ECLI:NL:RBNNE:2020:4504

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
LEE 20/962
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek wegens geen overtreding bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Th. Gort Vastgoed B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren. Eiseres, Th. Gort Vastgoed B.V., heeft een handhavingsverzoek ingediend bij verweerder, omdat zij van mening was dat de bedrijfsmatige activiteiten van derde-partij in strijd waren met het bestemmingsplan Lemmer Centrum. Verweerder heeft het handhavingsverzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van een overtreding van het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat derde-partij, die sinds 2000 huurder is van een appartement, muzieklessen geeft in de woning. De rechtbank oordeelt dat deze activiteiten onder de definitie van dienstverlening vallen zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Eiseres heeft aangevoerd dat de woning uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden en dat de beroepsuitoefening in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft dit betoog verworpen, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de beroepsuitoefening leidt tot overlast voor andere bewoners van het appartementencomplex.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het handhavingsverzoek heeft afgewezen en het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de datum van uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/962
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2020 in de zaak tussen
Th. Gort Vastgoed B.V., te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. K.J.T. Boersma),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Posthuma).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende] , te [plaats]

(gemachtigde: mr. J. de Ruiter).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een handhavingsverzoek van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 30 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020.
Namens eiseres zijn [naam 1] en haar gemachtigde verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Derde-partij is sinds 2000 huurder en bewoner van het appartement op het adres [adres] (woning). In de woning voert hij een bedrijf onder de naam [naam 2] .
1.2.
Eiseres is eigenares en verhuurder van het gebouw waar de woning onderdeel van is. Het gebouw heeft op de begane grond winkelruimtes en op de eerste verdieping appartementen.
1.3.
Bij vonnis van 17 december 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de vorderingen van eiseres tot, primair, ontbinding van de huurovereenkomst met derde-partij en, subsidiair, het gebieden van de derde-partij zijn bedrijfsuitoefening in de woning te staken, afgewezen.
2.1.
Eiseres stelt dat de bedrijfsmatige activiteiten van derde-partij in strijd zijn met de bepalingen van het Bestemmingsplan Lemmer Centrum (bestemmingsplan). Eiseres heeft verweerder als het bevoegde bestuursorgaan verzocht tot handhaving over te gaan.
2.2.
Verweerder heeft het verzoek afgewezen met de onderbouwing dat er geen sprake is van een overtreding.
2.3.
De rechtbank overweegt dat op een bestuursorgaan in beginsel de plicht rust tot handhaving van de regelgeving waarop zijn bevoegdheden zien.
3. In de bijlage bij deze uitspraak is de relevante regelgeving opgenomen.
4.1.
Voor de woning geldt de bestemming ‘Centrum’. Het bestemmingsplan bepaalt onder meer dat de gronden met deze bestemming bestemd zijn voor dienstverlening. Volgens de nadere toelichting op de regels wordt onder dienstverlening verstaan het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
4.2.
Zoals uit de stukken blijkt en ter zitting is besproken, gebruikt derde-partij één van de kamers van de woning voor het geven van muziekles (piano, gitaar, zang) aan voornamelijk kinderen en jongeren. In het algemeen gaat het om individuele lessen die plaatsvinden tussen 13.00 uur en 21.15 uur. Naar het oordeel van de rechtbank valt dit onder het begrip dienstverlening als hierboven gedefinieerd. De door eiseres genoemde omstandigheid dat de activiteiten niet alleen overdag plaatsvinden, doet daar niet aan af.
4.3.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat, gezien artikel 1.49 van het bestemmingsplan, een woning uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden en in de weg staat aan een dubbelfunctie. Ten onrechte is verweerder voorbijgegaan aan het feit dat de woning niet bouwkundig gescheiden is van andere woningen.
4.3.2.
De rechtbank volgt dit betoog niet. Noch uit de tekst van het bestemmingsplan noch uit het systeem van het bestemmingsplan volgt dat een woning niet tevens gebruikt mag worden voor beroepsuitoefening. De bepaling dat een woning slechts bedoeld is voor één afzonderlijk huishouden, heeft op dit aspect geen betrekking.
Dat de woning deel uitmaakt van een appartementencomplex maakt dit niet anders. Overigens is er geen aanwijzing dat de beroepsuitoefening leidt tot overlast voor de bewoners van de andere appartementen.
4.4.
De rechtbank onderschrijft daarom het standpunt van verweerder dat geen sprake is van een overtreding. Dit betekent dat verweerder het handhavingsverzoek terecht heeft afgewezen en het daartegen gerichte bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard.
5. Het beroep is ongegrond
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier, op 21 december 2020. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
Bestemmingsplan Lemmer Centrum
1.11
bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.28
dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.49
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel, uitsluitend met een maximaal bruto-vloeroppervlak van 500 m2 per winkel, met dien verstande dat detailhandel met een bruto-winkelvloeroppervlak van meer dan 500 m2 is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - non food' geen detailhandel in food producten is toegestaan;
b. dienstverlening;
c. bedrijven in de categorieën A, B en C van de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), met dien verstande dat:
1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
2. productie en/of laad en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvinden;
3. de activiteiten (inclusief opslag) hoofdzakelijk inpandig geschieden;
(…)
6.2
Nadere toelichting op de regels
Op de belangrijkste bestemmingen wordt hieronder een nadere toelichting gegeven.
Centrum
(…)
Onder dienstverlening wordt verstaan het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden. Het gaat hier vaak om kantoorfuncties.
(…)
Panden mogen worden gebruikt voor bewoning, waarbij het ruimtelijk niet relevant is voor hoeveel woningen een pand wordt gebruikt, dan wel of een pand wordt gebruikt voor kamerbewoning. Een woning is een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Het begrip huishouden is niet voorbehouden aan een gezin; kamerbewoners kunnen samen ook een huishouden vormen. (…)