ECLI:NL:RBNNE:2020:4560

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
19 4323
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen belanghebbendheid bij omgevingsvergunning voor zonnepark

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzetzaak met zaaknummer LEE 19/4323 V. De zaak betreft een opposant die verzet heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 28 juli 2020, waarin zijn beroep tegen een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant, gevestigd te Oppenhuizen, stelde dat hij wel degelijk belanghebbende was bij het besluit, onder andere vanwege zijn expertise op het gebied van zonne-energie en duurzaam ondernemen, en zijn betrokkenheid bij de procedure.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de opposant geen zicht heeft op de locatie van het zonnepark en dat de afstand tussen zijn woning en de locatie meer dan 600 meter bedraagt. Bovendien is er sprake van begroeiing, bebouwing en een dijk tussen de woning van de opposant en de locatie van het zonnepark. De rechtbank concludeert dat de opposant geen directe feitelijke gevolgen van het besluit ondervindt, waardoor hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 28 juli 2020 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Dijkstra, in aanwezigheid van griffier A.J. Kinds, en wordt openbaar uitgesproken op de eerstvolgende maandag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/4323 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 op het verzet van

[opposant] , te Oppenhuizen, opposant,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 28 juli 2020 in het beroep van opposant tegen
[geopposeerde] , geopposeerde
(gemachtigde: L. Buren).
Als
derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: “Zonnepark Opperhuizen BV” gevestigd te Wormer
(gemachtigde: mr. K. Spee).

Procesverloop

Opposant heeft tegen het besluit van 14 november 2019 (het bestreden besluit) beroep ingesteld (13 december 2019).
Bij uitspraak van 28 juli 2020 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2020. Opposant is verschenen. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens Zonnepark Opperhuizen B.V. is gemachtigde mr. K. Spee verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht.
De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Opposant kan daarom ingevolge artikel 8:1 van de Awb geen beroep instellen was het oordeel van de rechtbank.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de uitspraak van 28 juli 2020 terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij wel degelijk belanghebbende is. Dat volgt, aldus opposant, uit onder meer het feit dat hij bijzondere expertise heeft op het terrein van de zonne-energie en duurzaam ondernemen, hij een zienswijze heeft ingediend in de procedure, zijn visie er ook toe lijkt te hebben gedaan gelet op de genomen beslissingen, en hij contacten heeft gehad met politici. Volgens opposant kan hij, gelet op deze omstandigheden, niet zonder meer op één lijn worden gesteld met andere natuurlijke personen. Opposant wijst er ook op dat de overheid zich met de openbare berichtgeving in deze procedure richt tot eenieder en zich niet beperkt tot diegenen die binnen 600 meter van de locatie wonen. Ook heeft opposant er op gewezen dat de ontvlechting van [naam 1] en [naam 2] van belang kan zijn voor de vraag naar belanghebbendheid.
4. Wil men belanghebbende zijn dan moet het aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2271), geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’, dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar als deze voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene zo gering zijn dat moet worden gezegd dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
5. Opposant heeft niet betwist dat hij geen zicht heeft op de locatie en gesteld noch gebleken is dat hij anderszins rechtstreeks feitelijke gevolgen van een zonnepark op de locatie zal ondervinden. De afstand tussen de woning en de locatie is > 600 meter en tussen de woning en de locatie bevindt zich begroeiing, bebouwing en een dijk. Gelet hierop heeft de rechtbank in de uitspraak van 28 juli 2020 terecht geoordeeld dat opposant geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Dat opposant bijzondere expertise heeft op het terrein van de duurzame energie, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor de andere omstandigheden die zijn aangedragen.
6. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 28 juli 2020 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier op 11 december 2020. De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier (buiten staat) rechter
Afschrift verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.