ECLI:NL:RBNNE:2020:4373

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
18/830313-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens aanwezigheid hennepkwekerij en overschrijding redelijke termijn

Op 10 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die beschuldigd werd van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten. De zaak kwam voort uit een doorzoeking op 12 november 2015, waarbij een hennepkwekerij in de woning van de verdachte werd aangetroffen. De verdachte werd bijgestaan door mr. M. Kuipers, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. Grooters. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meer betrokken was bij de hennepkwekerij dan hij zelf had aangegeven. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van medeverdachten en bewijsstukken, waaruit bleek dat de verdachte actief had bijgedragen aan de opzet en exploitatie van de kwekerij. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een taakstraf van 80 uren op, die voorwaardelijk werd opgelegd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank hield rekening met de beperkte rol van de verdachte en zijn schone strafblad in de jaren na de ontmanteling van de kwekerij. De uitspraak benadrukte de ernst van de betrokkenheid bij de hennepkwekerij en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830313-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2020. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Kuipers, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Grooters.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 12 november 2015 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan [straatnaam]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 144 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijs II, dan wel krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte slechts gelegenheid aan derden heeft geboden om een hennepkwekerij in zijn woning te bouwen, te onderhouden, te verzorgen en om hennep te telen. De rol van verdachte ten opzichte van die van zijn medeverdachten is erg klein geweest en hem kan hooguit medeplichtigheid worden verweten; dat is verdachte niet ten laste gelegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 26 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb mijn toenmalige woning aan de [straatnaam] te Groningen aan medeverdachte [medeverdachte 1] ter beschikking gesteld om een hennepkwekerij op te zetten en te onderhouden. De opbrengst verdeelden we. Ik heb er in ieder geval € 2.000,00 voor gekregen. Er is één oogst geweest. Vlak nadat er nieuwe plantjes in de hennepkwekerij waren geplaatst, viel de politie binnen en is de kwekerij ontmanteld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 januari 2016, opgenomen op pagina 1605 van het dossier van Koninklijke Marechaussee met onderzoeknummer MRO/2700/2821711 van 22 januari 2016, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1]:
V: Wanneer is de hennepkwekerij opgezet?
A: Als jullie een inval deden bij ons op de 13e. Ik had die middag nieuwe er in gezet. Dus het
was half september of eind september.
V: Wie waren hierbij betrokken?
A: Daar zijn [verdachte] en ik bij betrokken.
V: Wie is de eigenaar van de hennepkwekerij?
A: [verdachte].
(…)
V: Hoeveel stekken had je gehaald?
A: Die had [verdachte] gehaald, dus dat weet ik niet.
V: En de tweede keer?
A: Die heeft hij ook geregeld.
V: Die had jij toch geregeld?
A: Nee, betaald, maar hij heeft ze opgehaald. Die zijn zelfs bij mij thuis langs gebracht.
[verdachte] heeft ze geregeld en uiteindelijk ook betaald. Wij verrekenen dat dan onderling. Ik
zei tegen hem dat als je het veilig wilt doen dan wil ik het wel aansluiten, maar dan wel
op de normale manier. Af en toe keek ik ernaar, maar de rest deed hij zelf, zoals water
geven.
(…)
V: Hoe ging het oogsten in zijn werk?
A: Ik met [verdachte]. Ik heb [verdachte] 3, 4 uurtjes geholpen de rest heeft hij zelf gedaan. Ik heb hem
laten zien hoe het moest en daarna had ik ook mijn eigen dingen te doen.
(…)
V: Wat was afgesproken omtrent de verdeling van de inkomsten van de hennep?
A: [verdachte] had het meeste want het was zijn huis.
V: Wat was de verhouding?
A: 60/40 hebben we het dan over.
V: 60 voor [verdachte]. En 40?
A: Voor mij.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (D), opgenomen op pagina 1720 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
[medeverdachte 1:] Oké. Waar is [verdachte] dan?
[medeverdachte 2:] Weet ik niet.
[medeverdachte 1:] Wat?
[medeverdachte 2:] Weet ik niet. Volgens mij zou hij thuis zijn toch?
[medeverdachte 1:] O, is die gewoon thuis, dan kijk ik zo wel even.
[medeverdachte 2:] Ja, volgens mij moet hij thuis zijn. Als die weer bij zijn vader is moet je hem zeggen dat
die die kankerdag gewoon thuis moet blijven.
[medeverdachte 1:] Dat die vanavond thuis moet blijven?
[medeverdachte 2:] Ja, dat die gewoon elke dag totdat het weg is, dat die thuis blijft.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 11 januari 2016, opgenomen op pagina 1650 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het zaakdossier 'Aanwezig hebben, telen van en handel in Hennep':
Whatsapp berichtenuitwisseling op 11 november 2015, omstreeks 14:43 uur, tussen
[medeverdachte 2]) en [verdachte].
[medeverdachte 2:] [naam] al geweest trouwens
[verdachte:] Ja man net net
[medeverdachte 2:] Waarvoor
[verdachte:] Om te vragen of de kleding droog was
[medeverdachte 2:] Kijk goed
[medeverdachte 2:] Wat doe doet
[verdachte:] Ja stond met mijn bek boven op
[medeverdachte 2:] Oké
[medeverdachte 2:] Hijs al weer weg
[verdachte:] Hij is alweer naar huis want is niet droog
[medeverdachte 2:] Zekers
[verdachte:] Niet alle kleding meeste wel
[medeverdachte 2:] Jonge het heeft geen 8 dagen nodig
[verdachte:] Maar het klopt wel man
[verdachte:] Gaat echt langzaam
[medeverdachte 2:] Kk langzaam
[medeverdachte 2:] Lichten aan
[verdachte:] Ja man
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2016, opgenomen op pagina 431 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant].
Op 12 november 2015 werd de woning van [verdachte] aan de [straatnaam] te Groningen doorzocht. In de woning is een hennepkwekerij aangetroffen. Hierbij is door een ruimploeg een aantal goederen meegenomen ter vernietiging. Hiervan is een ruimlijst opgesteld.
Ruimlijst Hennep
omschrijving aantal

1. Hennepplanten 150

(…)

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij meer inhield dan alleen het ter beschikking stellen van zijn woning.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte de hennepstekken heeft gehaald, hielp met oogsten en dat de opbrengst tussen hen beiden werd verdeeld. Zijn verklaring wordt ondersteund door de tapgesprekken, waaruit bovendien blijkt dat verdachte -al dan niet in opdracht van zijn medeverdachten- toezicht op de hennepkwekerij hield en betrokken is bij het droogproces van de oogst. De rechtbank acht de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] om die reden betrouwbaar. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte een grotere rol had bij het opzetten en exploiteren van de hennepkwekerij dan dat verdachte ter zitting heeft doen voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelingen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gezamenlijke totstandkoming en exploitatie van de hennepkwekerij. Deze bijdrage is van dusdanig gewicht, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten bij het opzettelijk telen, bewerken en verwerken van ongeveer 144 hennepplanten zoals is ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 12 november 2015 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt in een pand gelegen aan [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 144 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren. Zij heeft daarbij laten meewegen de beperkte rol die verdachte heeft gespeeld ten opzichte van medeverdachten, de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen strafzaken moeten worden afgedaan en de omstandigheid dat verdachte in de periode die is verstreken sinds het ontmantelen van de hennepkwekerij niet is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met een beroep op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht verzocht om geen straf of maatregel op te leggen wegens overschrijding van de redelijke termijn, de gevolgen van die overschrijding voor verdachte en de kleine rol die verdachte in het geheel heeft gespeeld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen een hennepkwekerij opgezet en onderhouden met als doel met de geteelde hennep inkomsten te verwerven. Verdachte en medeverdachten hebben eenmaal geoogst, en een deel van die oogst is verkocht. Daarmee heeft verdachte actief bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit waarbinnen softdrugs worden geproduceerd en verhandeld. Voor het plegen van het bewezenverklaarde feit past in beginsel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte heeft in de periode sinds de ontmanteling van de hennepkwekerij, inmiddels vijf jaar geleden, geen justitiële contacten gehad en heeft inmiddels een gezinsleven opgebouwd.
In een zaak als de onderhavige geldt als uitgangspunt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn is aangevangen met de doorzoeking van de woning van verdachte op 12 november 2015, waarbij de hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte is voor de eerste maal opgeroepen te verschijnen in de tegen hem aanhangig gemaakt strafzaak voor de zitting van 8 juli 2019. De redelijke termijn is daarmee overschreden met bijna twintig maanden, zonder dat daarvoor een duidelijk aanwijsbare reden bestaat.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. T.M.L. Veen, mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2020.