ECLI:NL:RBNNE:2020:4491

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
18/001657-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben en ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk met dodelijke afloop

Op 17 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een man veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren en 4 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeling was het gevolg van het voorhanden hebben en ter beschikking stellen van mortierbommen, zijnde professioneel vuurwerk, wat leidde tot de dood van een koper door een spontane ontploffing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld door geen adequate informatie te verstrekken over het gebruik van het vuurwerk, wat cruciaal was voor de veiligheid van de koper. De verdachte had de mortierbommen verkocht zonder de koper te waarschuwen voor de gevaren en zonder een gebruiksaanwijzing te geven. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte zelf ook risico had gelopen door het vuurwerk te verkopen en dat hij niet op de hoogte was van de specifieke gevaren van de mortierbommen die hij had verkocht. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte professioneel vuurwerk voorhanden had en ter beschikking had gesteld aan personen zonder gespecialiseerde kennis. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De benadeelde partij die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de rechtbank vond dat behandeling van de vordering zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/001657-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
3 december 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Bauer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij in of omstreeks de maand(en) november en/of december 2018, dan wel (in elk geval) 31 december 2018 te [plaats] en/of [plaats], (althans) in de gemeente Noardeast-Fryslân,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk
aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, te weten aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] professioneel vuurwerk, te weten
- een of meer stuk(s) mortierbom(men) (Super Brocade Crown, Triplex), en/of
- een of meer stuk(s) nitra(a)t(en) (Crazy Robots en/of Funke Petarda 5 Blue),
althans een of meer stuks knalvuurwerk en/of mortierbommen (shells) ter beschikking heeft gesteld,
en/of
hij, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, in of omstreeks de maand(en) november en/of december 2018, dan wel (in elk geval) 31 december 2018 te [plaats] en/of [plaats], (althans) in de gemeente Noardeast-Fryslân, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten
- een of meer stuk(s) mortierbom(men) (Super Brocade Crown, Triplex), en/of
- een of meer stuk(s) nitra(a)t(en) (Crazy Robots en/of Funke Petarda 5 Blue),
althans een of meer stuks knalvuurwerk en/of mortierbommen (shells) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad,
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat
hij in of omstreeks de maand(en) november en/of december 2018, dan wel (in elk geval) 31 december 2018 te [plaats] en/of [plaats], (althans) in de gemeente Noardeast-Fryslân,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- een of meer stuk(s) mortierbom(men) (Super Brocade Crown, Triplex), en/of
- een of meer stuk(s) nitra(a)t(en) (Crazy Robots en/of Funke Petarda 5 Blue),
althans een of meer stuks knalvuurwerk en/of mortierbommen (shells)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
2
hij in/op of omstreeks het jaar 2018, dan wel (in elk geval) 1 januari 2019 te [plaats], (althans) in de gemeente Noardeast-Fryslân munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 51 knalpatronen (merk Walther) van het kaliber 9 millimeter R Knail
voorhanden heeft gehad;
3
hij in of omstreeks de maand(en) november en/of december 2018, te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk
waren, te weten vuurwerk
- een of meer mortierbom(men) /shell(s) (Super Brocade Crown en/of van het merk Triplex) en/of
- een of meer nitra(a)t(en) (Crazy Robots en/of Funke Petarda 5 Blue)] heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, wetende dat die waren voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, terwijl hij en/of zijn mededader(s) dat schadelijk karakter heeft verzwegen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen, (- zakelijk weergegeven -)
- niet (aan)geduid of aangegeven dat de mortierbom(men) was/waren voorzien van een (zogenaamde) snel lont die bij aansteken tot onmiddellijke ontbranding van de (zogenaamde) (stuw)lading zou leiden en/of (vervolgens) tot een ontploffing, en/of
- geen in het Nederlands geschreven gebruiksaanwijzing verstrekt en/of
- geen/onvoldoende uitleg heeft gegeven over het gebruik en/of de wijze van (elektronisch) aansteken van deze mortierbom(men)/shell(s) en/of
- niet gewezen op de gevaren en/of schadelijke karakter van deze mortierbom(men) /shell(s), en/of
- niet gewezen op het feit dat deze mortierbom(men) /shell(s) slechts gebruikt mogen worden door professionals en niet door particulieren,
terwijl dit feit iemands dood ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de maand(en) november en/of december 2018, te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan wiens
schuld te wijten is geweest, dat waren, te weten vuurwerk
- een of meer mortierbom(men)/shell(s) (Super Brocade Crown en/of van het merk Triplex) en/of
[- een of meer nitra(a)t(en) (Crazy Robots en/of Funke Petarda 5 Blue)] werd(en) verkocht en/of te koop werd(en) aangeboden en/of werd(en) afgeleverd, zonder dat de koper of verkrijger met dat schadelijke karakter bekend was, door (- zakelijk weergegeven -)
- niet (aan) te duiden of geven dat de mortierbom(men) was/waren voorzien van een (zogenaamde) snel lont die bij aansteken tot onmiddellijke ontbranding van de (zogenaamde) (stuw)lading zou leiden en/of (vervolgens) tot een ontploffing,
en/of
- geen in het Nederlands geschreven gebruiksaanwijzing te verstrekken en/of
- geen/onvoldoende uitleg te geven over het gebruik en/of de wijze van (elektronisch) aansteken van deze mortierbom(men) /shell(s) en/of
- niet te wijzen op de gevaren en/of schadelijke karakter van deze mortierbom(men) /shell(s), en/of
- niet te wijzen op het feit dat deze mortierbom(men) /shell(s) slechts gebruikt mogen worden door professionals en niet door particulieren,
terwijl dit feit iemands dood ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1. primair, 2 en 3. primair ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -zoals nader omschreven in haar pleitnotitie- ten aanzien van het onder
1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde betoogd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw is van mening dat niet bekend is welke shells verdachte onder zich heeft gehad. Zonder nader onderzoek of foto's kan niet met zekerheid vastgesteld worden om wat voor vuurwerk het ging. Verdachte betwijfelt ook of het vuurwerk wel van hem afkomstig was. Dit geldt eveneens voor de nitraten. Er is alleen een minimaal rapportje waarin niets is vastgesteld over de in dit vuurwerk aangetroffen stoffen. Er wordt verwezen naar een oud rapport van het NFI. De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachtes handelingen niet als medeplegen kunnen worden gekwalificeerd.
De raadsvrouw heeft -zoals nader omschreven in haar pleitnotitie- ten aanzien van het onder
3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde eveneens betoogd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw is van mening dat ten aanzien van het 3. primair ten laste gelegde geen sprake is geweest van opzet gericht op de verkoop van gevaarlijk vuurwerk. Verdachte wist niet dat de shell onmiddellijk kon ontbranden, nu hij zelf een andere ervaring had met het ontsteken van een dergelijke shell. Hij wist dat hij met zeer ervaren gebruikers van doen had. Als verdachte had geweten dat het vuurwerk gevaar zou kunnen opleveren dan had hij het vuurwerk nooit verkocht. De raadsvrouw is ten aanzien van het onder 3. subsidiair dezelfde mening toegedaan.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dan wel ernstig betwijfeld of de mortierbom waarmee het dodelijk ongeval heeft plaatsgevonden wel van hem afkomstig was. De rechtbank zal deze verklaring terzijde leggen en verdachte houden aan hetgeen hij daaromtrent eerder tegenover de politie heeft verklaard. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat [naam 1] heeft verklaard het vuurwerk van verdachte te hebben betrokken en dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat [naam 1] en/of [naam 2] soortgelijk vuurwerk ook van anderen hebben gekocht. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij tijdens de verhoren door de politie onder grote druk stond, waardoor hij niet goed heeft nagedacht over de antwoorden die hij gaf.
Bij nader inzien, zo begrijpt de rechtbank hem, is hij er zeker van dat hij nooit shells met een diameter van 6 inch heeft gehad en verkocht. De rechtbank gaat daaraan voorbij. Verdachte heeft bij de politie gedetailleerd verklaard over het pakket met shells (dat bestond uit een buis en vijf shells) dat hij ter verkoop aanbood, en dat hij – met uitzondering van één shell die verdachte zelf heeft afgestoken – heeft verkocht aan [naam 1] en [naam 2]. [naam 1] heeft welswaar verklaard dat hij samen met [naam 2] de buis met daarin één shell van verdachte heeft gekocht, maar de rechtbank acht dat niet aannemelijk, mede gelet op de waarnemingen van de zoon van [naam 2], [naam 4], waarover zijn moeder bij de politie heeft verklaard. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het om vier shells ging. In de buis van waaruit de shell die [naam 2] het leven heeft gekost, is afgestoken, zijn restanten van de shell aangetroffen. Deze zijn onderzocht waarbij is vastgesteld dat het een 6-inch mortierbom betreft.
De rechtbank is op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen dan ook van oordeel dat verdachte degene is geweest die de fatale shell heeft verkocht.
De raadsvrouw van verdachte heeft voorts aangevoerd dat het onderzoek naar de fatale shell tekort schiet. Zo is onduidelijk waar welke foto's door de verbalisanten zijn gemaakt en is het onderzoek aan het vuurwerk ontoereikend geweest om vast te kunnen stellen om wat voor soort vuurwerk het gaat. Niet volstaan kan worden met de NFI-rapportage.
Door de onderzoeker van het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk van de politie (hierna: COV) is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waaruit naar het oordeel van de rechtbank duidelijk blijkt op welke foto’s restanten van het op de plaats delict aangetroffen vuurwerk zijn afgebeeld en op welke foto's ter vergelijking kennelijk in andere onderzoeken aangetroffen mortierbommen staan afgebeeld. Na onderzoek van de aangetroffen restanten van het kartonnen omhulsel, de buitenkant van de schietlont, als ook de aangetroffen buis, is door de onderzoeker van het COV met zekerheid vastgesteld dat het een 6 inch mortierbom betreft, met breeklading met siereffect.
Voorts bevindt zich bij de stukken een Deskundigenverklaring Mortieren en mortierbommen (versie 3, maart 2010) van het NFI, waarin informatie is opgenomen over (de werking van) mortieren en mortierbommen naar aanleiding van onderzoek van diverse typen en uitvoeringen. Deze zijn onderzocht op onder meer het gewicht en de samenstelling van de lading. Aangenomen kan worden dat vuurwerk waarvan door een deskundige verbalisant van het COV is vastgesteld dat het een mortierbom betreft, in beginsel kan worden aangesloten bij de classificering zoals beschreven in de Deskundigenverklaring van het NFI. De rechtbank ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, noch anderszins, aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank verwerpt het verweer en stelt vast dat de mortierbom kan worden aangeduid als professioneel vuurwerk, als bedoeld in artikel 1.1.2. van het Vuurwerkbesluit. Voorts acht de rechtbank bewezen dat verdachte professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en ter beschikking heeft gesteld. De rechtbank is daarbij -met de raadsvrouw- van oordeel dat geen sprake is geweest van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 3. primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Vast staat dat verdachte professioneel vuurwerk, te weten een lanceerbuis met 6 inch mortierbommen, aan [naam 1] en [naam 2] heeft verkocht. Dit betreft zeer zwaar en gevaarlijk vuurwerk dat bij ondeskundig gebruik dodelijk kan zijn, zoals zich ook in de onderhavige zaak heeft voorgedaan.
Verdachte heeft dit vuurwerk verkocht aan [naam 1] en [naam 2] omdat zij hem daarom hadden gevraagd. Bij de verkoop heeft hij hen volgens zijn eigen verklaring verteld dat en hoe de buis moest worden gebruikt, namelijk zoals hij dat zelf ook had gedaan. Hij heeft dat meerdere malen aan hen verteld. Blijkens de verklaring van [naam 1] waren zij niet op de hoogte van het schadelijke karakter van dit vuurwerk bij ondeskundig gebruik, omdat verdachte hen daarover niets had verteld, afgezien van de instructie dat de shell in de voor de helft van zijn lengte ingegraven buis moest worden aangestoken. Bij hun was bekend dat sprake was van illegaal vuurwerk.
Beoordeeld moet worden of verdachte opzet – als dan niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op het schadelijke karakter van de mortierbommen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte vol opzet heeft gehad, zodat beoordeeld moet worden of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het schadelijke karakter van de mortierbommen – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijk kans dat een bepaald gevolg intreedt is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Daarbij is het volgende van belang. De rechtbank houdt verdachte aan de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, namelijk dat hij beschikte over een set, bestaande uit een mortier (lanceerbuis) en vijf bijbehorende shells. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zelf ook een shell heeft afgestoken, afkomstig uit de partij shells die hij aan [naam 1] en [naam 2] had verkocht. Hij heeft daarbij gebruikgemaakt van de bijgeleverde mortier, die hij voor de helft had ingegraven.
Volgens eigen zeggen – en de rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen – heeft verdachte voldoende tijd gehad om zich na het aansteken van de lont te kunnen verwijderen van de mortier tot een afstand van 20 meter, voordat de shell tot ontbranding kwam. Het specifieke gevaar van de shell die [naam 2] fataal is geworden was gelegen in het feit dat, zoals blijkt uit de stukken van het dossier, deze onmiddellijk na het aansteken van de lont is afgegaan. Volgens het proces-verbaal van bevindingen van het COV wijst dat erop dat de betreffende shell was voorzien van een zogenoemde snellont. Bij het ontsteken van een dergelijke lont volgt de uitstootlading vrijwel onmiddellijk. De mortierbom wordt hierbij direct en met kracht uit de mortier geschoten, zoals gerelateerd in de eerdergenoemde Deskundigenverklaring Mortieren en mortierbommen van het NFI.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte van dit specifieke gevaar niet op de hoogte was. Hij beschikte niet over specifieke kennis van mortierbommen en had immers een soortgelijke shell uit één en hetzelfde pakket afgestoken en daarbij geen problemen ondervonden. Dit past bij het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen van het COV, waarin wordt beschreven dat sommige van deze mortierbommen behalve snellont zijn voorzien een extra, traagbrandend, lont, terwijl andere exemplaren enkel een snelllont hebben. Kennelijk had de door verdachte afgestoken shell naast een snellont, ook een traagbrandend lont.
Het voorgaande betekent dat verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen.
In lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. HR 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0139, Porsche-arrest) moet de rechtbank in zo’n geval in zijn oordeel betrekken dat — behoudens aanwijzingen voor het tegendeel — het naar ervaringsregels niet waarschijnlijk is dat verdachte de aanmerkelijke kans dat de mortierbom levensgevaarlijk kon zijn als hij werd afgestoken op de manier zoals hij dat heeft gedaan, en hij als gevolg daarvan zelf zou zijn blootgesteld aan het levensgevaarlijke karakter van de mortierbom, eveneens op de koop toe neemt.
In aanmerking genomen dat verdachte geen weet had van de mogelijkheid dat er verschil bestond tussen de lonten van de shells uit de set en gelet op het feit dat verdachte bij de verkoop van de shells aan [naam 1] en [naam 2] verteld had hoe hij zelf met het aansteken van de shell te werk was gegaan, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de veronderstelling verkeerde en dat het zijn verwachting was dat bij een dergelijke werkwijze, de shell bij het aansteken van de lont met voldoende vertraging zou worden uitgestoten uit de lanceerbuis. Daarom acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit betreffende stuk vuurwerk, voor zover bij het afsteken daarvan gebruik werd gemaakt van een ingegraven buis, de schadelijkheid had zoals die zich heeft voorgedaan. Dat betekent dat verdachtes opzet op het schadelijke karakter van de mortierbommen ontbreekt, zodat hij van het onder 3. primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 3. subsidiair ten laste gelegde wel bewijsbaar.
Verdachte heeft - hoewel geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet - wel aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld door bij de verkoop van het vuurwerk geen nadere informatie te verstrekken over hoe daarmee om te gaan. Hij had niet alleen mogen afgaan op zijn eigen ervaring voor wat betreft het ontsteken van de shell. Verdachte is daarmee te nonchalant omgegaan en is in ernstige mate tekortgeschoten in een op hem rustende onderzoeksplicht voor wat betreft de wijze waarop de shell moest worden aangestoken en wat voor soort lont deze shell had.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkorte vonnis. Daarin zijn de bewijsmiddelen vervat waarmee de overige bewijsverweren van de verdediging worden weerlegd. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, 2 en 3. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair.
hij in de maanden november en/of december 2018, te [plaats], in de gemeente Noardeast-Fryslân, opzettelijk aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, te weten aan [naam 1] en/of [naam 2] professioneel vuurwerk, te weten
- meerdere mortierbommen (Super Brocade Crown, Triplex), en
- meerdere nitraten (Crazy Robots en/of Funke Petarda 5 Blue),
ter beschikking heeft gesteld
en
hij, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, in de maanden november en/of december 2018, te [plaats], in de gemeente Noardeast-Fryslân, opzettelijk,
professioneel vuurwerk, te weten
- meerdere mortierbommen (Super Brocade Crown, Triplex), en
- meerdere nitraten (Crazy Robots en/of Funke Petarda 5 Blue), voorhanden heeft gehad.
2
hij in het jaar 2018, te [plaats], in de gemeente Noardeast-Fryslân, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 51 knalpatronen (merk Walther) van het kaliber 9 millimeter R Knall voorhanden heeft gehad;
3. subsidiair.
hij in de maanden november en/of december 2018, te [plaats], als degene aan wiens schuld te wijten is geweest, dat meerdere mortierbommen/shells (Super Brocade Crown van het merk Triplex) werden verkocht en afgeleverd, zonder dat de koper of verkrijger met dat schadelijke karakter bekend was, door - zakelijk weergegeven -
- niet aan te duiden of geven dat de mortierbommen waren voorzien van een zogenaamde snellont die bij aansteken tot onmiddellijke ontbranding van de stuwlading zou leiden en vervolgens tot een ontploffing,
- geen in het Nederlands geschreven gebruiksaanwijzing te verstrekken
en
- geen/onvoldoende uitleg te geven over het gebruik en/of de wijze van (elektronisch) aansteken van deze mortierbommen/shells en
- niet te wijzen op de gevaren en/of schadelijke karakter van deze mortierbommen/shells, en
- niet te wijzen op het feit dat deze mortierbommen/shells slechts gebruikt mogen worden door professionals en niet door particulieren,
terwijl dit feit iemands dood ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair:
Ten aanzien van het ter beschikking stellen:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
en
ten aanzien van het voorhanden hebben:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
3. subsidiair:
Het aan zijn schuld te wijten zijn dat waren, schadelijk voor de gezondheid, verkocht en afgeleverd worden, zonder dat de koper of de verkrijger met dat schadelijke karakter bekend is, terwijl dit iemands dood tot gevolg heeft.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit het onder 1. primair, 2 en 3. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit bij bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde tot oplegging van een werkstraf en indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van alleen het onder 2 ten laste gelegde, dat kan worden volstaan met een geldboete. De raadsvrouw heeft daarbij een strafvoorstel voor het onder 3 ten laste gelegde buiten beschouwing gelaten, gelet op de door haar bepleitte vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de voorlichtingsrapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft 51 knalpatronen van het kaliber 9 mm R Knall voorhanden gehad. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan overtreding van het Vuurwerkbesluit door het voorhanden hebben en ter beschikking stellen aan anderen van professioneel vuurwerk, te weten zogenaamde shells en nitraten, hetgeen verboden is. Het is algemeen bekend dat professioneel vuurwerk (ernstig) gevaar kan opleveren, omdat dat meestal een zwaardere explosieve lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Professioneel vuurwerk dient bovendien door deskundigen te worden ontstoken. Dat bij ondeskundig gebruik de gevolgen ernstig kunnen zijn, is helaas gebleken want het heeft de tragische dood van [naam 2] tot gevolg gehad.
Verdachte heeft er schuld aan dat de mortierbommen zijn verkocht zonder dat de kopers op de hoogte waren van het schadelijke karakter daarvan, welk feit de dood van [naam 2] tot gevolg heeft gehad. Bij de ontsteking bleek dat een mortierbom direct tot ontbranding kwam, waardoor [naam 2] zulk zwaar lichamelijk letsel opliep, dat hij vrijwel direct aan zijn verwondingen is overleden. Hij laat een grote leegte achter in zijn gezin, familie, vriendenkring en in de dorpsgemeenschap van [plaats]. De rechtbank is er niet blind voor dat verdachte ook lijdt onder de gevolgen die zijn handelen voor [naam 2] en zijn naasten hebben gehad. Hij heeft nooit gewild dat [naam 2] het leven zou laten door het afsteken van de door hem verkochte shell.
Over verdachte is een voorlichtingsrapport opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering verdere interventie niet nodig acht, omdat er geen sprake is van problemengebieden. Ook de kans op recidive wordt ingeschat op laag.
De officier van justitie heeft uitgaande van een bewezenverklaring van het opzettelijk niet informeren door verdachte van voor de gezondheid schadelijke waren een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist. Op dat feit is een levenslange gevangenisstraf, of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaar, gesteld.
De rechtbank komt echter tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, te weten de zogenaamde schuldvariant, welke feit een veel lagere maximumstraf kent, namelijk 2 jaar. Alleen al om die reden komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan de straf die door de officier van justitie is geëist.
Verder laat de rechtbank meewegen dat sprake is van een feit dat indirect een ernstig, fataal gevolg heeft gehad. Anderzijds is niet gebleken dat verdachte een grote hoeveelheid gevaarlijk, illegaal, vuurwerk heeft verhandeld. Bovendien lijdt verdachte onder de gevolgen van zijn handelen en heeft hij het handelen in en gebruik van vuurwerk afgezworen.
Alles overziende zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 150 uur opleggen, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 150.000,--.
De rechtbank heeft ter terechtzitting met toepassing van het bepaalde in artikel 333 Wetboek van Strafvordering de vordering van de benadeelde partij zonder nader onderzoek niet ontvankelijk verklaard. Hoewel aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden, is de rechtbank van oordeel dat bij gebreke van voldoende mogelijkheden voor het voeren van een partijdebat behandeling van de vordering zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 57 en 175 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1.2.2 lid 2 en lid 3 Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, de artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie en de artikelen 1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1.primair, 2 en 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.

een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2020.