ECLI:NL:RBNNE:2020:4661

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
18/072252-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van cadeaubonnen en geldbedragen met gebruik van valse sleutel

Op 13 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van cadeaubonnen en geldbedragen. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in [woonplaats], werd bijgestaan door advocaat mr. R. Tamourt, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. I. Kluiter. De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 18/072252-19 en 18/152925-20. De verdachte werd beschuldigd van het wegnemen van cadeaubonnen van [benadeelde partij] in de periode van 15 november 2018 tot en met 20 december 2018, en van het wegnemen van geldbedragen van [slachtoffer] in de periode van 31 juli 2017 tot en met 21 augustus 2017. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten duidelijk en ondubbelzinnig had bekend, en volstond met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 140 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren begaan, de persoon van de verdachte, en de vordering van de officier van justitie. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op kansspelen. Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de vordering van [benadeelde partij] werd toegewezen en de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/072252-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/152925-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 oktober 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Tamourt, advocaat te Burgum. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/072252-19
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 15 november 2018 tot en met 20 december 2018 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, 9, althans een aantal cadeau-bonnen (Tintelingen-bonnen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/152925-20
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip gelegen in of omstreeks de
periode van 31 juli 2017 tot en met 21 augustus 2017 te Gytsjerk, althans in de
gemeente Tytsjerksteradiel, althans in Nederland, een of meer geldbedragen (van in totaal ongeveer €8000,--) in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door gebruik te maken van een valse sleutel, te weten:
door onbevoegd gebruik te maken van de pinpas en/of pincode en/of Rabo-bankierenapp van die [slachtoffer] en/of door middel van de(door verdachte valselijke opgemaakte) Rabobankieren-app, geld van (de rekening van) die [slachtoffer] over te maken naar een rekeningnummer van verdachte, althans naar een rekeningnummer waar verdachte over kon
beschikken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de gehele tenlastelegging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/072252-19 en parketnummer 18/152925-20 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2020;

parketnummer 18/072252-19

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 januari 2019, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019058580 d.d. 16 mei 2019 inhoudende de verklaring van [naam] namens [benadeelde partij] ;

parketnummer 18/152925-20

3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 mei 2019, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019116218 d.d. 6 augustus 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/072252-19 en onder parketnummer 18/152925-20 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/072252-19
zij in de periode van 15 november 2018 tot en met 20 december 2018 te Leeuwarden, 9, cadeaubonnen (Tintelingen-bonnen) dat toebehoorde aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/152925-20
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 31 juli 2017 tot en met 21 augustus 2017 te Gytsjerk, geldbedragen (van in totaal ongeveer € 8000,--) dat toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door gebruik te maken van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik te maken van de pinpas en pincode en Rabo-bankierenapp van die [slachtoffer] en door middel van de door verdachte valselijke opgemaakte Rabobankieren-app, geld van de rekening van die [slachtoffer] over te maken naar een rekeningnummer van verdachte.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal
2. diefstal, waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren te vervangen door 70 dagen hechtenis waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaar. Zij heeft gevorderd om aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de strafoplegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 30 juni 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juli 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van cadeaubonnen van [benadeelde partij] . Deze bonnen waren bestemd voor medewerkers van [benadeelde partij] als kerstattentie. Daarnaast heeft verdachte geld weggenomen van haar inmiddels ex-schoonmoeder. Verdachte heeft met haar handelen het vertrouwen van haar (ex-) schoonfamilie en haar werkgever beschaamd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij slechts uit eigen financieel gewin heeft gehandeld.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit het rapport van de reclassering van 30 juni 2020 blijkt dat verdachte op verschillende leefgebieden, vooral met betrekking tot relaties, problemen ervaart en dat zij grote financiële problemen heeft. Verder is haar gokgedrag opvallend. Doordat verdachte alleen woont is er ook geen toezicht op haar online gokgedrag. De reclassering ziet daarom ook aanleiding om bijzondere voorwaarden te adviseren bij oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, namelijk een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling door AFPN of een soortgelijke zorgverlener en een verbod op kansspelen en gokken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf zoals geëist door de officier van justitie met een voorwaardelijk deel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd, passend en geboden is.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij] tot een bedrag van € 180,00 ter zake van materiële schade;
2. [slachtoffer] tot een bedrag van € 7.208,70 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van het gevorderde bedrag van de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 180,00 ter vergoeding van de materiële schade gevorderd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Verder heeft zij toewijzing van het gevorderde bedrag van de benadeelde partij [slachtoffer] van € 14,11 ter vergoeding van de reiskosten gevorderd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft verzocht het overig gevorderde niet ontvankelijk te verklaren,
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk te verklaren, omdat verdachte het weggenomen bedrag al heeft terugbetaald.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/072252-19 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij [slachtoffer] schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/152925-20 bewezen verklaarde, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende duidelijk is of verdachte reeds (een deel van) het weggenomen geldbedrag heeft terugbetaald. Verdachte heeft namelijk gemotiveerd betwist dat zij het gevorderde bedrag nog verschuldigd is. Zij heeft gemotiveerd betoogd dat zij het weggenomen bedrag al heeft terugbetaald en dat daar bij de scheiding met haar ex-partner afspraken over zijn gemaakt bij het toebedelen van de overwaarde van de te verkopen woning. De rechtbank is van oordeel dat schorsing van het onderzoek om een nader debat te kunnen voeren over de hoogte van de (niet terugbetaalde) schade , zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a,1 4b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/072252-19 en parketnummer 18/152925-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 140 uren.

Bepaalt dat (van) deze taakstraf (
een gedeelte, groot 60 uren,) niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich op afspraken meldt bij Reclassering Nederland, [straatnaam] te Leeuwarden, zo vaak en frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde niet zal deelnemen aan kansspelen en/of op een andere wijze zal gokken.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/072252-19
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
180,00(zegge: honderdtachtig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] te betalen een bedrag van € 180,00 (zegge: honderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 3 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/152925-20
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2020.
mr. B.F. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.