ECLI:NL:RBNNE:2020:4505

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
LEE 20/1283
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van vergunningen voor camping en horeca in De Wolden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. de Vet, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat een handhavingsverzoek van de eiser deels had toegewezen. De zaak betreft de handhaving van een vergunning voor een mini-camping en horeca-gelegenheid, die door de derde-partij, die het perceel had gekocht, werd geëxploiteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde-partij zich aan de voorwaarden van de omgevingsvergunning hield en dat er geen strijd was met de geldende planologische voorschriften. De rechtbank oordeelde dat de geluidsoverlast die de eiser ervoer niet kon worden vastgesteld door verweerder, waardoor er geen rechtsgrond was voor handhaving. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/1283
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2020 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. J. de Vet),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Schooljan).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende], te [woonplaats] (gemachtigde: mr. M.T. van Daatselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een handhavingsverzoek van eiser afgewezen.
Bij besluit van 11 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen en het handhavingsverzoek deels toegewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en door [naam 1] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door K. Thijssen.
De derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser en zijn gezin wonen op het adres [adres 1] .
1.2.
Aan het perceel van eiser grenst het perceel met adres [adres 2]
(perceel). Bij besluit van 4 april 2014 heeft verweerder aan de toenmalige eigenares een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren op het perceel van een mini-camping, Bed & Breakfast en twee semi-permanente kampeermiddelen met de activiteiten handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en uitvoeren van werk en werkzaamheden.
1.3.
In 2018 heeft derde-partij het perceel gekocht. Hij heeft de exploitatie van het
bedrijf, nu genaamd [naam 2] , overgenomen en is op het perceel gaan wonen.
1.4.
Op 8 december 2018 heeft derde-partij een melding Activiteitenbesluit gedaan. Op 15 januari 2019 heeft verweerder deze melding getoetst.
1.5.
Bij besluit van 19 februari 2019 heeft de burgemeester van De Wolden aan derde-
partij een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet verleend.
1.6.
Bij brief van 12 april 2019 heeft eiser verweerder om handhaving verzocht wat betreft (samengevat) de volgende gestelde overtredingen:
- organiseren van feesten
- gebruik van minicamping als motorcamping voor andere doelgroep dan vergund
- aantal gebruikte staplaatsen en logies groter dan vergund
- gebruik van terras voor horecadoeleinden
- gebruik in strijd met de bestemming agrarisch
- intensiever gebruik, meer geluid en verkeersbewegingen en meer overlast voor eiser en natuur
- strijdigheid met Activiteitenbesluit gezien geluidsemissie.
1.7.
In het bestreden besluit heeft verweerder, na ontvangst van het advies van de bezwaarschriftencommissie van 17 december 2019, het handhavingsverzoek toegewezen met de overweging dat het gebruik als bar/keuken en terras ten behoeve van de gasten in strijd is met de geldende planologische voorschriften.
1.8.
Bij besluit van 20 november 2019 heeft verweerder aan derde-partij een
omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van één Bed & Breakfast-kamer en het
regulier bewonen van een bedrijfswoning met de activiteit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de beheersverordening.
Bij besluit van 22 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 20
november 2019 ongegrond verklaard.
1.9.
Op 22 juli 2020 heeft derde-partij bij verweerder een aanvraag ingediend om een
omgevingsvergunning voor het gebruik van de bar/keuken en het terras en de bouw van
twee blokhutten voor logies.
2. Handhaving kan geboden zijn als zich een overtreding voordoet. In de eerste plaats is aan de orde of er sprake is van strijd met hetgeen vergund is in de omgevingsvergunning van 4 april 2014 (zie 2.2). De inhoud van de vergunning, die tot stand is gekomen op basis van de aanvraag die als bijlage bij de vergunning is gevoegd, is daarbij leidend.
2.1.
De Beheersverordening buitengebied van de gemeente De Wolden
(beheersverordening) bepaalt in artikel 34 dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt
begrepen het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen. Artikel 35
bevat de mogelijkheid van afwijken voor gebruik voor kleinschalige kampeerterreinen.
Artikel 6.6 geeft de mogelijkheid van afwijken van de gebruiksregels voor
logiesverstrekking. De betreffende bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze
uitspraak.
2.2.
Overeenkomstig bovengenoemde afwijkingsregels vermeldt de vergunning over de
minicamping onder meer dat het aantal kampeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 25,
dat twee semi-permanente kampeermiddelen geplaatst kunnen worden en dat de
bouwwerken onder voorwaarden aangewend kunnen worden voor Bed & Breakfast / logies.
2.3.
Bij de aanvraag zijn foto’s bijgevoegd waarmee de aanvraagster een impressie gaf van hoe de minicamping / Bed &Breakfast op het perceel eruit zou gaan zien.
2.4.
De rechtbank overweegt dat de huidige inrichting van de mini-camping / logies
binnen de begrenzingen blijft die de vergunning, met toepassing van de
Beheersverordening, heeft gesteld. Daarnaast zijn de bovengenoemde foto’s met impressies
zo algemeen dat deze niet in de weg kunnen staan aan de invulling die derde-partij heeft
gegeven. De vergunning staat er niet aan in de weg dat meerdere kampeermiddelen tegelijkertijd verhuurd worden aan personen die als groep komen in plaats van aan kleinere gezelschappen die afzonderlijk komen. In de vergunning kan voorts geen beperking gelezen worden wat betreft het vervoermiddel waarmee de gasten naar het bedrijf van derde-partij mogen komen.
2.5.
Onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie stelt eiser dat het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen niet langer een kleinschalige nevenactiviteit is die ondergeschikt is aan een andere bestemming als agrarisch of wonen.
De rechtbank begrijpt de systematiek van de beheersverordening echter zo dat als voldaan wordt aan de afwijkingsregels van artikel 35 de kleinschaligheid van het kampeerterrein daarmee gegeven is, ongeacht de vraag in hoeverre het perceel voor het overige gebruikt wordt overeenkomstig de bestemming.
2.6.
De rechtbank oordeelt daarom dat niet gebleken is van strijd met de omgevingsvergunning van 4 april 2014.
3. Wat betreft het gebruik van het perceel als horecagelegenheid overweegt de rechtbank het volgende.
3.1.
De Bed & Breakfast-gelegenheid is inmiddels gereguleerd (zie 1.8). Op dit punt is verweerder overgegaan tot handhaving, waartoe reden was omdat voor B&B een groter aantal kamers en slaapplaatsen werd gebruikt. Dit legalisatietraject valt niet binnen de omvang van het geschil in deze zaak en om die reden zal de rechtbank zich hier niet over uitlaten.
3.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder besloten tot handhaving over te gaan op het punt van het gebruik als bar/keuken en terras ten behoeve van de gasten. Dit heeft geresulteerd in de aanvraag zoals genoemd in 1.9. Ook dit legalisatietraject valt niet binnen de omvang van het geschil in deze zaak en om die reden zal de rechtbank zich hier evenmin over uitlaten.
4. Eiser heeft in de gronden van beroep en ter zitting de ruimtelijke gevolgen van de activiteiten op het perceel aan de orde gesteld. De rechtbank overweegt dat deze deels vergund zijn in de hierboven besproken omgevingsvergunning van 4 april 2014 en voor het overige aan de orde komen in de hierboven eveneens besproken legalisatietrajecten.
5.1.
Eiser richt zich tegen hetgeen verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen over het houden van evenementen op het perceel.
5.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat een bestemmingsplan zich in zijn algemeenheid niet verzet tegen kortdurend en incidenteel gebruik dat daarmee in strijd is. In haar rechtspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat vijf festiviteiten binnen in het pand in strijd met de geldende bestemming niet meer als kortdurend en incidenteel strijdig gebruik kan worden aangemerkt. Verweerder staat daarom maximaal vier festiviteiten per jaar toe. Voor extra festiviteiten moet een evenementenvergunning worden aangevraagd.
5.3.
De rechtbank overweegt dat deze overweging van verweerder slechts van algemene en informatieve aard is, wat betekent dat hieruit geen rechtsgevolg voortvloeit. Pas de toepassing hiervan in een concreet geval kan leiden tot een appellabel besluit(onderdeel). Om die reden valt het punt van het al dan niet toestaan van evenementen niet binnen de omvang van het geschil.
6.1.
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij geregeld geluidsoverlast ervaart. In de avond komt dit door kabaal en geschreeuw, in de ochtend doordat de motoren eerst warmdraaien en vertrekken, wat bij gespreid vertrek om een periode van ongeveer anderhalf uur gaat.
6.2.
Verweerder heeft hierover opgemerkt dat bij controles na een melding geen overlast geconstateerd is.
6.3.
De rechtbank overweegt dat handhaving door een bestuursorgaan pas aan de orde is als een overtreding wordt vastgesteld. Omdat verweerder de geluidsoverlast niet heeft kunnen vaststellen, was er geen rechtsgrond om op dit punt tot handhaving over te gaan.
Verder overweegt de rechtbank dat het aspect geluid direct of indirect ook aan de orde komt bij het reguleren van de hierboven besproken onderdelen. Voorts is het in het algemeen aan een uitbater van een recreatiebedrijf om de bedrijfsvoering zo in te richten dat de omgeving hiervan geen onevenredige hinder ondervindt.
7. Gezien het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier, op 21 december 2020. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE
Beheersverordening buitengebied van de gemeente De Wolden
Artikel 6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
- de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
(…)
d. lid 6.5 en toestaan dat bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking, mits:
1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
2. in een bijgebouw uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
3. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, dit bijgebouw zich in de directe nabijheid bevindt van en een duidelijk relatie heeft met het hoofdgebouw;
4. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, de uiterlijke kenmerken van dit bijgebouw behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
5. er maximaal drie slaapkamers worden gerealiseerd;
6. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
8. geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
9. vestiging plaatsvindt aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
10. vesting geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
A. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
(…)
d. het bepaalde in het plan en toestaan dat gronden gebruikt worden voor kleinschalige kampeerterreinen, met dien verstande dat:
1. het kampeerterrein minimaal 50 m van de perceelgrens van buiten het bedrijf gelegen (bedrijfs)woningen, dan wel bedrijfsgebouwen is gesitueerd;
2. het maximale aantal kampeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 25;
3. het kampeerterrein niet mag worden gesitueerd op een afstand van minder dan 500 m van een ander kampeerterrein;
4. het kampeerterrein goed landschappelijk wordt ingepast conform het Landschapsontwikkelingskader De Wolden (vastgesteld 2 november 2012);
5. het kamperen niet toegestaan is op essen en in de randzones daaromheen, in beschermde dorpsgezichten of anderszins cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen, in de open gebieden rondom die kernen, alsmede in zones van 50 m rondom natuurgebieden;
6. geen kampeerterrein mag worden gesitueerd op gronden gelegen in de bestemmingen Bos en Natuur;
(…)
g. het bepaalde in het plan en toestaan dat semi-permanente kampeermiddelen worden geplaatst, met dien verstande dat:
1. bij een minicamping met een maximale omvang van tien kampeerplaatsen er maximaal één semi-permanent kampeermiddel wordt geplaatst;
2. bij een minicamping met een omvang tussen tien en vijfentwintig kampeerplaatsen er maximaal twee semi-permanent kampeermiddel worden geplaatst;
3. semi-permanente kampeermiddelen in de periode van 1 november tot 15 maart worden verwijderd;