ECLI:NL:RBNNE:2020:4324

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
C/19/129606 KG RK 20-1
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens niet verlenen van een verplaatsingsverzoek in een kort geding

Op 14 januari 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Assen een verzoek tot wraking behandeld van een verzoekster, die zich niet kon verenigen met de beslissing van de rechter mr. S.B. van Baalen om een verplaatsingsverzoek niet te honoreren. Het wrakingsverzoek was ingediend op 30 december 2019 en de behandeling vond plaats op 14 januari 2020. De verzoekster stelde dat de rechter vooringenomen was en dat zijn beslissing om het verplaatsingsverzoek af te wijzen, een aanwijzing was voor deze vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde echter dat de verzoekster niet voldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer benadrukte dat een procesbeslissing, zoals het afwijzen van een verplaatsingsverzoek, in beginsel geen grond voor wraking kan opleveren. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. Het verzoek tot wraking werd dan ook als ongegrond afgewezen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Assen
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/19/129606 / KG RK 20-1
Beslissing van 14 januari 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam],
[adres],
[woonplaats],
hierna te noemen: verzoekster.
strekkende tot wraking van
mr. S.B van Baalen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek, ontvangen ter griffie op 30 december 2019;
- de brief van de griffier van 9 januari 2020, waarbij verzoekster in de gelegenheid is
gesteld voor 13 januari 2020 te 12:00 uur aan te geven of zij wenst te worden gehoord
naar aanleiding van het door haar ingediende wrakingsverzoek op 14 januari 2020 te
12:00 uur of 15 januari 2020 te 9:00 uur. Tevens is aangegeven dat de behandeling ook
via moderne communicatiemiddelen als Skype of Facetime zou kunnen plaatsvinden;
- de brieven van verzoekster, ontvangen ter griffie op 9 en 10 januari 2020;
- de schriftelijke reactie van mr. S.B. van Baalen van 10 januari 2020;
- e-mailberichten van verzoekster van respectievelijk 10 en 11 januari 2020;
- de brief van verzoekster van 11 januari 2020, ontvangen ter griffie op 13 januari 2020;
- de per e-mail aan verzoekster verzonden oproepingsbrief voor de zitting van
14 januari 2020 van de griffie van 13 januari 2020;
- de brief van verzoekster van 14 januari 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de rechter.
1.3.
De rechtbank heeft bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/19/129290/ KG ZA 19/190 tussen de heer [naam] en mevrouw [naam], als eisers, en verzoekster als gedaagde.
2.2.
Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd hetgeen zij in haar wrakingsverzoek, ontvangen ter griffie op 30 december 2019, en in de nadere stukken, als genoemd onder het procesverloop, heeft aangegeven.
2.3.
De rechter heeft aangegeven niet in zijn wraking te zullen berusten. De rechter heeft dit in een schriftelijke reactie nader toegelicht. Voor zover noodzakelijk zal daar hierna op worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat een rechter gewraakt kan worden als zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor de rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de tot wraking verzoekende partij concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze bekend zijn geworden.
4.2.
De wrakingskamer is het volgende van oordeel. Verzoekster heeft in haar verzoek en de nadere toelichtingen niet, zoals artikel 36 Rv vereist, feiten en omstandigheden aan haar verzoek ten grondslag gelegd, die zich richten op de persoon van de behandelend rechter in de zaak met nummer C/19/129290/ KG ZA 19/190, behalve daar waar het gaat om het verzoek om de behandeling van de zitting van het kort geding van 15 januari 2020 te verplaatsen. Een dergelijke beslissing omtrent een verplaatsingsverzoek wordt aangemerkt als een procesbeslissing. Een procesbeslissing vormt in beginsel geen grond voor wraking, ook niet als die beslissing de verzoeker onwelgevallig is. Dat kan anders zijn indien geen andere verklaring voor die beslissing te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of motivering daarvan daardoor een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daar geen sprake van. Verzoekster heeft op dit punt ook niets concreet aangevoerd.
4.3.
Voor zover verzoekster bedoeld heeft te zeggen dat de grond voor wraking erin is gelegen dat sprake is van een nietige dagvaarding wordt overwogen dat ook de beoordeling of sprake is van een nietige dagvaarding een inhoudelijke beslissing is die aan de behandelende rechter is voorbehouden. Die beslissing kan zoals hiervoor overwogen geen grond voor wraking opleveren.
De beoordeling of sprake is van een nietige dagvaarding komt eerst aan de orde bij de mondelinge behandeling van de zaak met nummer C/19/129290/ KG ZA 19/190.
4.4.
Alle overige door verzoekster aangevoerde gronden kunnen niet als wrakingsgronden worden gekwalificeerd.
4.5.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.6.
Het verzoek tot wraking wordt, gezien het vorenstaande, als ongegrond, afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking als ongegrond af.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.W. van Weringh, mr. S.M. Schothorst en mr. M.A.A. van Capelle, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. Wijmenga, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.