ECLI:NL:RBNNE:2020:4171

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
18/077381-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere gekwalificeerde diefstallen met gevangenisstraf en taakstraf

Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zes gekwalificeerde diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar meerdere inbraken in sportkantines en caravans in de gemeente Westerwolde, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van braak, en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de meeste ten laste gelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee van de acht ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank besloot om het volwassenenstrafrecht toe te passen, gezien de ernst van de feiten en de eerdere strafbare gedragingen van de verdachte. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/077381-20,
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/840087-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 november 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 22 maart 2020 te Ter Apel, gemeente Westerwolde tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit de kantine van een aldaar aan de [straatnaam] gevestigde [benadeelde partij 1] , een
doos Dorritos chips, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, en/of inklimming;
2. hij op of omstreeks 19 maart 2020 te Schoonoord, gemeente Coevorden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit de kantine van een aldaar aan de [straatnaam] gevestigde [benadeelde partij 2] , een TV van het merk Toshiba en een decoder van het merk Humax, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,en/of inklimming;
3. hij op of omstreeks 19 maart 2020 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit de kantine van een aldaar aan de [straatnaam] gevestigde [benadeelde partij 3] , een Tv en/of een computer, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4. hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 13 maart 2020 te Stadskanaal
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , autosleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5. hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 19 maart 2020 te Wedde, gemeente Westerwolde tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een of meer caravans een hoeveelheid levensmiddelen en/of geluidsinstallatie met boxen en/of een cd en/of gereedschap en/of een of meer tv's in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
6. hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 19 maart 2020 te Wedde, gemeente Westerwolde tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een caravan, een tv in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, het bovenlicht van de caravan heeft/hebben opengebroken en/of naar binnen is/zijn gegaan en/of een tv heeft/hebben klaargezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7. hij op of omstreeks 19 maart 2020 te Ter Apel, gemeente Westerwolde tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een aldaar aan de [straatnaam] gevestigde [benadeelde partij 1] , enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, althans een poging daartoe heeft ondernomen;
8. hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Stadskanaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (van het merk Mercedes), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een gestolen sleutel).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 6 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie bewezen worden dat verdachte betrokken is geweest bij alle drie de ten laste gelegde inbraken in de caravans. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte en zijn medeverdachte bij alle ten laste gelegde feiten samen op pad zijn gegaan om in te breken, goederen te stelen en daarna samen te vertrekken om de goederen vervolgens te verkopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3, 5 en 6 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte een wezenlijke en significantie bijdrage heeft geleverd aan de inbraak, zodat het medeplegen niet bewezen kan worden. Verdachte is bij de inbraak betrokken geweest als chauffeur; hij is aan de voorkant blijven staan en kan zich niet herinneren dat hij het pand binnen is geweest. Het voorgaande volgt ook uit de camerabeelden, waarop enkel de medeverdachte [medeverdachte] is herkend. De handelingen van verdachte duiden meer op medeplichtigheid, hetgeen niet ten laste is gelegd.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde primair aangevoerd dat het dossier geen belastende bewijsmiddelen bevat die wijzen op de betrokkenheid van verdachte bij de inbraken in de caravans van aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de inbraken, hij is niet op de camerabeelden herkend en ook zijn medeverdachte verklaart niet belastend over hem. In de caravan van aangever [slachtoffer 3] is bloed aangetroffen waaruit een DNA match volgde met verdachte; echter is het enkele aantreffen van dit bloed onvoldoende om verdachte zijn aandeel bij de inbraak vast te kunnen stellen. De reden dat het bloed van verdachte in de caravan is aangetroffen is omdat verdachte daar binnen is geweest omdat hij op zoek was naar een slaapplek. Voorgaande wordt ondersteund door het feit dat ten tijde van de aanhouding de kleding van verdachte in een andere caravan is aangetroffen. Verdachte verbleef destijds in een caravan, dat hij in een caravan zocht naar een mogelijke verblijfplaats past dus in dat beeld. Gelet op voorgaande dient verdachte vrijgesproken te worden. Subsidiair, indien de rechtbank het aantreffen van het DNA voldoende acht voor een bewezenverklaring voor het medeplegen van de inbraak in de caravan van [slachtoffer 3] , heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit nog niet duidt op betrokkenheid van verdachte bij de andere inbraken, zodat verdachte partieel van de inbraken in de caravans van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] vrijgesproken dient te worden.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1, 2, 4 en 8 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu er zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden die het oordeel rechtvaardigen dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot inbraak in de caravan van aangever [slachtoffer 5] . Verdachte zal derhalve van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ook de onder 7 ten laste gelegde inbraak niet bewezen, nu er zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank overweegt daartoe dat aangever heeft verklaard dat hij niet weet wat er gestolen is omdat hij niks mist. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat er iets vanuit de kantine wordt overgegeven van de ene naar de andere verdachte, maar onduidelijk is gebleken wat dit is. Nu onduidelijk is wat er is weggenomen, blijft ook onduidelijk aan wie het toebehoort, zodat niet bewezen kan worden dat het goed "aan een ander toebehoort dan aan verdachte en zijn medeverdachten". Verdachte zal derhalve van de impliciet primair ten laste gelegde voltooide inbraak worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 7 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot inbraak oordeelt de rechtbank dat de dagvaarding op dit punt niet aan alle wettelijke eisen voldoet. Uit de tekst van de tenlastelegging blijkt onvoldoende waaruit het begin van uitvoering van de inbraak heeft bestaan, zodat niet kan worden vastgesteld of het voor poging vereiste voornemen van verdachte werd gekenmerkt door een begin van uitvoering. De rechtbank zal daarom de dagvaarding nietig verklaren voor zover deze betrekking heeft op de ten laste gelegde poging tot inbraak.
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, 5, en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 3 en 5 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde

1. De door verdachte ter zitting van 17 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik zat bij de inbraak op 19 maart 2020 bij [benadeelde partij 3] in de auto. Ik kan mij niet herinneren dat ik de kantine naar binnen ben gelopen, maar het zou wel kunnen.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2020, opgenomen op pagina 262 van het dossier van Politie Noord-Nederland 2020074298 d.d. 2 juni 2020, inhoudend als verklaring van [naam 4] , namens [benadeelde partij 3] :

Op 19 maart 2020 is het alarm van de kantine afgegaan van de [benadeelde partij 3] te Musselkanaal. Men heeft van een van de dubbele openslaande deuren van de kantine, bij het terras, een ruit ingeslagen. De ruit van de rechterdeur is ingeslagen. Aan de binnenzijde van de linker deur zit een knopslot en die heeft men opengedraaid. Via deze deur is men de kantine ingelopen. Ik zag dat een groot televisie scherm weggenomen is van een van de muren in de kantine. Tevens is er vanachter de bar een laptop weggenomen.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2020, opgenomen op pagina 268 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Op 19 maart 2020 is er ingebroken in de kantine van de [benadeelde partij 3] . Van
de inbraak zijn camerabeelden ter beschikking gesteld. Op 19-03-2020 omstreeks 05:00:08 komt een persoon de kantine binnenlopen. Hij verschijnt links in beeld en loopt in de richting van de bewakingscamera. Hij heeft in zijn linkerhand een zaklantaarn of een telefoon die licht geeft. Te zien is dat hij een laptop loskoppelt en deze onder zijn arm doet. Tegelijkertijd komt er nog een persoon door de deur de kantine binnengelopen. Deze persoon draagt donkere lage schoenen, een lichte broek en een iets donkere jas. Aan de voorzijde van de jas bevind zich op borsthoogte een lichte streep. Deze streep loopt ook over de linker en rechter mouw. De persoon blijft aan de voorzijde van de
bar in de kantine en loopt naar rechts van het beeld. Ter hoogte van de tap bukt de persoon zich en is uit beeld. Op 05:00:59 uur is er een lichtflits in de kantine te zien. De persoon die voor de bar is gebleven rent door het beeld naar de uitgang. De persoon achter de bar maakt zich uit de voeten en springt over het bargedeelte waar hij achter de bar is gekomen. Onder zijn linker arm heeft hij een rechthoekig zwart voorwerp. Hij loopt naar de deur waardoor hij eerder binnen was gekomen en verdwijnt uit de kantine.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak, in vereniging gepleegd met een ander. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de camerabeelden gebleken is dat er twee personen de kantine zijn binnengetreden. Niet is gebleken dat er naast verdachte en zijn medeverdachte andere medeverdachten bij de inbraak betrokken waren, zodat de rechtbank concludeert dat het wel degelijk verdachte was die in de kantine is geweest. Dit klemt te meer nu uit een aantal overige bewezen verklaarde feiten waar verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte die avond samen op pand waren en meerder inbraken op vergelijkbare wijze hebben gepleegd. Dat verdachte zich dit niet kan herinneren, doet aan het voorgaande niks af. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen die verdachte heeft verricht, te weten het optreden van chauffeur naar de kantine en daarna samen met de medeverdachte de kantine binnentreden, van voldoende gewicht zijn om verdachte als medepleger van het delict aan te merken.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde

1. De door verdachte ter zitting van 17 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik ben aanwezig geweest in de caravan waar mijn bloed is aangetroffen. Ik heb de deur open gebroken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 maart 2020, opgenomen op pagina 278 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :Ik ben eigenaar van de stacaravan welke staat op de [straatnaam] op de [camping] te Wedde. Ik kreeg op 19 maart 2020 een mail van de eigenaresse van de camping dat er mogelijk was ingebroken in onze caravan. Toen ik bij de caravan kwam zag ik de voordeur van de serre deels openstond en ik zag het slot welke normaal aan de deur zit op de grond lag. Ik zag vervolgens dat de voordeur van de caravan ook openstond en ik kon daar geen braakschade zien. Als je maar iets achter deze deur zet dan kom je al binnen. Toen ik binnen kwam zag ik dat de TV was weggenomen. Ik zag dat het kleed dat normaal over de TV ligt als wij weg zijn op de grond lag. Ik zag dat het nagelknippertje miste uit het etui. Ik zag tevens dat het beige kleed welke voor de muziekinstallatie hing er nu wat
scheef voor hing. Ik zag dat er bloed op het kleed zat en dat zat er eerst niet.

3. Een kennisgeving van inbeslagneming van 31 maart 2020, opgenomen op pagina 287 e.v. van voornoemd dossier:

Inbeslagneming
Plaats: [straatnaam] , [plaats] , binnen de gemeente Westerwolde
Datum en tijd: 31 maart 2020 te 08:13 uur
Reden: Gekwalificeerde diefstal in/uit andere gebouwen
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2020070837-1254164
Categorie omschrijving: meubilair/stoffering
Object: gordijn
Bijzonderheden: gordijn uit caravan voor onderzoek fo
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, opgenomen op pagina 285 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant:Aanleiding onderzoek
Op zaterdag 21 maart 2020 om 10:00 uur kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit andere gebouwen, voor een forensisch onderzoek aan op [straatnaam] te Winschoten.
Bevindingen
Op verzoek van het Forensisch Loket een gordijn welke door de Basis Politie Zorg in beslag genomen was naar aanleiding van een caravan inbraak. Het gordijn werd door mij onderzocht op bloedsporen welke, volgens de aangever door de dader(s) was achtergelaten op dit gordijn. Bij onderzoek aan dit gordijn werd door mij een bloedspoor aangetroffen. Ten behoeve van een DNA onderzoek werd dit spoor door mij veiliggesteld en voorzien van SIN AANI4817NL.
Overzicht veiliggesteld spoor
Het hierna omschreven spoor werd gewaarmerkt en op de daartoe geschikte wijze veiliggesteld. Hierbij werd rekening gehouden met de aard van de spoorsoort. Het spoor is overgedragen aan sporenbeheer van de Eenheid Noord-Nederland. Het volgende spoor werd in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Biologisch spoor
Spoornummer: PL0100-2020070837-61824
SIN: AANI4817NL
Spooromschrijving: bloed
Wijze veiligstellen: wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 21 maart 2020 om 10:00 uur
Plaats veiligstellen: op gordijn

5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.04.17.049 (aanvraag 001) d.d. 28 april 2020 opgemaakt door ing. H.J. van Paassen, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 289 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

SIN en omschrijving
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AAN I4817NL#01
Bloed
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft uit de voornoemde wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte de ten laste gelegde inbraak in de caravan van aangeefster [slachtoffer 3] heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe dat in de caravan bloed is aangetroffen. Uit het aangetroffen bloed is door het NFI het enkelvoudig DNA-profiel van verdachte verkregen, met een matchkans van DNA-profiel van kleiner dan één op één op miljard. Het betreft niet verplaatsbaar DNA-materiaal, dat is aangetroffen binnen in de caravan op een plek die direct gerelateerd kan worden aan de inbraak, te weten het kleed dat voor de muziekinstallatie hing, vlak nabij de plek waar de bij de inbraak weggenomen TV stond. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij enkel in de caravan is geweest om te overnachten; hij zou niks overhoop gehaald hebben en het bloed zou op het kleed gekomen zijn doordat hij de deur open heeft gebroken. De rechtbank overweegt dat zij de verklaring van verdachte zeer onaannemelijk en ongeloofwaardig acht, nu er in de caravan niets is aangetroffen dat er op wijst dat verdachte hier zijn overnachtingsplaats van zou hebben gemaakt en het voorts geen verklaring is voor het aangetroffen DNA op voornoemde specifieke plek. De rechtbank acht het een stuk aannemelijker dat onder beide kleden - die over de tv en die voor de stereo - is gekeken, waarna alleen de tv is meegenomen. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer en concludeert dat, gelet op voornoemde beschreven feiten en omstandigheden, het niet anders kan zijn dan dat verdachte als medepleger bij de inbraak betrokken is geweest.
De rechtbank acht echter, anders dan de officier van justitie, de inbraken in de caravans van aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend bewezen. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat voor een bepaalde betrokkenheid van verdachte bij deze inbraken, ontbreekt voor een strafbare betrokkenheid het wettig en overtuigend bewijs. Nu aanwijzingen niet voldoende zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van deze inbraken.
De rechtbank acht het onder 1, 2, 4, en 8 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 maart 2020, opgenomen op pagina 315 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] , namens [benadeelde partij 1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2020, opgenomen op pagina 249 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] , namens [benadeelde partij 2] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2020, opgenomen op pagina 187 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] , namens [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2020, opgenomen op pagina 187 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] , namens [slachtoffer 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, 5, en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 22 maart 2020 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, tezamen en in vereniging met een ander, uit een kantine van een aldaar aan de [straatnaam] gevestigde [benadeelde partij 1] , een doos Dorritos chips, toebehorende aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
2. hij op 19 maart 2020 te Schoonoord, gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een ander, uit de kantine van een aldaar aan de [straatnaam] gevestigde [benadeelde partij 2] , een TV van het merk Toshiba en een decoder van het merk Humax, toebehorende aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
3. hij op 19 maart 2020 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander, uit de kantine van een aldaar aan de [straatnaam] gevestigde [benadeelde partij 3] , een Tv en een computer, toebehorende aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
4. hij in de periode van 8 maart 2020 tot en met 13 maart 2020 te Stadskanaal, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
5.
hij in de periode van 8 maart 2020 tot en met 19 maart 2020 te Wedde, gemeente Westerwolde tezamen en in vereniging met een ander, uit een caravan een tv toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
8.
hij omstreeks 8 maart 2020 tot en met 13 maart 2020 te Stadskanaal, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto van het merk Mercedes type Benz, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen sleutel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt berecht volgens het volwassenenstrafrecht en dat hij ter zake van de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen (met aftrek van voorarrest), waarvan 396 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering gekoppeld te worden. Daarnaast dient aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd te worden voor de duur van 120 uren. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn strafblad en het feit dat oplegging van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling die verdachte doorgaat, doorbroken zal worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Het door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke deel dient gematigd te worden gelet op het feit dat verdachte reeds een lange tijd in voorarrest heeft gezeten. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden gekoppeld te worden die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de vijf door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, die hiermee zijn afgedaan. De rechtbank neemt het ad informandum gevoegde feit dat betrekking heeft op de inbraak bij de [benadeelde partij 4] in Ees niet mee, nu verdachte dit feit niet heeft erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders in een tijdsbestek van twee en een halve week schuldig gemaakt aan vijf inbraken in verschillende woningen, caravans en sportkantines. Daarnaast heeft verdachte een auto gestolen met behulp van een bij een inbraak buit gemaakte autosleutel. Door de aanwezigheid van een sleutelkastje bij een van de betreffende woningen wisten de verdachte en zijn mededaders dat er sprake was van een kwetsbaar slachtoffer dat op de hulp van anderen is aangewezen. De verdachte en zijn mededaders hebben hiervan misbruik gemaakt en door hun handelswijze ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Inbraken zijn bovendien nare feiten. Zij veroorzaken niet alleen de nodige materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Dat verdachte nog steeds niet lijkt te beseffen hoeveel overlast, ergernis en frustratie het inbreken en daarbij schade aanrichten oplevert bij degenen die proberen om sportverenigingen draaiende te houden is vrij zorgelijk. Het handelen van verdachte en zijn mededaders draagt dan ook bij aan het toenemen van de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 november 2020 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden opnieuw tot het plegen van deze strafbare feiten over te gaan. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten liep verdachte nog in een proeftijd.
De reclassering adviseert in haar rapportage van 5 november 2020 het volwassenenstrafrecht toe te passen, op basis van het feit dat verdachte de voorwaarden die verbonden waren aan de thans lopende jeugdreclasseringsmaatregel moeizaam na kwam. Voorgaande is een contra-indicatie om wederom een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen. Daarbij komt dat verdachte geen deel uitmaakt van een gezin, dat hij geen onderwijs volgt en er is tot slot geen indicatie dat verdachte op een lager niveau functioneert dan op grond van zijn leeftijd verwacht mag worden. Gelet op dit advies zal de rechtbank het volwassenenstrafrecht toepassen.
De reclassering adviseert verder om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod en de voorwaarde inhoudende dat verdachte inzicht dient te geven in zijn financiën.
Gelet op de aard, ernst en hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten als ook verdachtes strafrechtelijk verleden, acht de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Verdachte lijkt momenteel echter op de goede weg te zijn, aangezien hij hulpverlening lijkt te accepteren en meewerkt aan de opname in de Piet Roorda kliniek. De rechtbank merkt daarbij op dat het schuldbewust zijn van verdachte wel enige nuancering lijkt te verdienen. Zijn gekozen proceshouding - samen te vatten als bekennen waar beelden van zijn, ontkennen waar hij denkt dat het bewijs niet rond is - staat verdachte geheel vrij, maar komt wat berekenend over. Dat hij lijkt te denken dat het onderwerp afdoende is besproken, als hij als reactie op pogingen om hem ter verantwoording te roepen als antwoord geeft dat hij destijds onder invloed was, wekt de indruk dat hij zichzelf niet verantwoordelijk acht voor het feit dat hij onder invloed was. Welk effect het gebruik op zijn gedrag had kan verdachte toch niet zijn ontgaan. Dat gezegd hebbende wil de rechtbank verdachte evenwel de kans bieden om de positief ingeslagen weg voort te zetten en de behandeling die hij thans ondergaat te kunnen vervolgen. De rechtbank zal deze straf deels in voorwaardelijke vorm opleggen, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de goede weg die verdachte heeft ingeslagen doorkruisen, wat voor zowel verdachte als de maatschappij onwenselijk is. Daarnaast zal de rechtbank, gezien de hoeveelheid strafbare feiten en de ernst daarvan, een forse werkstraf opleggen. Deze straf is zwaarder dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat die eis naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst en de hoeveelheid van de feiten.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 635,28 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 7.500,- ter vergoeding van materiële schade en € 500 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 3.330 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 375,99 ter vergoeding van materiële schade en € 129 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
5. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 870,97 ter vergoeding van materiële schade en € 300 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
6. [slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 80,- ter vergoeding van materiële schade en € 200 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7. [benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 287,87 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie gevorderd dat de post "Vervangen defect glas" toegewezen dient te worden. Ook de post "Philips TV" dient toegewezen te worden, echter dient het bedrag op een lager bedrag vastgesteld te worden, nu op de vordering de nieuwwaarde van de tv wordt gevorderd. [benadeelde partij 2] dient voor het overige deel niet ontvankelijk verklaard te worden, nu onvoldoende vast staat dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie aangevoerd dat de post "Mercedes [kenteken] gestolen en botsing mee gehad", ondanks het feit dat deze niet is onderbouwd, toegewezen dient te worden, nu vast staat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het strafbare feit. De rechtbank kan die post zelf begroten. Ook de immateriële schade dient toegewezen te worden, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Wat betreft de overige materiële posten dient [slachtoffer 1] niet ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze vordering geheel toegewezen dient te worden, onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze geheel toegewezen dient te worden toegewezen, onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze niet ontvankelijk verklaard dienen te worden, nu hun vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] aangevoerd dat de post "Philips TV" toegewezen dient te worden, echter dient het bedrag op een lager bedrag vastgesteld te worden, nu op de vordering de nieuwwaarde van de tv wordt gevorderd. Met betrekking tot de posten "A-Z Service totaalpakket" en "NewStar Plasma" dient de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard te worden, nu onvoldoende vast staat dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De raadsvrouw heeft zich wat betreft de overige posten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de raadsvrouw primair bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw ten aanzien van de materiële post "TV" aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op het feit dat deze post onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de materiële post "Nagelknipper" heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het immateriële deel heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op het feit dat de schade onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de raadsvrouw primair bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de benadeelde partij met betrekking tot de post "Herstel dakraam" niet ontvankelijk te worden verklaard gelet op het feit dat deze onvoldoende is onderbouwd. De materiële posten "Vervanging laminaat", "Reiskosten" en het immateriële deel van de vordering kunnen worden toegewezen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de materiele post "Benzine" onvoldoende is onderbouwd. Ook met betrekking tot het immateriële deel van de vordering dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard gelet op het feit dat deze onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft de raadsvrouw bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden, nu de schade voortvloeit uit een ad informandum gevoegd feit welke verdachte niet heeft erkend.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van de post "Vervangen defect glas" à €101,34 voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 maart 2020.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van de post "Philips TV" ook voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 100,-. De rechtbank zal deze schadepost tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De materiële schadeposten "A-Z Service totaalpakket" en " NewStar Plasma" acht de rechtbank, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, op dit moment onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De benadeelde partij zal in het deel van de vordering dat ziet op deze twee schadeposten daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, op dit moment onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De benadeelde partij zal daarom in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard en deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] :
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van de post "TV" voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 50,-. De rechtbank zal deze schadepost tot dit bedrag toewijzen en deze schadepost voor het overige deel afwijzen.
Ten aanzien van de schadepost "Nagelknipper" is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 maart 2020.
De immateriële schade acht de rechtbank, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, op dit moment onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen haar vordering nader te onderbouwen, zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De benadeelde partij zal in het deel van de vordering dat ziet op deze drie schadeposten daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] :
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 6] :
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, op dit moment onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De benadeelde partij zal in de vordering daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 4] :
De verdachte ontkent dit feit en de rechtbank kan dit feit daardoor niet betrekken in de beoordeling. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank de vordering die op grond van dit feit is ingediend ook niet kan beoordelen, met als gevolg dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 17 december 2018 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 januari 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 22 oktober 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 8 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 6 en 7 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de dagvaarding voor zover die ziet op het onder 7 subsidiair ten laste gelegde nietig.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 8 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 364 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de verslavingsreclassering Tactus Zutphen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen binnen de [instelling] te Zutphen (of een soortgelijke zorginstelling), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is per 30-10-2020 gestart. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3. dat de veroordeelde zich, indien geïndiceerd vanuit de klinische behandeling, ambulant laat behandelen. Dit wordt bepaald door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. dat de veroordeelde zich, indien geïndiceerd vanuit behandeling, laat plaatsen in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5. dat de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, zolang de reclassering dat nodig acht. De controle gebeurt met urineonderzoek en speekseltest. De reclassering bepaalt (in samenwerking met de zorg) hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
6. dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren, zolang de reclassering dat nodig acht. De reclassering bepaalt (in samenwerking met de zorg) met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
7. dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn financiën en schulden, indien geïndiceerd verleent hij zijn medewerking aan schuldhulpverlening in de vorm van budgetbeheer en/of beschermingsbewind.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis (met ingang van heden).
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen:
Ten aanzien van feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 201,34 (zegge: tweehonderd en een euro en drieënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2020.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet ontvankelijk. De vordering kan voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van € 201,34 (zegge: tweehonderd en een euro en drieënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 4 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte – al dan niet samen met zijn mededader – aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 4 en 8
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]in zijn vordering niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 5
Wijst het materiële deel van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 50,99 (zegge: vijftig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2020. Wijst het overige deel van het materiële deel van de vordering af.
Verklaart de benadeelde partij in het immateriële deel van de vordering niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 50,99 (zegge: vijftig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag wordt toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte, – al dan niet samen met zijn mededader – aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 4]in haar vordering niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 6
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 5]in haar vordering niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van het derde ad informandum gevoegde feit
Verklaart benadeelde partij
[slachtoffer 6]in haar vordering niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van het vierde ad informandum gevoegde feit
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18-840087-18:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 17 december 2018, te weten: 40 uren taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2020.
Mr. S. Zwarts is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.