ECLI:NL:RBNNE:2020:4360

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
18/930112-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de aanwezigheid van verdovende middelen en de rechtmatigheid van doorzoeking

Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 26 april 2017 in Soesterberg werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden verdovende middelen, waaronder MDMA, amfetamine en hennep. Tijdens de zitting op 25 november 2020 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.H.J. Bals, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking van de woning onrechtmatig was, omdat er geen schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris was verkregen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er een mondelinge toestemming was gegeven, de schriftelijke machtiging ontbrak, wat een vormverzuim opleverde. Echter, de rechtbank besloot geen rechtsgevolgen aan dit verzuim te verbinden, omdat de doorzoeking uiteindelijk rechtmatig was uitgevoerd.

De rechtbank achtte de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de strafprocedure. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs, wat schadelijk is voor de samenleving. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn stabiele netwerk en het feit dat hij een goedlopend bedrijf heeft. De rechtbank gelastte de teruggave van de in beslag genomen goederen, waaronder een BMW en een geldbedrag van € 68.986,-.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930112-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 april 2017 te Soesterberg, in de gemeente Soest,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (in totaal) 10,14 kilogram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 10 liter (9406,09 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 26 april 2017 te Soesterberg, gemeente Soest, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 77,44 kilogram (in de hennepdrogerij) en/of 1 kilogram (in de kofferbak van de BMW met kenteken [kenteken]), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - onder verwijzing naar zijn schriftelijk requisitoir - veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2. Als reactie op het betoog van de raadsman heeft de officier van justitie aangevoerd dat geen sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking en dat de processen-verbaal van het aantreffen van de in beslag genomen verdovende middelen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De doorzoeking van het pand aan de [straatnaam] te Soesterberg was onrechtmatig, omdat daartoe geen schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris is gegeven. Een schriftelijke machtiging tot doorzoeking was vereist omdat de politie voorafgaand aan de doorzoeking dacht dat het om een woning ging. Uit de processtukken is ook niet gebleken dat sprake was van een zo dringende noodzaak dat de komst van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht of dat de situatie in afwachting van die komst niet kon worden bevroren. Onder deze omstandigheden voldoet de doorzoeking niet aan de eisen die de wet stelt en is verdachte in het recht op zijn privacy (artikel 8 EVRM) geschonden. Hoewel door deze schending van de privacy het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van art 6 EVRM niet (rechtstreeks) in het geding is, dient hierop toch de sanctie van bewijsuitsluiting te worden gesteld als noodzakelijk middel om toekomstige vergelijkbare vormverzuimen te voorkomen en een krachtige stimulans te laten bestaan tot handelen in overeenstemming met de voorgeschreven norm.
Op basis van het voorgaande dienen de verdovende middelen die tijdens de doorzoeking in het pand aan de [straatnaam] zijn aangetroffen te worden uitgesloten van het bewijs, zodat vrijspraak dient te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Op basis van de processtukken overweegt de rechtbank als volgt.
Op 26 april 2017 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [straatnaam] te Soesterberg in verband met verdenking van overtreding van de Opiumwet door verdachte. Uit onderzoek was gebleken dat verdachte op dat adres stond ingeschreven, evenals zijn partner en hun twee kinderen. Nadat de politieambtenaren waren gearriveerd bleek dat het pand in gebruik was als kantoor en er geen sprake was van een woning. Voorafgaand aan de doorzoeking van dit pand heeft de rechter-commissaris mondeling toestemming gegeven aan de officier van justitie om de woning te doorzoeken. Omdat het niet om een woning bleek te gaan heeft de doorzoeking onder leiding van de (hulp)officier van justitie plaatsgevonden. De rechter-commissaris heeft de mondeling gegeven toestemming nadien niet schriftelijke vastgelegd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie deze gang van zaken bevestigd.
Artikel 97 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat voor de doorzoeking van een woning een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris is vereist. Vaststaat dat bedoelde schriftelijke machtiging zich niet in het dossier bevindt. Dit levert een onherstelbaar verzuim op in de zin van artikel 359a Sv. Bij de vraag of hieraan enig rechtgevolg moet worden verbonden, overweegt de rechtbank in het bijzonder dat vast is komen te staan dat door de rechter-commissaris een mondelinge machtiging is verleend voordat de doorzoeking daadwerkelijk is aangevangen en dat na binnentreding duidelijk was dat het bedoelde pand geen woning betrof, waarna een rechtmatige doorzoeking heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande en in lijn met het arrest ECLI:NL:HR:2012:BT6962 zal de rechtbank geen rechtsgevolgen aan het vormverzuim verbinden, maar zal volstaan met de enkele vaststelling van dit vormverzuim.
Het verweer van de raadsman tot bewijsuitsluiting wordt daarom verworpen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 26 april 2017 had ik in een kantoorruimte in het pand aan de [straatnaam] te Soesterberg en in de daarbij behorende loodsen verdovende middelen voor handen. De doos met henneptoppen die in de BMW is aangetroffen is afkomstig uit de loods.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 april 2017, opgenomen in map 3 op pagina 830 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016264196, onderzoek NN3R016076-Mierleeuw, van 18 december 2017 inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op het genoemde adres [straatnaam] Soesterberg, binnen de gemeente Soest,
staat de volgende persoon ingeschreven: [verdachte], geboren [geboortedatum] 1970.
Links naast het pand is een oprit met een bedrijfshal. Deze bedrijfshal is in gebruik bij en hoort bij [straatnaam] te Soesterberg, doch is genummerd als [straatnaam] te Soesterberg.
Het bleek dat op genoemd adres in de bedrijfshal/werkplaats, een hennepdrogerij c.q.
hennep distributiecentrum aanwezig was. Er lagen geen planten te drogen.
Wel werden er dozen met vacuüm verpakte zakken henneptoppen en hennepgruis
aangetroffen. Totaal 77.44 kilogram.
Ik, verbalisant, stelde voor een representatieve bemonstering, 6 willekeurige zakken,
vacuümverpakt met henneptoppen en hennepgruis (fijngemalen) veilig.
Deze monsters testte ik met gebruikmaking van de cannabistest. De test gaf een
positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en
hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal doorzoeking d.d. 27 april 2017, opgenomen in map 3 op pagina 887 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 26 april 2017 werd binnengetreden in de woning aan de [straatnaam] te Soesterberg.
In de gang van het kantoor op de begane grond was een afgesloten deur. Met behulp van een van de sleutels van de sleutelbos van [verdachte] kon deze deur geopend worden. Achter de deur was een trapkast. In deze trapkast werden zakken met witte en bruinkleurige kristallen aangetroffen.
Ruimte 2: Trapkast + Kelder 'onder'
1. kartonnen doos met daarin 3 doorzichtige zakken. 1 zak met daarin bruinkleurige
kristallen, 1 zak met daarin witkleurige kristallen.
1. kartonnen doos met daarin 2 doorzichtige zakken met daarin witkleurige kristallen en 1
jerrycan met vloeistof.
Ruimte 2: Trapkast + Kelder 'boven'
1. kartonnen doos met daarin 3 doorzichtige zakken met daarin witkleurige kristallen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 december 2017, opgenomen in map 6 op pagina 1512 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
In een lopend onderzoek genaamd Mierleeuw, werd tijdens een doorzoeking op het adres [straatnaam] te Soesterberg een hoeveelheid vermoedelijke verdovende middelen aangetroffen.
Tijdens dit onderzoek werden veiliggesteld:
38 monsters van vermoedelijke verdovende middelen ten behoeve van
vervolgonderzoek aan verdovende middelen. De SIN van deze monsters staan vermeld
in het proces-verbaal.
24 verpakkingen van vermoedelijke verdovende middelen ten behoeve van
vervolgonderzoek naar sporen. De SIN van dit verpakkingsmateriaal staan vermeld
in het proces-verbaal.
Tevens werden de vermoedelijke verdovende middelen gewogen. Daarbij werden de hierna genoemde netto gewichten vastgesteld:
24980 gram witte brokken in gesealde plastic zakken
9406 gram (10 liter) gele vloeistof in een jerrycan
10140 gram bruine brokken in gesealde plastic zakken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen aantreffen gedroogde henneptoppen d.d. 26 mei 2017, opgenomen in map 4 op pagina 1102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 10 mei 2017 heb ik, verbalisant, de inbeslaggenomen BMW met kenteken [kenteken] onderzocht.
Tijdens het onderzoek zag ik dat er een bruine kartonnen doos zonder opdruk in de kofferbak stond. Ik voelde dat er iets in de doos zat. Het was mij bekend dat de verdachten binnen dit onderzoek kartonnen dozen gebruikten voor het vervoeren van verdovende middelen. Hierop is de doos geopend waarna bleek dat er een doorzichtige sealbag in zat. Er waren hierbij twee sealbags over elkaar gebruikt. De inhoud (leek op) gedroogde hennep(toppen). De doos is met inhoud opgestuurd voor forensisch onderzoek.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 28 juli 2017, opgenomen in map 6 op pagina 1516 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Tussen 4 juli 2017 en 6 juli 2017 werd door ons verbalisanten als forensische onderzoekers op verzoek van de politie. Eenheid Noord-Nederland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met het onderzoek 'Mierleeuw' naar handel in harddrugs.
De vermoedelijk verdovende middelen waren verpakt in kleurloze zakken en deze zakken zaten in kartonnen dozen.
Goednummer 874963
Omschrijving: Plastic zak met daarin vijf gesealde, kleurloze zakken met bruine kristallen en brokken
Netto gewicht (berekend): 4.92 kg
Genomen monsters: AAJU5977NL, AAJU5970NL
Goednummer: 892962
Omschrijving: Plastic zak met daarin zes gesealde, kleurloze zakken met bruine kristallen en brokken
Netto gewicht (berekend): 5.22 kg
Genomen monsters: AAJU5973NL, AAJU5974NL
Goednummer: 874963
SIN AAGD1004NL
Omschrijving: Plastic zak met daarin 5 gesealde, kleurloze zakken met bruine kristallen en brokken
Netto gewicht 4.92 kg
Genomen monsters AAJU4668NL, AAJU4669NL en AAJU4670NL
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 7 augustus 2017, opgenomen in map 6 op pagina 1548 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Tussen 28 juli 2017 en 31 juli 2017 werden door mij verbalisant de vermoedelijk verdovende middelen getest.
Goednummmer PLOl00-2016264196-876464
SINAAJT8319NL
Omschrijving Dubbel gesealde zak met henneptoppen
Netto gewicht 1000.00 gram
A. Monster: AAJU5971NL
Omschrijving Henneptop
Het bovenstaande monster werd getest met de Duquenois reagentia test positief/negatief: positief voor hennep. Tevens herkende ik, verbalisant, de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als zijnde hennep.
Goednummer PL0100-2016264196-874969
SINAAGD1009NL
Omschrijving: Jerrycan met een gelige vloeistof
Netto gewicht: 9406.09 gram
Volume:10.00 liter
A. Monster: AAKD7515NL
SIN AAGD1005NL
Omschrijving Plastic zak met daarin 6 gesealde, kleurloze zakken met bruine kristallen en brokken
Netto gewicht: 5.22 kg
Genomen monsters: AAJU4671NL, AAJU4672NL, AAKD7523NL en AAKD7522NL
8. De deskundigenrapporten afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, opgemaakt door in de respectievelijke rapporten genoemde gerechtelijk deskundige, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, te weten:
- rapport NFiDENT van 3 augustus 2017, opgenomen op pagina 1561, inhoudende het relaas van ing. P.H. Wallinga;
Kenmerk : AAJU5973NL
Omschrijving FO:980 gram brokken, bruin / grijs
Conclusie: bevat MDMA
Kenmerk: AAJU5977NL
Omschrijving FO:1000 gram brokken, bruin / grijs
Conclusie: bevat MDMA
- rapport NFiDENT van 3 augustus 2017, opgenomen op pagina 1562, inhoudende het relaas van ing. P.H. Wallinga;
Kenmerk: AAJU5974NL
Omschrijving FO:980 gram brokken, bruin / grijs
Conclusie: bevat MDMA
- rapport NFiDENT van 3 augustus 2017, opgenomen op pagina 1564, inhoudende het relaas van ing. P.H. Wallinga;
Kenmerk: AAJU4668NL
Omschrijving FO:980 gram brokken, bruin / grijs
Conclusie: bevat MDMA
Kenmerk: AAJU4671NL
Omschrijving FO:980 gram brokken, bruin / grijs
Conclusie: bevat MDMA
- rapport NFiDENT van 16 november 2017, opgenomen op pagina 1584 e.v., inhoudende het relaas van ing. C.M.M Diever-Heezen;
Kenmerk: AAKD7515NL
Omschrijving monster lichtgele vloeistof
Conclusie: bevat amfetamine
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 april 2017 te Soesterberg, in de gemeente Soest, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (in totaal) 10,14 kilogram van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 10 liter (9406,09 gram) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 26 april 2017 te Soesterberg, gemeente Soest, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 77,44 kilogram (in de hennepdrogerij) en 1 kilogram (in de kofferbak van de BMW met kenteken [kenteken]) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het bedrijf van verdachte in bliksemafleiders een dekmantelconstructie was voor drugsactiviteiten. Verdachte was waarschijnlijk onderdeel van een grotere drugsorganisatie, die betrokken was in handel, vervoer en mogelijk uitvoer van drugs. Gelet op het voorgaande dient een zodanige hoge straf te worden opgelegd dat daar een afschrikwekkende werking van uitgaat.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat indien de onrechtmatigheid van de doorzoeking van de woning niet tot bewijsuitsluiting leidt, met die onrechtmatigheid rekening moet worden gehouden bij de strafoplegging. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij niet zelf eigenaar was van de aangetroffen drugs, maar dat hij tegen betaling een van de loodsen op zijn bedrijfsterrein ter beschikking heeft gesteld aan een persoon in verband met diens handel in verdovende middelen. Dit voelde niet meer goed en daarom wilde hij de verhuur beëindigen. Hij was dus al tot inkeer gekomen voordat de loods werd doorzocht. Daarmee zou rekening moeten worden gehouden bij het bepalen van de strafmaat. Voorts heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte een goed lopend bedrijf heeft. Bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstaf komt de voortzetting van verdachtes onderneming dan ook in gevaar. Voor verdachte pleit dat hij beschikt over een stabiel netwerk. Gelet op het voorgaande en het tijdsverloop tussen de eerste daad van rechtsvervolging en de uiteindelijke berechting heeft de raadsman gesteld dat de oplegging van een werkstraf passend en geboden is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 8 januari 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 november 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn (bedrijfs)panden opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden verdovende middelen, te weten ongeveer 10 kg MDMA, 10 liter (9,4 kg) amfetamine en 78 kg hennep.
Verdachte wist bij aanvang van de huur dat in de loods drugsgerelateerde handelingen zouden plaatsvinden, heeft daarvoor een aanzienlijk bedrag ontvangen en heeft daarbij voor lief genomen dat hij mogelijk ruimte bood aan een crimineel netwerk.
Dat de harddrugs zijn aangetroffen in een trapkast in het kantoor van verdachte, tot welk kantoor en welke trapkast verdachte vrij toegang had, doet bovendien vermoeden dat verdachtes betrokkenheid nauwer was dan het enkel ter beschikking stellen van de loods. Ook de in het kantoor aangetroffen memoblaadjes waarop de namen van verschillende drugs en geldbedragen stonden geschreven en het aantreffen van een grote hoeveelheid geld en een geldtelmachine, ondersteunen voornoemd vermoeden.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich bezig heeft gehouden met drugs. Het is algemeen bekend dat drugs allerlei criminaliteit in de hand werkt en dat het gebruik van verdovende middelen verslavend werkt en zeer schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen gewin, omdat hij naar eigen zeggen op deze manier geld wilde verdienen.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de op te leggen straf als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het LOVS. Voor het aanwezig hebben van tussen 10 - 20 kg harddrugs wordt in die oriëntatiepunten als aanbeveling een gevangenisstraf van 30 maanden gegeven. Voor het aanwezig hebben van 78 kg softdrugs is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van ongeveer 12 maanden. In totaal komt dit neer op een gevangenisstraf van ongeveer 42 maanden.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat uit het reclasseringsrapport blijkt dat bij verdachte momenteel geen sprake is van risicofactoren, waardoor het risico op recidive op korte termijn ingeschat wordt als laag.
Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat bij de behandeling van deze zaak de redelijke termijn overschreden is. Als eerste handeling richting de verdachte waaruit hij kon afleiden dat er een strafvervolging jegens hem zou worden ingesteld, is in ieder geval 26 april 2017 aan te merken, zijnde de datum van zijn aanhouding en inverzekeringstelling. In beginsel moet een strafzaak binnen twee jaar na voornoemde vervolgingshandeling tot een afronding komen. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, zoals dat in deze zaak het geval is, gecompenseerd te worden door strafvermindering.
De rechtbank zal om die reden geen gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, maar een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen personenauto gevorderd. Daarnaast heeft hij (formeel) gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag aan verdachte wordt teruggeven, maar daarbij de rechtbank verzocht in het vonnis op te nemen dat de feitelijke teruggave wordt verhinderd omdat naast klassiek beslag ook conservatoir beslag op het geldbedrag ligt. Voorts heeft de officier van justitie de teruggave van de laptop aan verdachte gevorderd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt voorop dat uit de beslaglijst blijkt dat er zowel klassiek als conservatoir beslag ligt op de personenauto (merk BMW, type X5, kenteken [kenteken]) en het geldbedrag ad. € 68.986,-. Artikel 353 lid 1 Sv verplicht de rechter een beslissing te nemen over alle voorwerpen waarop klassiek beslag ex artikel 94 Sv ligt en waarvan (nog) geen last tot teruggave is gegeven.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van voornoemd voertuig afwijzen, nu onvoldoende is gebleken dat de tenaamgestelde van het voertuig bekend was dan wel redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat het voertuig voor het bewezenverklaarde feit zou worden gebruikt. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen personenauto aan de rechthebbende formeel moet worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Het geldbedrag ad. € 68,986 dient formeel aan verdachte te worden teruggegeven.
De in beslag genomen laptop waarop enkel klassiek beslag ligt, zal aan verdachte worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich ook daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggaveaan de rechthebbende (tenaamgestelde) van de op basis van artikel 94 Sv in beslag genomen personenauto, merk BMW X5 (kenteken [kenteken]).
Gelast de teruggaveaan de rechthebbende van het op basis van artikel 94 Sv in beslag genomen geldbedrag van € 68.986,-.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten en een laptop.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G. Eelsing en T.P. Hoekstra, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2020.
De voorzitter en mr. Hoekstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.