de plastic tas aangetroffen vuurwapens vertoonden zeer grote gelijkenissen met de wapens die werden aangetroffen op afbeeldingen van wapens in de telefoon van verdachte [medeverdachte 3] . [36]

Bewijsoverweging

Kort weergegeven komt uit de bewijsmiddelen het volgende naar voren.
[medeverdachte 1] had onenigheid met aangever en heeft het initiatief genomen tot een confrontatie in de Auke Stellingwerfstraat op 13 maart 2020. In een bericht aan aangever heeft [medeverdachte 1] aangever vooraf laten weten dat hij wist van de afspraak die aangever had en "dat hij gaat rennen". Uit het chatgesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] blijkt dat [medeverdachte 1] vooraf een plan heeft gemaakt voor de confrontatie met aangever en afspraken heeft gemaakt om er meer mensen bij te hebben. Hij heeft tijd en plaats waar de anderen moeten zijn doorgegeven en heeft uitgelegd dat aangever hem eerst moet zien, waarna de anderen er bij zouden moeten komen. Dat is ook precies wat er op 13 maart 2020 is gebeurd. Wat de intenties van verdachte en de medeverdachten betreft acht de rechtbank ook van belang dat in het chatgesprektussen [medeverdachte 3] en verdachte wordt gesproken over “manieren leren”.
Verdachte is vervolgens op 13 maart 2020 met zijn blauwe Seat Cordoba vanuit Zoetermeer naar Leeuwarden gekomen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] met zijn hond. In Leeuwarden hebben ze [medeverdachte 1] ontmoet en is [medeverdachte 4] met zijn hond bij [medeverdachte 1] in de auto gestapt. [medeverdachte 1] is in zijn auto uit het zicht gaan staan wachten in de Kalverdwarsstraat, omdat hij niet gezien wilde worden. Verdachte heeft zijn blauwe Seat, met daarin ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , geparkeerd in de Auke Stellingwerfstraat . Daar hebben ze een uur staan wachten. Kort nadat aangever, zo tegen 20.00 uur, in zijn witte Ford Ka stapte, is hij klemgereden door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is uitgestapt, naar de auto van aangever gelopen en heeft aangever twee vuistslagen in het gezicht gegeven. Aangever is ook uitgestapt en heeft [medeverdachte 1] hard teruggeslagen. Op dat moment zijn verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] en zijn hond aan komen rennen. Verdachte heeft een taserpistool uit zijn broeksband gehaald en op aangever gericht. [medeverdachte 4] had een vuurwapen en heeft dit wapen aan [medeverdachte 1] gegeven. Aangever is weggerend, waarna verdachte en zijn medeverdachten achter hem aan zijn gerend. Verdachte heeft geschoten. [medeverdachte 3] heeft ook geschoten. Er is geroepen: "pak hem, pak hem", "pak aan", "pak aan kankerneger", "jij gaat dood kankerneger".
Even later zijn verdachte en de medeverdachten teruggekomen. [medeverdachte 1] is in zijn VW Passat gestapt, terwijl [medeverdachte 2] met een lifehammer op de voorruit en de zijramen van de Ford Ka van aangever heeft geslagen waardoor meerdere ruiten zijn vernield. [medeverdachte 2] is vervolgens bij [medeverdachte 1] in de auto gestapt en ze zijn weggereden. Verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn vertrokken in de Seat Cordoba.
Later is er nog een ontmoeting geweest tussen de inzittenden van beide auto’s. Daarna is [medeverdachte 1] alleen op weg naar het ziekenhuis gegaan. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben Leeuwarden per trein verlaten. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben de tas met wapens verstopt in een put aan het Mariahofje in Leeuwarden.
De rechtbank acht de verklaringen van aangever en [medeverdachte 2] betrouwbaar, aangezien deze op diverse essentiële onderdelen steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
Uit de verklaring van [medeverdachte 2] , de verklaring van aangever over de grootte van het wapen en de in de put aangetroffen wapens, leidt de rechtbank af dat het wapen dat verdachte uit zijn broeksband haalde, op aangever richtte en waarmee hij heeft geschoten, een taser(pistool) was. Wat betreft het wapen dat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] heeft gegeven stelt de rechtbank vast dat dit geen taser(pistool) is geweest maar een pistool of een revolver. Dit volgt uit de verklaring van aangever, die een duidelijk onderscheid maakt tussen het wapen dat hij bij
verdachte heeft gezien en het wapen dat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] gaf, in combinatie met de omstandigheid dat in de put vier wapens zijn aangetroffen namelijk een pistool, een revolver en twee identieke tasers.
De rechtbank overweegt voorts als volgt:
Feit 1
Openlijk geweld
De vraag die de rechtbank als eerste dient te beantwoorden is of sprake is geweest van openlijke geweldplegingen tegen personen en goederen. Daarvan is sprake bij geweld, gepleegd in vereniging, dat voor derden zichtbaar was of had kunnen zijn waardoor de openbare orde wordt verstoord. Het geweld tegen aangever vond plaats op de openbare weg. Verdachte en zijn medeverdachten hebben vooraf afspraken gemaakt en zich verzameld op de openbare weg, waarna aangever is geslagen, er in het bijzijn van aangever met (vuur)wapens is geschoten en achter aangever aan is gerend, onder medeneming van die (vuur)wapens. Vervolgens is met een hamer tegen de autoruiten van de auto van aangever geslagen, waardoor deze ruiten zijn vernield. De rechtbank stelt op grond op grond van het voorgaande vast dat er sprake is geweest van openlijk geweld tegen personen en goederen.
Voldoende significante of wezenlijke bijdrage
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde -intellectuele en/of materiële- bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
[medeverdachte 1] heeft een plan gemaakt voor een confrontatie met aangever en afspraken gemaakt over bijstand van verdachte en de overige medeverdachten. Nadat [medeverdachte 1] geweld tegen aangever heeft gebruikt, is verdachte hem, met de andere medeverdachten, te hulp geschoten. Verdachte heeft met een wapen geschoten en is met zijn medeverdachten, onder medeneming van een wapen, achter aangever aangerend. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door aldus te handelen, opzet heeft gehad op de geweldshandelingen en een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. ten laste gelegde openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen en goederen.
feit 2.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling en/of bedreiging tegen het leven gericht, is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen dan wel het leven zou kunnen laten.
De rechtbank is gelet op voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het plan om daar aanwezig zijn, het openlijk geweld en het rennen achter aangever aan terwijl vanuit de groep waar verdachte deel van uitmaakte bedreigende woorden werden geroepen en geschoten met (vuur)wapens maakt dat de bedreigingen van dien aard zijn dat bij aangever de redelijke vrees zou kunnen ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, dan wel het leven zou kunnen laten.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank voorts dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte bedreigende woorden heeft geroepen en geen wapen voorhanden heeft gehad. Uit de verklaring van aangever en [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte een wapen had en hier mee geschoten heeft. Nu de rechtbank medeplegen aan de bedreiging bewezen acht hoeft niet vastgesteld te worden dat verdachte één van de personen is geweest die dreigende woorden heeft geuit.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde medeplegen van bedreiging.
feit 3. A en B
De rechtbank is gelet op voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte de bij de confrontatie met aangever gebruikte vuurwapens (een pistool en een revolver) met bijbehorende munitie in een tasje heeft gestopt en later in een put heeft verstopt. Daarmee heeft verdachte de beschikkingsmacht over deze vuurwapens met bijbehorende munitie gehad. De rechtbank is van oordeel dat daarmee vast staat dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de vuurwapens met bijbehorende munitie. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen enkel vuurwapen voorhanden heeft gehad, wordt dan ook verworpen.
Nu verdachte samen met [medeverdachte 2] betrokken was bij het in vereniging plegen van openlijk geweld en het medeplegen van bedreiging zoals hiervoor beschreven, hij samen met [medeverdachte 2] het tasje met wapens heeft verstopt, [medeverdachte 2] de tas heeft gedragen en heeft gezien dat er meerdere dingen in het tasje zaten waaronder een taserpistool, is de rechtbank van oordeel dat daarmee is voldaan aan het vereiste van een -op het voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie gerichte- bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 2] .
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3.A en B ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. A en B wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 maart 2020 te Leeuwarden openlijk, te weten, aan de Auke Stellingwerfstraat en de Kalverdwarsstraat en het Cambuursterpad, op openbare wegen, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en een goed te weten [slachtoffer] en een personenauto van het merk Ford, type Ka, door tezamen en in vereniging aldaar
- zich te verzamelen op voornoemde openbare wegen en vervolgens
- die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd te stompen en
- met een of meer (vuur)wapens te schieten in het bijzijn van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] te voet te achtervolgen met medeneming van die (vuur)wapens en
- met een hamer ruiten van de auto van die [slachtoffer] , te weten een witte personenauto van het merk Ford, type Ka, te vernielen en daarbij
- die [slachtoffer] en andere personen de woorden toe te voegen: "Pak hem" "Pak hem" en "Pak aan" en "Kankerneger" en "Je gaat er aan kankerneger";
2.
hij op 13 maart 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Je gaat er aan kankerneger" en "Ik zei toch jij gaat rennen!" en daarbij vervolgens
- een of meer (vuur)wapens af te schieten in het bijzijn van die [slachtoffer] , en daarbij
- die [slachtoffer] te voet te achtervolgen met medeneming van die (vuur)wapens;
3. hij op 13 maart 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander,
A.
meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool van het merk FN (type 1910) van het kaliber 7,65 en
- een revolver van het merk BBM (type Olympic 38) van het kaliber .22, zijnde
vuurwapens in de vorm van een pistool of een revolver,
voorhanden heeft gehad en zulks terwijl meer eerdergenoemde feiten met voornoemde vuurwapens van categorie III zijn begaan.
B.
- munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen (van het merk CCI, Mini Mag - Hollow Point), van het kaliber .22 LR en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 kogelpatronen (van het merk Fiocchi, FMJ, van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
2. medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en
zware mishandeling;
3. A en B medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet
wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van
categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid
van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij zich kan verenigen met de conclusie van de psycholoog dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische rapportage d.d. 12 juli 2020 , opgemaakt door pro-justitie rapporteur in opleiding I.C. Kooi, onder supervisie van psycholoog H.A. de Jonge. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van beperkte intellectuele vermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Daarnaast is er sprake van een ongespecificeerde stressorgerelateerde stoornis na zijn relatiebreuk in oktober 2019. Gevoelens van krenking kunnen gezien de zwakke persoonlijkheidsorganisatie van verdachte moeilijk worden verdragen en er is onvoldoende cognitieve emotionele reserve om hiermee op functionele wijze om te kunnen gaan. Verdachte heeft gedeeltelijk meegewerkt aan het onderzoek. Hij heeft niets willen meedelen over het delict. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Het advies van de deskundige is niet gebaseerd op een analyse van het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde, maar op veronderstellingen over zijn toestand ten tijde van het delict, gecombineerd met de in het onderzoek gediagnosticeerde intellectuele beperking door zwakbegaafdheid en de zwakke persoonlijkheidsstructuur.
De rechtbank kan zich met de conclusie verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak, subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het is in het belang van de kinderen van verdachte dat verdachte niet opnieuw naar de gevangenis moet, zodat hij de zorg voor zijn kinderen kan houden. De raadsvrouw heeft verder aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering en de psycholoog, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 13 maart 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en bedreiging van aangever [slachtoffer] , met wie de broer van verdachte een conflict had. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De broer van verdachte heeft een confrontatie met aangever gepland en met verdachte en zijn medeverdachten afspraken gemaakt om hem bij de confrontatie te ondersteunen. Nadat zijn broer aangever had geslagen, zijn verdachte en de andere medeverdachten de broer te hulp geschoten en daarbij is meermalen met (vuur)wapens geschoten. Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachten, onder medeneming van deze (vuur)wapens, achter de vluchtende aangever aangerend en zijn de ruiten van de auto van aangever vernield. Het voorval heeft op aangever grote indruk gemaakt. Dit soort feiten, waarbij wordt geschoten op de openbare weg, zijn niet alleen erg ingrijpend voor het slachtoffer, maar zorgen ook voor grote gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op deze manier het conflict tussen zijn broer en aangever op wilde lossen en geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de strafbare feiten.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte geen relevantie documentatie heeft voor soortgelijke strafbare feiten.
Zowel de reclassering als de psycholoog hebben over verdachte gerapporteerd. Uit deze rapportages blijkt onder meer het volgende. Er is bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid, met daarnaast een ongespecificeerde stressorgerelateerde stoornis. Behandeling door de reclassering en behandeling gericht op het individu in de context van het bestaande gezinssysteem worden geïndiceerd geacht en zal zich moeten richten op het verwerken van ervaren krenkingen, het accepteren van eigen grenzen en mogelijke tekortkomingen en het leren positie in te nemen in het contact met de ander. Samen met de reclassering moet onderzocht worden in hoeverre er praktische ambulante begeleiding nodig is in de huidige gezinssituatie. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), waarbij als uitgangspunt voor openlijk geweld een taakstraf van 120 uren wordt gehanteerd en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden voor bedreiging met een vuurwapen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden of meer voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het oriëntatiepunt voor openlijk geweld geen rekening houdt met het tonen van en schieten met een vuurwapen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het advies van de reclassering en de psycholoog en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles afwegend zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. Het reeds uitgezeten voorarrest komt hierop in aftrek.

Inbeslaggenomen goederen

De raadsvrouw heeft ter zitting verzocht om de in beslag genomen jas van verdachte aan hem terug te geven. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen teruggave.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen jas van verdachte aan hem moet worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.705,00 ter vergoeding van materiële schade en € 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en vergoeding van de proceskosten volgens forfaitair tarief.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar is, te weten tot een bedrag van € 320,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarnaast acht de officier van justitie een immateriële schadevergoeding van € 1.000,00 op zijn plaats, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Voor het overige is de vordering onvoldoende onderbouwd en dient te worden afgewezen. De officier van justitie heeft verder gevorderd aan verdachte de maatregel van schadevergoeding op te leggen tot een bedrag van € 1.320,00. De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen toewijzing van proceskosten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de materiële schade aangegeven dat deze dient te worden afgewezen. De schade aan de auto en de kleding is op geen enkele wijze onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de zaken die in de onderbouwing worden aangehaald, niet passen bij deze zaak. In de zaken waar naar wordt verwezen ging het om gericht schieten op het slachtoffer, dat is in deze zaak niet aan de orde. De benadeelde partij heeft in ieder geval gedacht dat er op hem werd geschoten en ongerief ervaren. Er dient dan echter wel een onderbouwing van de klachten te zijn. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat immateriële schadevergoeding op zijn plaats is, dan verzoekt de raadsvrouw het bedrag te matigen. Gelet uit het dossier naar voren komende medeschuld van de benadeelde partij is aanzienlijke matiging op zijn plaats. Ten aanzien van de proceskosten heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze niet gezien kunnen worden als rechtstreekse schade, gelet op ECLI:NL:RBNNE:2019:835.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 320,00 aan reparatiekosten van zijn autoruiten, als rechtstreeks gevolg van feit 1. De verdediging heeft deze schade onvoldoende betwist. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade voor het overige afwijzen, omdat deze schade niet is onderbouwd en onvoldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks als gevolg van het bewezenverklaarde heeft geleden.
De benadeelde partij heeft (daarnaast) vergoeding van immateriële schade gevorderd van
€ 2.500,00. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval vaststaat dat verdachte onrechtmatig ten aanzien van het slachtoffer heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van slachtoffer, zoals hij in de onderbouwing van zijn vordering heeft aangegeven, sprake is van een zodanige normschending dat aantasting op andere wijze in de persoon als gevolg van dit feit, als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW, kan worden aangenomen. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de aard van het bewezenverklaarde, te weten bedreiging met een vuurwapen, waarbij bedreigende woorden zijn geuit, is geschoten en het slachtoffer door verdachte is achterna gerend, in samenhang met hetgeen het slachtoffer heeft verklaard over hoe hij dit heeft beleefd en welke gevolgen hij daarvan heeft ondervonden.
De rechtbank acht, mede gelet op de eis van de officier van justitie, toewijzing van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 passend en geboden. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade voor het overige afwijzen.
Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.320,00,
-bestaande uit € 320,00 materiële schade en € 1.000 immateriële schade-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 maart 2020.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Zij zal bij de begroting van deze kosten het liquidatietarief kanton 2019 als uitgangspunt hanteren, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 360,00.
Nu de advocaatkosten zijn opgevoerd als proceskosten en niet als immateriële schade, zal de rechtbank het verweer van de raadsvrouw dat de advocaatkosten geen rechtstreekse schade zou zijn verwerpen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2., 3. A en B ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 88 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen tien dagen na zijn veroordeling meldt bij Reclassering Nederland, op het adres [straatnaam] te Den Haag. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd van drie jaren nodig vindt.
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/730039-20, feit 1. en 2.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een medeverdachte betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.320,00(zegge: duizend driehonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2020.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een medeverdachte betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 360,00 en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag van € 1.320,00 (zegge: duizend driehonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 23 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 320,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte en/of de medeverdachten heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte en/of de medeverdachten aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft/hebben betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen jas van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en
mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2020.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt en bevinden zich, tenzij anders aangegeven, in het proces-verbaal met nummer NN1RO020030, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 510, gesloten op 1 september 2020.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2020, pagina 96.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 18 maart 2020, pagina 36.
4.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2020, pagina 17 en 18.
5.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2020, pagina 18.
6.Het proces-verbaal verhoor aangever d.d. 15 maart 2020, pagina 23.
7.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2020, pagina 18.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2020, pagina 78.
9.Het proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlagen) d.d. 15 maart 2020, pagina 79.
10.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 14 maart 2020, pagina's 66 en 67.
11.Het proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlagen) d.d. 15 maart 2020, pagina 80.
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 14 maart 2020, pagina 62.
13.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 14 maart 2020, pagina 60.
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 14 maart 2020, pagina 72.
15.Het proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlagen) d.d. 15 maart 2020, pagina 80.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2020, pagina 78.
17.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 14 maart 2020, pagina 62.
18.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 14 maart 2020, pagina 72.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2020, pagina 80.
20.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 14 maart 2020, pagina 62 en 63.
21.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 14 maart 2020, pagina 72.
22.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 14 maart 2020, pagina 60.
23.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 14 maart 2020, pagina's 62 en 63.
24.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 14 maart 2020, pagina's 72 en 73.
25.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2020, pagina's 75, 76 en 77.
26.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2020, pagina 192.
27.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2020, pagina 178.
28.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2020, pagina 77.
29.Het proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 19 maart 2020, pagina's 106, 107 en 108.
30.Het proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 21 april 2020, pagina's 210 en 211.
31.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 maart 2020, pagina 282 tot en met 289.
32.Het proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlagen) d.d. 7 april 2020, pagina's 204 en 205.
33.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2020, pagina 184 en 185.
34.Het proces-verbaal onderzoek wapen (met fotobijlagen) d.d. 16 juli 2020, pagina's 231, 232 en 233.
35.Het proces-verbaal onderzoek wapen (met fotobijlagen) d.d. 12 oktober 2020, los opgenomen.
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020, pagina 229.