ECLI:NL:RBNNE:2020:425

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
18/830181-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor een reeks van (gekwalificeerde) vermogensdelicten, waaronder auto-inbraken en diefstal met een gestolen creditcard

Op 4 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een reeks van vermogensdelicten, waaronder auto-inbraken, diefstal van voertuigen en het pinnen met een gestolen creditcard. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.G. ten Have. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere diefstallen en inbraken, waarbij hij gebruik maakte van valse sleutels en gestolen goederen. Het bewijs voor de auto-inbraken was onder andere gebaseerd op aangiftes van slachtoffers en een vergelijkend glasonderzoek uitgevoerd door het NFI. De rechtbank achtte de verklaringen van getuigen en de aangiftes van de slachtoffers geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte betrokken was bij de gepleegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals verblijf in een instelling voor begeleid wonen en een drugsverbod. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830181-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
21 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2019 tot en met 8 september 2019, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Toyota, type Yaris, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een weggenomen autosleutel behorende bij genoemde personenauto);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2019 tot en met 8 september 2019, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (merk Toyota, type Yaris, kenteken [kenteken] ) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2019 tot en met 8 september 2019, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een auto welke zich bevond op/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen kentekenplaten ( [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 1 september 2019, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Ford, type Ka), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een weggenomen autosleutel behorende bij bovengenoemde personenauto);
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2019 tot en met 8 september 2019, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit de zich op/nabij de [straatnaam] de hieronder vermelde bevindende auto('s), de hieronder vermelde goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de hieronder vermelde benadeelde(n) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s), zich (telkens) de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten:
- in/uit een auto (Peugeot, type 406), (onder meer) een portemonnee met inhoud, een zak drop, een autoradio (merk: JVC), één of meer messen en/of parfum/cosmetica, een armband, een bacosleutel, een afstandsbediening, een fotoboek en/of condooms, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , en/of
- in/uit een auto (Volkswagen, type Polo), een navigatiesysteem, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , en/of
- in/uit een auto (Volswagen, type Golf), (onder meer) een zak pepernoten, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , en/of
- in/uit een auto (Peugeot, type 307) (onder meer) cd's en/of een zak drop, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , en/of
- in/uit een auto (Peugeot, type 307) (onder meer) een zonnebril, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , en/of
- in/uit een auto (Fiat, type Stilo) (onder meer) een of meer watermeloenen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , en/of
- in/uit een auto (Peugeot, type 406) (onder meer) een USB-blokje en/of kabeltjes, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2019 tot en met 8 september 2019, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de hieronder vermelde goederen, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, te weten (onder meer):
- een portemonnee met inhoud, een zak drop, een autoradio (merk: JVC), één of meer messen en/of parfum/cosmetica, een bacosleutel, een armband, condooms, een afstandsbediening en/of een fotoboek, en/of
- een zak pepernoten, en/of
- cd's en/of een zak drop, en/of
- een zonnebril, en/of
- een navigatiesysteem, en/of
- een of meer watermeloenen, en/of
- een USB-blokje en/of kabeltjes;
5.
hij op of omstreeks 28 maart 2019, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, één of meer geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich/hun wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- bij één of meer vestigingen van het winkelbedrijf [benadeelde partij 1] , en/of
- bij een vestiging van het winkelbedrijf [benadeelde partij 2] , en/of
- bij coffeeshop [benadeelde partij 3] , en/of
- bij coffeeshop [benadeelde partij 4] ,
(contactloos) te pinnen met een op naam van die [slachtoffer 12] , althans met een niet op verdachtes en/of zijn mededader(s) naam, staande bank/creditpas;
6.
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2019 tot en met 5 september 2019, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een auto (Ford Ka) heeft weggenomen kentekenplaten ( [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n);
7.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Ford Ka) betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Groningen op/aan de [straatnaam] en/of [straatnaam] , op of omstreeks 5 september 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan (een) ander(en) (te weten [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] ) letsel en/of schade was toegebracht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling van verdachte gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten (1 en 4 in primaire vorm). De officier van justitie heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
De auto-inbraken kunnen worden bewezen op grond van de verschillende aangiftes, het aantreffen van de gestolen goederen op 8 september 2019 bij verdachte in de auto en de bevindingen van het vergelijkend glasonderzoek van het NFI.
De diefstallen van de auto's en kentekenplaten kunnen worden bewezen op grond van de aangiftes en de door verdachte gehanteerde modus operandi, van het rijden in gestolen auto's met gestolen kentekenplaten.
Feit 5 is te bewijzen op grond van de aangifte, de processen-verbaal van herkenning persoon door verbalisanten en het overzicht van de met de gestolen creditcard gepinde bedragen.
Feit 7 kan worden bewezen op grond van de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken en heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent de feiten en het wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring ervan ontbreekt. De verklaring van getuige [getuige] moet als onbetrouwbaar worden aangemerkt. De glassplinters die op de kleding van verdachte zijn aangetroffen kunnen daarop terecht zijn gekomen in de auto waarin verdachte heeft gereden en waarin zich reeds glassplinters bevonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (feit 1) d.d. 9 september 2019, opgenomen op pagina 245 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019260386, d.d. 2 november 2019, inhoudend als
verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn personenauto, van het merk Toyota, type Yaris, grijs van kleur en voorzien van kenteken [kenteken] , gepleegd tussen donderdag 5 september 2019 om 17:00 uur en zondag 8 september 2019 om 06:30 uur, te Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2019, opgenomen op p. 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Naar aanleiding van de aangifte diefstal personenauto, rezen enkele vragen, waarop ik op maandag 10 september 2019 omstreeks 11:23 uur de eerste keer telefonisch contact met aangeefster [slachtoffer 1] opnam om duidelijkheid te verkrijgen. Aangeefster verklaarde:
Ik heb de hele woning nog een keer doorzocht, echter de autosleutels niet gevonden. De sleutel zat niet aan een sleutelbos en/of sleutelhanger.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (feit 2) d.d. 9 september 2019, opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van diefstal van kentekenplaten. Ik kan hierover het volgende verklaren. Ik ben eigenaar van een blauwe Yaris voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik heb deze auto op zaterdag 07-09-2019 omstreeks 16.00 uur geparkeerd ter hoogte van mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Vanochtend werd ik door u wakker gebeld. Mogelijk zou mijn auto gestolen zijn. Dit bleek niet het geval. Ik zag dat mijn auto nog steeds op de plek stond als waar ik deze geparkeerd had. Ik zag dat de kentekenplaten echter verwisseld waren. De kentekenplaten die nu op mijn auto zaten, waren nu voorzien van het nummer
[kenteken] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 september 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op zondag 8 september 2019, omstreeks 06:30 uur, reden wij over de W.A. Scholtenstraat te Groningen. Wij zagen een grijs voertuig ons voorbij rijden waarvan de verlichting niet brandde bij schemerig daglicht. In ons politiesysteem kwam bij het betreffende kentekennummer, [kenteken] , tenaamgestelde [slachtoffer 2] , naar voren.
Na een achtervolging is de auto aan de Fossemaheerd door verbalisanten klemgereden en is de bestuurder, [verdachte] , aangehouden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2019, opgenomen op pagina 151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van de aanhouding [verdachte] op 8 september 2019 heb ik een zoekslag gemaakt in het voertuig waarvan verdachte gebruik maakte. In het voertuig, een grijze Toyota Yaris, gekentekend [kenteken] , werden onderstaande goederen aangetroffen:
- een fietsendrager voorzien van een kentekenplaat [kenteken] , een kentekenbewijs van voertuig voorzien van kenteken [kenteken] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 september 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige] :
(p. 115) A: Na dit ongeluk (de rechtbank begrijpt: het ongeval op 5 september 2019 als bedoeld in feit 7) reed [verdachte] de volgende dag in een andere auto. Dit was een lichtkleurige auto, een kleine auto.
V: Wanneer heb jij [verdachte] voor het laatst gezien?
(p. 116) A: Dat was afgelopen zaterdagavond (de rechtbank begrijpt: 7 september 2019).
V: Was [verdachte] daar toen met de auto?
A: Ja met de nieuwe auto.
V: Dus de auto op de foto's, daar reed [verdachte] in ieder geval op vrijdag 6 en zaterdag 7 september 2019 in?
A: Ja.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 september 2019, opgenomen op p. 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben toen achter het stuur gestapt en heb toen eerst mijn sleutels vastgemaakt aan de sleutel, want die zat immers in het contact. Ik heb dat gedaan middels zo'n ringetje, die zat aan mijn sleutels. Die autosleutel was alleen maar een sleutel.
Ten aanzien van het onder 3, 6 en 7 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (feit 3) d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik wil aangifte doen van diefstal van mijn auto. Op zondag 1 september 2019 omstreeks 09.00 uur was ik thuis in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Ik zag dat [verdachte] voor mijn deur stond. Ik liet hem binnen. Omdat ik op het punt stond om weg te gaan had ik al mijn autosleutels en papieren op het dressoir gelegd. Dit dressoir staat in de woonkamer bij de deur richting de gang. Ik hoorde dat mijn kraan in de keuken nog aan stond. Ik ben toen naar de keuken gelopen om de kraan uit te zetten. Ondertussen was [verdachte] alweer weg gegaan. Ik heb vervolgens mijn jas aan gedaan en wilde omstreeks 09.15 uur weg gaan.
(p. 83) Ik wilde mijn sleutel van het dressoir pakken toen ik zag dat mijn autosleutel weg was. [verdachte] is als enige in mijn woning geweest terwijl mijn sleutel daar lag. Hij moet het dus wel gestolen hebben. Ik zag toen ik op de plek aankwam waar ik mijn auto geparkeerd had, dat mijn auto er niet meer stond.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 september 2019, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
U vraagt mij of [verdachte] ook eerder mijn sleutels heeft gehad en of [verdachte] wel eens beschikking had over mijn auto voorzien van kenteken [kenteken] . Ik kan u daar over vertellen dat dat niet het geval is.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (feit 6) d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 264 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 13] :
Ik doe aangifte van diefstal van de kentekenplaten van mijn auto ( [kenteken] ) gepleegd tussen 25 augustus 2019 om 19.00 uur en 5 september 2019 om 17.00 uur. Er waren twee andere kentekenplaten in de plaats geplaatst ( [kenteken] ).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (feit 7) d.d. 11 september 2019, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 15] , mede namens [slachtoffer 16] :
Ik doe aangifte van een verlaten plaats ongeval. Op donderdag 5 september 2019 omstreeks 16.35 uur reed ik samen met mijn vriend genaamd [slachtoffer 16] in mijn voertuig, een zwarte Ford Fiesta, op de Bedumerweg te Groningen. Ter hoogte van de [straatnaam] stopte er een voertuig voor ons. Omdat dit voertuig tot stilstand werd gebracht stopte mijn vriend ook ons voertuig.
(p. 134). Toen werden wij van achteren aangereden. Dit was een hele harde klap. Ik zag vervolgens dat dit voertuig een Ford Ka blauw van kleur was en dat er drie personen in dit voertuig zaten. Vervolgens zag ik dat de bestuurder van deze Ford KA zijn voertuig in zijn achteruit zette en met hoge snelheid achteruit reed. En vervolgens zag ik dat deze bestuurder
van de Ford KA bovenop een Bruin/Grijze VW station knalde. Vervolgens zag ik dat de
bestuurder van de Ford Ka met hoge snelheid weer vooruit reed en om ons en ons voertuig heen reed. Vervolgens zag ik dat de bestuurder zijn voertuig in het doodlopende stukje [straatnaam] had geparkeerd en dat de bestuurder was uitgestapt. Ik ben vervolgens naar deze bestuurder toegelopen. Ik heb vervolgens tegen deze bestuurder gezegd: Wij moeten dit regelen, want mijn auto ligt in de prak. Ik hoorde dat de bestuurder antwoordde: Ja ja sorry... Ik heb jullie niet gezien. Vervolgens hoorde ik dat de bestuurder zei: "Ik woon hier vlak bij dus ik ga mijn papieren even halen dus ik kom zo terug". Ik zag dat de bestuurder vervolgens weg liep in de richting van de [straatnaam] richting het Molukkenpad.
Mijn vriend heeft last van zijn strottenhoofd, nek en borst. Ook heeft hij steeds een zwaar gevoel in zijn hoofd. Ik heb ontzettend last van mijn schouderbladen tot aan mijn nek en ik heb constante hoofdpijn en moet hiervoor medicatie slikken. Ik heb een doorverwijzing gekregen naar een fysio.
Het voertuig is Total Loss verklaard. De kofferbak van het voertuig was geheel ontwricht de bumper was helemaal ingedeukt. Later bleek dat de chassisstang ook helemaal ontzet was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2019, opgenomen op p. 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 14] :
Op donderdagmiddag 5 september 2019 omstreeks 16:35 uur reed ik in mijn auto voorzien
van kenteken [kenteken] op de [straatnaam] te Groningen. Ik zag dat een stuk voor mij een Ford Fiesta stond en dat tussen die Ford en mijn auto een zwarte Ford Ka reed. Toen ik zag dat de zwarte Ford Ka met hoge snelheid op de Ford Fiesta botste, het was een enorme klap. Vervolgens zag ik dat de Ford Ka achteruit reed. Ik zag dat de Ford Ka met de achterzijde tegen de voorzijde van mijn auto aan reed. De bestuurder van de Ford Ka stapte niet uit zijn auto maar reed nadat hij tegen mijn auto aan was gereden weg en parkeerde de auto verderop in de straat op een parkeerplaats. Daar verliet hij de auto en liep hij weg.
Het schadebedrag van de schade aan mijn auto is op dit moment nog niet bekend. Er is in ieder geval schade aan de grill, onder andere een scheur en verder is er lakschade.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
Op 5 september 2019 zag ik aan de [straatnaam] te Groningen 2 voertuigen op de rijbaan staan. Ik hoorde van de bij de aanrijding betrokken personen dat het derde voertuig dat bij de aanrijding betrokken was, is voorzien van het kenteken [kenteken] en weggereden is in de richting van de [straatnaam] . Het betreft een blauwe Ford, type KA. Ik zag tevens een oliespoor op het wegdek. Ik heb het spoor gevolgd en in zag het eindigen bij een personenauto, Ford KA, met kenteken [kenteken] .
Ik zag op 6 september 2019 de vorengenoemde Ford KA nog steeds in dezelfde positie in hetzelfde parkeervak staan als waar ik het op donderdag 6 september 2019 heb gezien. Ik heb het Voertuig Identificatie Nummer (VIN) [nummer] ervan nagetrokken en zag dat het nummer gekoppeld is aan een personenauto, Ford KA, met kenteken [kenteken] . De te naam gestelde van dit voertuig is [slachtoffer 3] , wonende aan de [straatnaam] te Groningen.
(p. 138) Het zich op de auto bevindende kenteken [kenteken] bleek te zijn gekoppeld aan een Ford KA, voorzien is van het VIN-nummer [nummer] , met kentekenhouder [slachtoffer 13] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2019, opgenomen op pagina 147 van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
In het achtervolgde voertuig (de rechtbank begrijpt, het voertuig waar verdachte op 8 september 2019 in is aangetroffen, bewijsmiddel 3) bestuurd door [verdachte] , werd een zwart gekleurde schoudertas aangetroffen met daarin een portemonnee met daarin een aantal pasjes, waaronder het identiteitsbewijs [verdachte] en een Ford autosleutel.
Ik, verbalisant, zag en voelde dat deze sleutel paste in zowel het slot van het portier als in het slot van het contact van de Ford, Type Ka, voorzien van chassisnummer [nummer] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 september 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
(p. 115) Ik stapte dus bij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) in de auto, er zat nog een jongen in de auto. [verdachte] zat achter het stuur. Op een gegeven moment ging het fout en reed hij tegen een auto aan die voor hem stond en later ook nog tegen een auto die achter ons stond. Ik ben toen uit de auto gestapt. [verdachte] is toen weggereden en heeft de auto verderop geparkeerd en is weggelopen.
V: In wat voor auto haalde [verdachte] jou?
A: Een klein zwart-paarsachtige auto.
V: Had je die auto al vaker gezien?
A: Ja ik denk een stuk of vijf keer.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2019, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
Op donderdag 12 september 2019 heb ik een onderzoek ingesteld in het telefoontoestel van verdachte. Uit dat onderzoek kwam het navolgende WhatsAppgesprek naar voren tussen [getuige] (J) en [verdachte] )
d.d. 05-09-2019 17.07 uur (p. 100):
[getuige] : stuurt Screenshot 'nieuws drimble ongeval [straatnaam] '
[getuige] : We staan op het nieuws
[verdachte] : Mooi
[verdachte] : Dus zo gaat het.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde
1a. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2019, opgenomen op pagina 272 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte van inbraak in mijn auto, een grijze Peugeot 406, gepleegd op zondag 8 september 2019 tussen 02:30 uur en 08:32 uur, aan de [straatnaam] te Groningen. Bij mijn auto is het portierraam ingeslagen. Voor zover ik nu na kan gaan is mijn zwarte portemonnee weggenomen. In deze portemonnee zaten onder andere mijn rijbewijs en mijn identiteitskaart.
Verder zijn weggenomen, een zakje autodrop, 1 of 2 zakmessen, een merkloze roze vibrator, een USB- stick van 32 GB en condooms, een flesje parfum van het merk Joop Hamme en een autoradio (merk: JVC).
1b. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2019, opgenomen op pagina 319 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
Op vrijdag 13 september 2019 was ik, verbalisant [verbalisant 1] , bij de gestolen Toyota Yaris die betrokken was bij de achtervolging en waar verdachte [verdachte] in gereden heeft. Ik heb daar goederen in beslag genomen voor onderzoek. Van alle in beslag genomen goederen zijn foto's gemaakt. Op deze foto's staan nummers. Deze nummers komen overeen met de nummers achter de beschrijving.
1c. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 september 2019, opgenomen op pagina 278 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [slachtoffer 4] :
U vraagt mij of ik goederen herken die u mij op de foto's toont, namelijk:
Foto 2: Zilveren armband;
Foto 3: JVC autoradio met usb;
Foto 5: Durex condooms;
Foto 6: Alleen het zakmes;
Foto 13: Alle messen behalve het zwarte mes;
Foto 14: 3 x parfums;
Foto 17: Baco;
Foto 19: Afstandsbediening
Foto 21: Fotoboek.
Ik verklaar bij deze dat deze goederen van mij gestolen zijn vanuit mijn auto.
1d. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2019, opgenomen op pagina 151 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van de aanhouding [verdachte] ter zake rijden zonder rijbewijs, heb ik een zoekslag gemaakt in het voertuig waarvan verdachte gebruik maakte. In het voertuig, een grijze Toyota Yaris gekentekend [kenteken] , werden door mij onderstaande goederen aangetroffen:
- Op de bodem voor de bijrijdersstoel trof ik een zwarte portemonnee, aan.
- In de portemonnee een Id kaart en rijbewijs van [slachtoffer 4] geboren [geboortedatum] -1998.
2a. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 241 e.v. (met bijlage goederen, p. 243) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte van het volgende incident dat plaatsvond tussen zaterdag 7 september 2019 om 16.00 uur en zondag 8 september 2019 om 13:15 uur aan de [straatnaam] te Groningen. Toen ik bij mijn auto, een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , aankwam zag ik dat de ruit aan de bestuurders kant was ingeslagen. Weggenomen is een aangebroken zak karamel zeezout pepernoten.
2b. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2019, opgenomen op pagina 356 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , had aangeefster [slachtoffer 6] gebeld omdat ik een overeenkomend zakje kruidnoten als aangeefster had aangegeven aangetroffen had in de auto waarin [verdachte] aangehouden was. Ik heb vervolgens een foto van de zak met kruidnoten gemaakt. Ik heb deze foto op donderdag 26 september 2019 om 11.47 uur gestuurd naar aangeefster [slachtoffer 6] . Ik heb hier een minuut later bij gestuurd: "Dit is de aangetroffen zak. Komt dit overeen?". Ik zag dat aangeefster [slachtoffer 6] diezelfde minuut op 11.48 uur reageerde met de woorden: "Ja klopt hoor".
3a. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2019, opgenomen op pagina 221 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik doe aangifte van het volgende. Ik ben de eigenaar van een Peugeot 307 met kenteken [kenteken] . Ik heb deze auto op vrijdag 6 september 2019 omstreeks 16.00 uur onbeschadigd geparkeerd aan de [straatnaam] te Groningen. Vandaag, zondag 8 september 2019 omstreeks 8.30 uur, zag ik dat het rechter voorportierraam was ingeslagen. Uit het dashboardkastje zijn weggenomen een rood en geel CD- hoesje, in deze hoesjes zitten per stuk ongeveer 10 muziek CD' s, en een zak muntdrop. Deze was driekwart vol.
3b. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2019, opgenomen op pagina 354 van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
Op maandag 16 september 2019 om 11.20 uur liet ik aangever [slachtoffer 7] op het bureau komen. Zij was hier omdat ik telefonisch contact gehad had met haar, omdat ik goederen in de gestolen auto aangetroffen had, die overeenkwamen met de aangifte die zij gedaan heeft naar aanleiding van de inbraak in haar auto.
Ik liet haar de foto's die in dit dossier staan bijgevoegd zien. Ik hoorde [slachtoffer 7] zeggen dat de geel/zwarte CD hoes die op de foto onder nummer zeven staat van haar was. Ik hoorde [slachtoffer 7] tevens zeggen dat de cd hoes, die op de foto's bij nummer tien met een klok op de hoes ook van haar was.
3c. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 317 van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
Op maandag 9 september 2019 omstreeks 13.00 uur heeft collega [verbalisant 2] een nader
onderzoek ingesteld in de auto waarin de verdachte werd aangetroffen en aangehouden. De auto en de in de auto aangetroffen goederen werden door collega [verbalisant 2] gefotografeerd. Ik, verbalisant, heb de foto's, welke door collega [verbalisant 2] waren genomen, bekeken en daarbij het volgende bevonden:
In de aangifte van diefstal uit personenauto, vertelde aangeefster [slachtoffer 7] dat uit haar voertuig twintig cd's en een zak drop werd weggenomen. Collega [verbalisant 2] heeft de zak drop aangetroffen in het eerder genoemde voertuig en deze gefotografeerd [1] .
4a. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2019, opgenomen op pagina 227 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [slachtoffer 8] :
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn auto, een blauwe Peugeot 307, gepleegd tussen zaterdag 7 september 2019 om 20:30 uur en zondag 8 september 2019 om 08.30 uur, aan de [straatnaam] te Groningen. Ik heb deze auto tussen genoemde datum en tijdstippen geparkeerd aan de [straatnaam] te Groningen. Vandaag, zondag 08-09-2019 omstreeks 8. 30 uur, ontdekte ik dat er was ingebroken. Ik merkte dat toen ik de autosleutel in het slot stak dat de auto niet meer afgesloten was. Toen ik beter keek zag ik dat de rechter voorportier was ingeslagen. Ik zag dat er glas op de voorstoel lag. Op het dashboard lag een zonnebril van mij.
4b. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 317 van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
Op maandag 9 september 2019 omstreeks 13.00 uur heeft collega [verbalisant 2] een nader
onderzoek ingesteld in de auto waarin de verdachte werd aangetroffen en aangehouden. De auto en de in de auto aangetroffen goederen werden door collega [verbalisant 2] gefotografeerd. Ik heb de foto's, welke door collega [verbalisant 2] waren genomen, bekeken en daarbij het volgende bevonden:
In de aangifte van diefstal uit personenauto vertelde aangever [slachtoffer 8] dat er uit zijn voertuig een zonnebril werd weggenomen. Collega [verbalisant 2] heeft de zonnebril aangetroffen in het eerder genoemde voertuig en deze gefotografeerd.
5a. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 218 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [slachtoffer 9] :
Ik doe aangifte van het volgende. Er is ingebroken in mijn auto (een Fiat, type Stilo). Dit is gebeurd middels het inslaan van het raam aan bijrijderskant, tussen vrijdag 6 september 2019 om 18:00 uur en zondag 8 september 2019 om 15:00 uur aan de [straatnaam] te Groningen.
5b. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2019, opgenomen op pagina 314 van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
In een mail d.d. 11 september 2019 werd door [slachtoffer 9] het volgende aangegeven:
"Uit onze auto zijn twee watermeloenen meegenomen."
Op maandag 9 september 2019 werd door mij een onderzoek ingesteld in de personenauto (Toyota Yaris) die werd bestuurd door verdachte [verdachte] . In de personenauto trof ik twee watermeloenen aan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2019, opgenomen op pagina 232 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [slachtoffer 11] , mede namens [slachtoffer 10] :
Ik doe aangifte van inbraak auto. Op zaterdag 07-08-2019 omstreeks 14.00 uur parkeerde ik de auto van mijn vader, een grijze Peugeot 406 met kenteken [kenteken] , langs de [straatnaam] te Groningen. Vanochtend, zondag 08-09-2019 omstreeks 9.30 uur belde een vriend van mij, dat hij gehoord had dat er ingebroken was in mijn auto. Ik ben naar de auto gegaan en zag dat er inderdaad ingebroken was. Het raam van het linker portier, de bestuurderskant, is ingeslagen.
(p. 233) Voor zover ik nu na kan gaan mis ik nu een USB-blokje met daarin 2 kabeltjes. 1 daarvan is een zwarte USB-c kabel. De andere is een witte kabel voor een I-pod.
7a. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september, opgenomen op p. 238 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Het raam van mijn auto, voor passagierskant, is vernield. Omstreeks 13:00 zondag
8 september trof ik deze toestand aan. Mijn auto stond geparkeerd op de [straatnaam] in Groningen. Mijn kenteken is [kenteken] .
7b. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2019, als losse bijlage gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
In zijn aangifte verklaarde [slachtoffer 5] dat er niets was weggenomen uit zijn auto. Later bleek dat er toch een navigatiesysteem was weggenomen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2019, opgenomen op pagina 161 van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
Op zondag 8 september 2019, omstreeks 12.35 uur, sprak ik op Hooghoudtstraat 18 te Groningen met verdachte [verdachte] . Ik hoorde hem zeggen: "Vanmorgen zat er autoglas in mijn broekzak toen ik hier werd ingesloten. Ik snap niet hoe dit in mijn kleding is gekomen."
Ik hoorde collega [verbalisant 3] , zijnde medewerker aan de Hooghoudtstraat 18 van het arrestantencomplex zeggen: "Ik was er vanmorgen bij, ik heb inderdaad gezien dat er kleine stukjes glas uit de kleding [verdachte] kwamen toen hij muntgeld uit zijn broekzak haalde."
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september, opgenomen op p. 352 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik heb op 12 september 2019 het glas in het vak van de linker voordeur in beslag genomen voor onderzoek.
Beslagene: [slachtoffer 7] .
Goederen: PLOl00-2019239350-1182604, glas van ingeslagen rechter voorruit. Gevonden in linker voorportier vak. Bijzonderheden autoruit glas van rechter voorraam van voertuig [kenteken] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september, opgenomen op p. 353 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik zag een blauwe Volkswagen voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat [slachtoffer 6] de rechter voordeur open deed en zei dat er in het vak van het rechterportier nog glas zat.
Ik heb stukken glas uit het rechterportier vak van de auto van [slachtoffer 6] in beslag genomen voor onderzoek.
Beslagene: [slachtoffer 6] .
Goederen: PLOl00-2019239982-1182619, glas, Volkswagen, bijzonderheden autoruit glas
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september, opgenomen op p. 357 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 11 september 2019 heb ik het glas in de asbak van de auto van [slachtoffer 11] , voorzien van kenteken [kenteken] in beslag genomen.
Beslagene: [slachtoffer 11] .
Goederen: PL0100-2019239464-1182377, glas, Peugeot, bijzonderheden autoglas van voertuig [kenteken]
12. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 september, opgenomen op p. 383 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Beslagene:
Achternaam: [slachtoffer 5]
Voornamen: [slachtoffer 5]
Goednummer: PL0100-2019239690-1183115
Object: Glas
Merk/Type: Volkswagen
Inhoud: Op kleding van verdachte bevonden zich glassplinters. Wordt vergeleken met autoruitglas van aangevers.
13. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 10 september, opgenomen op p. 390 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Beslagene:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2019239308-1181895
Object: Kleding
Inhoud: Ivm onderzoek glassplinters op de broek
Bijzonderheden: Joggingsbroek uit fouillering [verdachte] .
Volgnummer 2
Goednummer: PL0100-2019239308-1181901
Object: Kleding (vest)
Bijzonderheden: Vest uit fouillering [verdachte]
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van ontvangen sporen(dragers) d.d.2 december 2019, opgenomen als bijlage bij voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op dinsdag 17 september 2019 ontving ik 6 zakken met daarin één of meerdere sporendragers die waren veiliggesteld tijdens het onderzoek ingevolge meerdere auto-inbraken op het adres [straatnaam] te Groningen
De ontvangen sporendragers, hieronder afzonderlijk beschreven, werden door mij bemonsterd c.q. veiliggesteld.
Goednummer: PL0100-2019239308-1181895
Sin: AANI2868NL
Bijzonderheden: joggingsbroek uit fouillering [verdachte]
Goednummer: PL0100-2019239308-1181901
Sin: AANI2869NL
Bijzonderheden: Vest uit fouillering [verdachte]
Goednummer: PL0100-2019239464-1182377
SIN: AANI2871NL
Bijzonderheden: Autoglas van voertuig [kenteken]
Goednummer: PL0100-2019239350-1182604
SIN: AANI2872NL
Bijzonderheden: Autoglas van voertuig [kenteken]
Goednummer: PL0100-2019239690-1183115
SIN: AANI2873NL
Goednummer: PL0100-2019239982-1182619
SIN: AANI2874NL
15. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.10.22.014, d.d. 28 november 2019, opgemaakt door dr. P.D. Zoon, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Conclusie

Hypothese 1: Eén of meer glassporen op de sporendrager(s) zijn afkomstig van de gebroken autoruit(en).
Hypothese 2: Alle onderzochte glassporen op de sporendrager(s) zijn afkomstig van (een) willekeurige andere ruit(en).
Uit de broek [MNI2868NL] en het vest [AANI2869NL] zijn ca. 1900 glassporen verkregen. Hiervan zijn 41 glassporen onderzocht.
Hierin zijn 9 vlakglasbronnen te onderscheiden en l glasspoor is niet te onderscheiden van referentieglas [AANI2871NL],
3 glassporen zijn niet te onderscheiden van referentieglas [AANI2872NL],
7 glassporen zijn niet te onderscheiden van referentieglas [AANI2873NL]
en 4 glassporen zijn niet te onderscheiden van referentieglas [AANI2874NL].
Voor de combinatie van in totaal 15 van de 41 onderzochte glassporen uit de broek en het vest geldt:
De resultaten van het vergelijkend glasonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan hypothese 2 waar is.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 maart 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 12] :
Ik doe aangifte van diefstal door middel van inklimming in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Op donderdag 28 maart 2019 te 20:00 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat mijn creditcard was weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2019, opgenomen bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ten tijde van het opnemen van de aangifte heeft aangever [slachtoffer 12] de ter plaatse
gekomen collega 's al verteld dat er na de inbraak met zijn weggenomen creditcard bij een aantal winkels was afgerekend. Als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen zit het volgende overzicht van afschrijvingen op de rekening van aangever:
> 061 - [benadeelde partij 1] NLD Af € 22,33
28 mrt. 14:33:24
> 061 - [benadeelde partij 1] NLD Af € 16,00
28 mrt. 14:29:14
> 061 - [benadeelde partij 1] NLD Af € 19,53
28 mrt. 14:28:57
> 061 - [benadeelde partij 1] NLD Af € 22,12
28 mrt. 14:27:47
> [benadeelde partij 2] NLD Af € 19,99
28 mrt. 13:58:20
> [benadeelde partij 2] NLD Af € 19,99
28 mrt 13:57:48
> [benadeelde partij 2] NLD Af € 22,13
28 mrt. 13:57:05
> [benadeelde partij 4] NLD Af € 20,00
28 mrt 13:35:44
> [benadeelde partij 4] NLD Af € 20,15
28 mrt. 13:34 49
> 061 - [benadeelde partij 1] NLD Af € 8,00
28 mrt 13:29:29
> [benadeelde partij 3] NLD Af € 20,00
28 mrt. 13:22 31
> [benadeelde partij 3] NLD Af € 20,00
28 mrt. 13:21:21
> 008 - [benadeelde partij 1] NLD Af € 11,04
28 mrt. 11:08:08
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 18 juli 2019, opgenomen op pagina 56 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 18 juli 2019 zag ik een aandachtvestiging van politie Noord-Nederland,
BT Noord, waarin afbeeldingen werden getoond van twee personen en de volgende informatie werd gegeven:
"Herkenning gevraagd inbraak [straatnaam] . Op 28 maart werd er ingebroken in een woning aan de [straatnaam] . Daarbij is een creditcard weggenomen waarbij bij diverse winkels is betaald."
Toen ik de afbeelding zag voor de herkenning van getoonde personen herkende
ik meteen verdachte [verdachte] als een van de getoonde personen.
De bewegende beelden welke beschikbaar waren heb ik ook bekeken. Ik herkende [verdachte] aan zijn uiterlijk, contouren vann zijn gezicht en zijn manier van lopen.Verdachte [verdachte] droeg op alle beschikbare beelden dezelfde kleding. Er waren beelden beschikbaar bij de bedrijven: [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] . Bij deze bedrijven werd door verdachte [verdachte] betaald met vermoedelijk de gestolen creditcard.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2019, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van de woninginbraak aan de [straatnaam] te Groningen op donderdag 28 maart 2019 heb ik de beelden bekeken van de bewakingscamera's van supermarkt [benadeelde partij 1] en slijterij [benadeelde partij 2] . Tevens zijn foto's beschikbaar van [benadeelde partij 3] en coffeeshop [benadeelde partij 4] .
Ik kan de beelden/ foto's als volgt omschrijven:
[benadeelde partij 1] te Groningen donderdag 28 maart 2019:
- op donderdag 28 maart 2019 om 11.23 uur, verdachte rekent de goederen af met een betaalkaart/ creditkaart

[benadeelde partij 2] te Groningen donderdag 28 maart 2019:

- verdachte 1 en verdachte 2 komen bij elkaar in de winkel (camera kassa) (sec. 47)
- verdachte 1 heeft een 2-tal flessen in zijn handen (entree camera) (min. 1.09)
- verdachte 1 pakt bij de kassa zijn portemonnee uit zijn achter broekzak en pakt
hier een betaalkaart/ creditkaart uit waarmee de goederen betaald (min. 1.26)
- verdachte 2 heeft een aantal blikjes in zijn handen, welke vervolgens ook afgerekend worden door middels van een betaalkaart/creditkaart door verdachte 1 (min. 2.09) Tijdstip in beeld 14:04.54 uur.
- verdachte 1 pakt nog een fles, welke hij vervolgens afrekent middels een betaalkaart/ creditkaart (min . 2.41) Tijdstip in beeld 14:05.27 uur.

(p. 60) Foto [benadeelde partij 3] donderdag 28 maart 2019:

- Op donderdag 28 maart 2019 staat verdachte 1 in [benadeelde partij 3] .

Foto coffeeshop [benadeelde partij 4] donderdag maart 2019:

- Op donderdag 28 maart 2019 te 13:35.34 uur staat verdachte 1 in coffeeshop [benadeelde partij 4] .
Bij bovengenoemde winkels heeft de verdachte afgerekend met een gestolen betaalkaart/
creditkaart, welke gestolen is op donderdag 28 maart 2019 uit de woning gelegen aan
de [straatnaam] te Groningen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 september 2019, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
(p. 77) O: verbalisant laat de verdachte een aantal foto's en filmpjes zien waarop 2 mannen
te zien zijn. Dit zijn foto's gemaakt in [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , en de [benadeelde partij 2] .
V: Wie zijn dit?
A: Dat ben ik en [verdachte] .
O: verbalisant laat een 2-tal foto's zien waarop volgens de verdachte hijzelf en [verdachte] staan.
V: Waar was dit?
A: Coffeeshop denk ik
V: Weet je nog op welke wijze hij ( [verdachte] ) betaald heeft?
A: Hij pinde gewoon. In ieder geval met een pas.
O: Verbalisant laat een 2-tal filmpjes zien. 1 is de verdachte samen met [verdachte] te zien bij de [benadeelde partij 2] . Het andere filmpje in de [benadeelde partij 1] rekent een man af via een betaalkaart/ creditkaart. Filmpjes zijn van donderdag 28 maart 2019.
V: Wat kan je hier over zeggen?
A: In de [benadeelde partij 2] dat ben ik en [verdachte] .
(p. 78) V: Op welke wijze heeft hij betaald?
A: Met een betaalkaart.
V: Het andere filmpje?
A: Dat is honderd procent [verdachte] .
De rechtbank overweegt dat zij alle ten laste gelegde feiten (1 en 4 in primaire vorm) op grond van de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend te bewijzen acht en overweegt daartoe als volgt.
Feiten 3, 6 en 7
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte zich op 1 september 2019 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de auto van [slachtoffer 3] (feit 3). De rechtbank baseert haar oordeel op de aangifte van [slachtoffer 3] , de omstandigheid dat de rechtbank te bewijzen acht, zo zij hierna zal overwegen, dat verdachte deze auto op 5 september 2019 onder zich had en het feit dat op 8 september 2019 in een schoudertas van verdachte een autosleutel van de gestolen auto van [slachtoffer 3] is aangetroffen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij bedoelde autosleutel al langere tijd in zijn bezit had en dat [slachtoffer 3] daarvan op de hoogte was. [slachtoffer 3] heeft zulks echter in een aanvullende verklaring weersproken en de rechtbank heeft - anders dan de verdediging - geen reden om aan de juistheid van de aangifte en aanvullende verklaring van [slachtoffer 3] te twijfelen.
Op 5 september 2019 heeft verdachte zich met de gestolen auto van [slachtoffer 3] schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat een ander schade was toegebracht (feit 7). De rechtbank baseert haar oordeel op de aangifte van [slachtoffer 15] en de verklaring van [getuige] , die ten tijde van het ongeval als passagier bij verdachte in de auto zat. Haar verklaring komt op essentiële onderdelen overeen met de verklaring van [slachtoffer 15] , dat verdachte na het ongeval eerst nog tegen een auto achter hem is aangereden, toen is weggereden, de auto heeft geparkeerd en daarna is weggelopen. De verklaring van [getuige] wordt tevens ondersteund door de reactie van verdachte op haar WhatsAppbericht betreffende het ongeval, te weten: "Mooi, dus zo gaat het." De rechtbank duidt dit niet als een reactie van iemand die niets met het ongeval te maken heeft gehad, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. De rechtbank gaat, gelet op het voorgaande, voorbij aan het verweer van de raadsman dat ziet op geloofwaardigheid van de verklaring van [getuige] .
Op de auto van [slachtoffer 3] bevonden zich ten tijde van het ongeval op 5 september 2019 gestolen kentekenplaten, [kenteken] , afkomstig van de auto van [slachtoffer 13] , die aangifte van diefstal van de kentekenplaten heeft gedaan (feit 6). Op de auto van [slachtoffer 13] bevonden zich de kentekenplaten ( [kenteken] ) die horen bij de van [slachtoffer 3] gestolen auto. Hoewel het dossier geen rechtstreeks bewijs voor een wegnemingshandeling bevat, is de rechtbank, op basis van de omstandigheden dat de kentekenplaten van [slachtoffer 13] zich bevonden op een door verdachte gestolen auto, dat de kentekenplaten van de gestolen auto op de auto van [slachtoffer 13] waren geplaatst en het feit dat de rechtbank te bewijzen acht, zo zij hierna zal overwegen, dat verdachte na dit feit wederom in een gestolen auto, met gestolen kentekenplaten is aangetroffen, mede op grond van deze zelfde modus operandi, van oordeel dat bewezen is dat verdachte zich aan de diefstal van deze kentekenplaten heeft schuldig gemaakt.
Feiten 1 primair en 2
Vervolgens is verdachte op 8 september 2019, drie dagen na de dag waarop hij de auto van [slachtoffer 3] in beschadigde toestand heeft moeten achterlaten, door verbalisanten aangetroffen in een gestolen auto van [slachtoffer 1] (feit 1 primair). Op de auto van [slachtoffer 1] bevonden zich gestolen kentekenplaten van de auto van [slachtoffer 2] (feit 2), terwijl op de auto van [slachtoffer 2] zich de kentekenplaten van [slachtoffer 1] bevonden.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de auto die dag, op 8 september 2019, had geleend van ' [naam] ', acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft de politie geen enkel concreet aanknopingspunt verschaft om deze ‘ [naam] ’ op te sporen, zodat zijn verklaring op dit punt niet verifieerbaar is. Bovendien is zijn verklaring, dat hij die nacht voor het eerst in de auto reed, in strijd met de verklaring van [getuige] , dat zij verdachte al in de nacht van 6 op 7 september in de auto heeft zien rijden.
Gelet op voornoemde omstandigheden en dezelfde modus operandi (het wisselen van kentekenplaten) als ten aanzien van de eerder gepleegde feiten onder 3 en 6 bewezen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich zowel aan de diefstal van de auto, als van de kentekenplaten schuldig heeft gemaakt.
Feit 4 primair
De rechtbank acht de ten laste gelegde auto-inbraken te bewijzen op grond van de verschillende aangiftes, de omstandigheid dat een groot deel van de uit die auto's weggenomen goederen op 8 september 2019 bij verdachte in de gestolen auto van [slachtoffer 1] is aangetroffen en de bevindingen van het vergelijkend glasonderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat bij de aanhouding van verdachte op 8 september 2019 stukjes glas in zijn kleding, onder andere in zijn broekzak, zijn aangetroffen afkomstig van vier van de auto's waarin is ingebroken. De rechtbank is van oordeel dat dit glas alleen in verdachtes broekzak terecht kan zijn gekomen doordat verdachte betrokken is geweest bij de auto-inbraken, en niet, zoals verdachte ter zitting heeft betoogd, door het zitten in een auto waarin stukjes glas lagen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het glas niet in zijn broekzak is aangetroffen maar op zijn kleding wordt naar het oordeel van de rechtbank door de bewijsmiddelen weersproken.
Hoewel niet alle door de aangevers als gestolen opgegeven goederen zijn aangetroffen in de auto waarin verdachte op 8 september reed, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de aangiftes en komt tot een bewezenverklaring van diefstal van alle opgegeven goederen.
Feit 5
De rechtbank leidt uit de aangifte van [slachtoffer 12] , het overzicht van de pinbetalingen, de verklaring van [medeverdachte] en de verklaringen van verbalisanten die verdachte op camerabeelden en screenshots hebben herkend in de winkels waar met de gestolen creditcard van [slachtoffer 12] is gepind, af dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het pinnen met de gestolen creditcard van [slachtoffer 12] .
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij niet de persoon op de beelden is die met de creditcard aan het pinnen is, wordt naar het oordeel van de rechtbank door de bewijsmiddelen weersproken.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de feiten 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd zodat hij van die onderdelen van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2, 3, 4 primair 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 5 september 2019 tot en met 8 september 2019, in de gemeente Groningen, een personenauto (merk Toyota, type Yaris, kenteken [kenteken] ), toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, terwijl verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een weggenomen autosleutel behorende bij genoemde personenauto);
2.
hij in de periode van 7 september 2019 tot en met 8 september 2019, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een auto welke zich bevond op/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen kentekenplaten ( [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
3.
hij op 1 september 2019, in de gemeente Groningen, een personenauto (merk Ford, type Ka), toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, terwijl verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een weggenomen autosleutel behorende bij bovengenoemde personenauto);
4.
hij in de periode van 7 september 2019 tot en met 8 september 2019, in de gemeente Groningen, in de zich op de [straatnaam] de hieronder vermelde bevindende auto's, de hieronder vermelde goederen, geheel of ten dele aan de hieronder vermelde benadeelden toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, terwijl verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, te weten:
- uit een auto (Peugeot, type 406), een portemonnee met inhoud, een zak drop, een autoradio (merk: JVC), messen en parfum/cosmetica, een armband, een bacosleutel, een afstandsbediening, een fotoboek en condooms, toebehorende aan [slachtoffer 4] , en
- uit een auto (Volkswagen, type Polo), een navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer 5] , en
- uit een auto (Volkswagen, type Golf), een zak pepernoten, toebehorende aan [slachtoffer 6] , en
- uit een auto (Peugeot, type 307), cd's en een zak drop, toebehorende aan [slachtoffer 7] , en
- uit een auto (Peugeot, type 307), een zonnebril, toebehorende aan [slachtoffer 8] , en
- uit een auto (Fiat, type Stilo) watermeloenen, toebehorende aan [slachtoffer 9] , en
- uit een auto (Peugeot, type 406), een USB-blokje en kabeltjes, toebehorende aan [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] ;
5.
hij op 28 maart 2019, in de gemeente Groningen, geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 12] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- bij vestigingen van het winkelbedrijf [benadeelde partij 1] , en
- bij een vestiging van het winkelbedrijf [benadeelde partij 2] , en
- bij coffeeshop [benadeelde partij 3] , en
- bij coffeeshop [benadeelde partij 4] ,
(contactloos) te pinnen met een op naam van die [slachtoffer 12] staande creditpas;
6.
hij in de periode van 25 augustus 2019 tot en met 5 september 2019, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een auto (Ford Ka) heeft weggenomen kentekenplaten ( [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer 13] ;
7.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Ford Ka) betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Groningen op/aan de [straatnaam] , op 5 september 2019 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen, te weten [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] , letsel en/of schade was toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, primair Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel.
2. Diefstal.
3. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel.
4, primair Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
5. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
6. Diefstal.
7. Overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de
Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 (en rekening houdend met het op de dagvaarding onder 3 vermelde ad informandum gevoegde feit) wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daar aan verbonden de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering in het rapport van 20 januari 2020.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte bij Exodus kan gaan wonen en klusjes in de buurt kan gaan uitvoeren, hetgeen met de oplegging van een gevangenisstraf ernstig onder druk zal komen te staan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, onder parketnummer 18/830181-19, voor zover het betreft het rijden zonder geldig rijbewijs op 8 september 2019, dat hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van (gekwalificeerde) vermogensdelicten, te weten auto-inbraken, diefstal van auto's en kentekenplaten en geld pinnen met een gestolen creditcard. Verdachte heeft daarbij een veelheid aan goederen en geldbedragen van de betrokken slachtoffers ontvreemd en bij de auto-inbraken heeft hij veel schade aan de betreffende auto's veroorzaakt. Dergelijke feiten veroorzaken veel hinder voor de slachtoffers, die tijd moeten investeren in herstel.
Verder heeft verdachte in één van de (hiervoor bedoelde) gestolen auto’s een aanrijding met een andere auto veroorzaakt en heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn persoonlijke gegevens achter te laten. Hij heeft zich aldus aan zijn verantwoordelijkheid voor de gevolgen van die aanrijding onttrokken en de betrokken slachtoffers de gelegenheid ontnomen eventuele schade op hem te verhalen.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden in een auto zonder rijbewijs.
De rechtbank acht voor een combinatie van deze feiten een gevangenisstraf passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van deze straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor een autodiefstal wordt, indien sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden gehanteerd. Voor een auto-inbraak geldt als uitgangspunt, bij recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De rechtbank houdt verder rekening met het reclasseringsrapport van 20 januari 2020 dat is opgemaakt door de VNN.
Uit het rapport komt naar voren dat verdachte in zijn jongere jaren een cocaïneverslaving heeft gehad en onder meer als gevolg daarvan regelmatig met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte heeft bij de reclassering, als ook ter terechtzitting, aangegeven dat van een dergelijke verslaving geen sprake meer is. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en adviseert de oplegging van een deels voorwaardelijke straf, onder oplegging van bijzondere voorwaarde dat verdachte moet verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Verdachte is door de opsteller van het rapport al aangemeld bij de instelling voor begeleid wonen, Exodus, en verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven daar graag zo snel mogelijk naar toe willen.
De rechtbank overweegt dat zij de kans op recidive groter inschat dan de reclassering en heeft daarbij gelet op een veroordeling van verdachte in 2015 voor onder meer 3 vermogensdelicten en het aantal delicten dat nu aan de orde is.
De rechtbank leidt verder uit de getuigenverklaring van [getuige] [2] af dat verdachte (in ieder geval) feit 7 onder invloed van cocaïne heeft gepleegd. [getuige] zag dat verdachte in de auto, al rijdend, cocaïne gebruikte, zo heeft zij verklaard. Verdachte heeft zulks ter terechtzitting ontkend, maar de rechtbank heeft onder verwijzing naar hetgeen zij ten aanzien van de beoordeling van het bewijs heeft overwogen, geen reden om aan de geloofwaardigheid van deze getuigenverklaring te twijfelen.
Dit betekent dat verdachte nog steeds cocaïne gebruikt en onder invloed daarvan een delict heeft gepleegd. De rechtbank acht het daarom, ter verkleining van de recidivekans, van belang om aan verdachte, naast voornoemde bijzondere voorwaarden, tevens een drugsverbod op te leggen.
Alles overwegende ziet de rechtbank reden om een gevangenisstraf op te leggen van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie. Van een spoedig opname bij Exodus kan daarbij evenwel gelet op de toch nog aanzienlijke duur van straf geen sprake zijn. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en zal daaraan voornoemde bijzondere voorwaarden verbinden. Gelet op het veelvoud aan delicten waar verdachte nu voor veroordeeld wordt, vindt de rechtbank het van belang dat verdachte na zijn detentie voor langere tijd onder toezicht van de reclassering zal staan. De rechtbank zal de proeftijd daarom bepalen op 3 jaren.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 1.100,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 150,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 7] , tot een bedrag van € 100,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [slachtoffer 8] , tot een bedrag van € 75,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
5. [slachtoffer 10] , tot een bedrag van € 100,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
6. [slachtoffer 17] , tot een bedrag van € 720,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7. Politie Noord-Nederland, tot een bedrag van € 292,24 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de betreffende schade is ontstaan. De officier van justitie heeft daarbij steeds de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vervangende gijzeling gevorderd.
De vordering van [slachtoffer 3] is niet met stukken onderbouwd, maar nu kan worden aangenomen dat er door de benadeelde partij schade is geleden, kan de rechtbank een in redelijkheid en billijkheid te bepalen bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de betreffende schade is ontstaan. De officier van justitie vordert daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vervangende gijzeling.
De vordering van [slachtoffer 17] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de schade die als gevolg van het bewezen verklaarde is ontstaan, door de verzekering is vergoed. De overige gestelde schade is niet rechtstreeks het gevolg van het bewezen verklaarde.
De vordering van Politie Noord Nederland dient niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat het betreffende af informandum gevoegde feit niet in de zaak wordt meegenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van alle vorderingen bepleit, omdat verdachte naar zijn mening van de betreffende feiten moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank dat deze niet met stukken is onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank evenwel voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal deze schade naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal [slachtoffer 3] voor het overige bedrag in de vordering niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van onder 4 bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 september 2019.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank ten aanzien van alle toegewezen vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 17] stelt de rechtbank vast dat het gevorderde bedrag van € 720,00 betrekking heeft op schade die niet in rechtstreeks verband staat met het onder 5 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van Politie Noord-Nederland overweegt de rechtbank dat het ad informandum gevoegde feit, waaruit de gestelde zou zijn ontstaan, niet in de afdoening van de zaak wordt meegenomen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten Exodus, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft aan Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen de opdracht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18/830181-19, feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 500,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830181-19, feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 150,00(zegge: honderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] te betalen een bedrag van € 150,00 (zegge: honderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 150,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830181-19, feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,00(zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] te betalen een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 100,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830181-19, feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 8]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 75,00(zegge: vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] te betalen een bedrag van € 75,00 (zegge: vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 75,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830181-19, feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 10]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,00(zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] te betalen een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € € 100,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830181-19, feit 5:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 12]niet ontvankelijk. Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Ten aanzien van 18/830181-19, ad informandum gevoegde feit onder 1:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
Politie Noord-
Nederlandniet ontvankelijk. Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2020.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Foto van onder meer een zak muntdrop op pagina 337 van voornoemd dossier.
2.Verklaring op pagina 115.