ECLI:NL:RBNNE:2020:4666

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
18/730157-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord, mishandeling van verbalisant en bedreiging van supermarktpersoneel met vrijspraak voor zwaar lichamelijk letsel door hete koffie en oplegging van tbs met dwangverpleging

Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot moord, mishandeling van een ambtenaar en bedreiging van supermarktpersoneel. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 5 juni 2020. De verdachte, geboren in 1995, was aanwezig en werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A.A. Scholtmeijer. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

De tenlastelegging omvatte onder andere de mishandeling van een hoofdagent en een agent tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie, alsook de poging om een willekeurig slachtoffer met een mes te doden. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het gooien van hete koffie naar een ander slachtoffer en het bedreigen van medewerkers van supermarkten. De rechtbank oordeelde dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, evenals de zware mishandeling door het gooien van hete koffie. De verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldigingen.

De rechtbank achtte echter de feiten onder de andere parketnummers wel bewezen, waaronder de poging tot moord en mishandeling van de ambtenaren. De verdachte werd als strafbaar verklaard en er werd een gevangenisstraf van 334 dagen opgelegd, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte, die volgens deskundigen een ernstige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vertoonde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een forensisch kader behandeld moest worden, gezien de risico's op herhaling van dergelijk gedrag.

Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van de poging tot moord, die bestond uit materiële en immateriële schade. De rechtbank wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling af, gezien de opgelegde TBS-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummers 18/730157-19
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/730027-20
18/097442-19
18/720141-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/720090-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 juni 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juni 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 18/730157-19, ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/730157-19
1.
zij op of omstreeks 22 juli 2019 te Franeker, (althans) in de gemeente Waadhoeke,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1], althans iemand, van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/keel heeft gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat,
zij op of omstreeks 22 juli 2019 te Franeker, (althans) in de gemeente Waadhoeke, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/keel heeft gesneden en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat,
zij op of omstreeks 22 juli 2019 te Franeker, (althans) in de gemeente Waadhoeke, al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/ keel te snijden en/of te steken;
2.
zij op of omstreeks 24 juli 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 2]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] hete koffie in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat,
zij op of omstreeks 24 juli 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] hete koffie in het gezicht, althans tegen het hoofd, te gooien.
parketnummer 18/730027-20
zij op of omstreeks 11 juli 2019, op een of meer tijdstippen, te Franeker (althans) in de gemeente Waadhoeke, en/of te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, (telkens) (een) medewerker(s) van (een) winkelbedrijf/winkelbedrijven te Leeuwarden (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, te weten door:
  • (een) medewerker(s) van het winkelbedrijf [benadeelde partij 1], gevestigd op of aan de [straatnaam], dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven - : “dat er die dag een gewapende overval gepleegd zou worden op deze [benadeelde partij 1]”, en/of
  • (een) medewerker(s) van het winkelbedrijf [benadeelde partij 1], gevestigd op of aan het [straatnaam] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven -: “wij gaan de winkel overvallen” en/of
  • (een) medewerker(s) van het winkelbedrijf [benadeelde partij 1], gevestigd op of aan de [straatnaam] dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven -: “Ik kom jullie zo overvallen”, en/of
  • (een) medewerker(s) van het winkelbedrijf [benadeelde partij 2], gevestigd op of aan de [straatnaam] dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven -: Over een kwartier wordt u overvallen dus u bent gewaarschuwd”,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 18/097442-19
zij op of omstreeks 22 april 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in de provincie Friesland, een of meer perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en of met zware mishandeling, door die perso(o)n(en) dreigend middels een (openbare) tweet de woorden toe te voegen “vanavond mensen neer steken in Leeuwarden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 18/720141-19
1.
zij op of omstreeks 11 juli 2019, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een ambtenaar, [slachtoffer 3] (hoofdagent), heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen te schoppen/trappen;
2.
zij op of omstreeks 11 juli 2019, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [slachtoffer 3] (hoofdagent) en/of [slachtoffer 4] (agent), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten aanhouding van verdachte, door de schoppen en/of trappende bewegingen te maken en/of te krabben.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18/097442-19 en onder parketnummer 18/730157-19 onder 2 primair ten laste gelegde.
Zij heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer:
- 18/730157-19 onder 1 primair en 2 subsidiair,
- 18/730027-20,
- 18/720141-19 onder 1 en 2,
ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/097442-19 ten laste gelegde, omdat niet uit het dossier kan worden opgemaakt wie de bedreigde perso(o)n(en) zou(den) zijn en of de bedreigde(n) op de hoogte wa(s)(ren) van de bedreiging.
Ook moet verdachte worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/730157-19 onder 2 primair ten laste gelegde omdat het gooien van hete koffie op een lichaamsdeel niet kan leiden tot zware mishandeling.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder parketnummer:
- 18/730157-19 onder 1 primair en 2 subsidiair,
- 18/730027-20,
- 18/720141-19 onder 1 en 2,
ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 18/097442-19 ten laste gelegde niet bewezen kan worden nu niet is komen vast te staan dat er een potentiële (groep) bedreigde(n) op de hoogte is (zijn) geraakt van de bedreiging. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder parketnummer 18/730157-19 onder 2 primair ten laste gelegde is de rechtbank eveneens met de officier van justitie en raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat door middel van het gooien van hete koffie in het gezicht van aangever een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestaat. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht de feiten onder parketnummer:
- 18/730157-19 1 primair en 2 subsidiair,
- 18/730027-20,
- 18/720141-19 1 en 2,
wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2020;

parketnummer 18/730157-19

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 22 juli 2019, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019191667 d.d. 8 november 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1];
3. een geneeskundige verklaring, op 26 juli 2019 opgemaakt en ondertekend door Astrid Brinker, forensisch arts FMG, inhoudend haar geneeskundige verklaring.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 24 juli 2019, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2];

parketnummer 18/730027-20

5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 15 juli 2019, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1] namens [benadeelde partij 1] Leeuwarden;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 15 juli 2019, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 2] namens [benadeelde partij 1] [straatnaam] te Leeuwarden;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 20 juli 2019, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 3] namens [benadeelde partij 1] [straatnaam] Leeuwarden;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 23 juli 2019, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 4] namens [benadeelde partij 2] [straatnaam] Leeuwarden;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;

parketnummer 18/720141-19

10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 12 juli 2019, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019181735 d.d. 12 juli 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3];
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2019, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten onder parketnummer 18/730157-19 1 primair en 2 subsidiair, onder parketnummer 18/730027-20 en onder parketnummer 18/720141-19 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/730157-19
1. primair
zij op 22 juli 2019 te Franeker, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] met een mes, in de hals heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
zij op 24 juli 2019 te Leeuwarden, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] hete koffie in het gezicht te gooien;
parketnummer 18/730027-20
zij op 11 juli 2019, op meer tijdstippen, te Franeker en/of te Leeuwarden, (telkens) (een) medewerker(s) van winkelbedrijven te Leeuwarden telefonisch heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, te weten door:
  • een medewerker van het winkelbedrijf [benadeelde partij 1], gevestigd aan de [straatnaam], dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven - : “dat er die dag een gewapende overval gepleegd zou worden op deze [benadeelde partij 1]”, en/
  • een medewerker van het winkelbedrijf [benadeelde partij 1], gevestigd aan het [straatnaam] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven -: “wij gaan de winkel overvallen” en
  • een medewerker van het winkelbedrijf [benadeelde partij 1], gevestigd aan de [straatnaam] dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven -: “Ik kom jullie zo overvallen”, en
  • een medewerker van het winkelbedrijf [benadeelde partij 2], gevestigd aan de [straatnaam] dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven -: Over een kwartier wordt u overvallen dus u bent gewaarschuwd”;
parketnummer 18/720141-19
1.
zij op 11 juli 2019, te Leeuwarden, een ambtenaar, [slachtoffer 3] (hoofdagent), heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen te trappen;
2.
zij op 11 juli 2019, te Leeuwarden, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [slachtoffer 3] (hoofdagent) en [slachtoffer 4] (agent), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten aanhouding van verdachte, door de schoppen en trappende bewegingen te maken en te krabben.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/730157-19
1. primair poging moord
2. subsidiair mishandeling
parketnummer 18/730027-20
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene
veiligheid van personen of goederen, meermalen gepleegd
parketnummer 18/720141-19
1. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
2. wederspannigheid
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest. Verder heeft zij gevorderd te gelasten dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd, met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (hierna: TBS-maatregel).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om geen TBS-maatregel aan verdachte op te leggen, omdat de deskundigen de kans op herhaling en de kans daarbij op ernstig letsel als matig hebben ingeschat. Een TBS-maatregel is een te zware maatregel voor verdachte. Verdachte kan ook in behandeling in de reguliere zorg.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het adviesrapport van [naam 5], reclasseringsmedewerker, het rapport van het Pieter Baan Centrum, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 mei 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een poging moord. Verdachte heeft op 22 juli 2019 bij een winkel een mes gekocht met de intentie om een willekeurig persoon de keel door te snijden. Vervolgens is zij naar het Franeker bos gegaan en heeft hier een toevallige passant die verdachte uit bezorgdheid vroeg of er iets aan de hand was, met een mes met een lemmet van ongeveer 19 cm onverwacht aangevallen. Verdachte heeft met het mes uitgehaald naar de keel en een snijdende beweging gemaakt, waardoor een snee van ongeveer 8,5 cm in de hals van het slachtoffer is veroorzaakt. Dit betreft een ernstig feit dat een grote impact op het slachtoffer heeft gehad en blijkens zijn verklaring ter terechtzitting nog steeds heeft. Gelet op de plaats van de verwonding en de grootte van het mes dat verdachte daarbij heeft gebruikt, mag van geluk worden gesproken dat het slachtoffer dit heeft overleefd. Het is dan ook op geen enkele wijze aan verdachte toe te schrijven dat het slachtoffer deze onverhoedse aanval heeft overleefd.
Daarnaast heeft verdachte op 11 juli 2019 meerdere supermarkten gebeld en meegedeeld dat de winkel zou worden overvallen wat tot angst en onrust heeft geleidt onder het personeel van de verschillende supermarkten.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandelingen van verbalisanten en verzet bij aanhouding.
Voor wat betreft de persoon en de strafbaarheid van verdachte neemt de rechtbank in ogenschouw de bevindingen en conclusies uit het rapport d.d. 22 mei 2020, opgemaakt door R.J.P. Rijnders, psychiater, en A. Witvliet, GZ-psycholoog, beide verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht. Dit PBC-rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in:
Verdachte is een 24-jarige vrouw bij wie sprake is van een gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling. De oorzaak van de gestoorde ontwikkelingsproblematiek is volgens de onderzoekers – hoewel verdachte naar vermogen heeft meegewerkt – onvoldoende in beeld gekomen. Er zijn aanwijzingen gevonden voor het bestaan van (al dan niet een combinatie van) een autismespectrumstoornis en een hechtingsstoornis. Niet uit te sluiten valt daarnaast een syndromale of chromosomale afwijking; dit is niet verder onderzocht. Een en ander heeft geleid verschillende stemmings-, angst, psychotrauma, dwang- en gedragsstoornissen, die zich overkoepelend het best laat omschrijven als een ernstig gestoorde persoonlijkheidsorganisatie. Verdachte vertoont sterke problemen op het gebied van (voornamelijk auto-)agressie, alsmede een gestoorde impulsregistratie en frustratietolerantie, dit tegen de achtergrond van antisocialiteit en de neiging tot verstrekkende vertekening van de realiteit. Er lijkt te kunnen worden gesproken van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale- en borderlinepersoonlijkheidskenmerken. Van psychopathie is geen sprake. Het geheel van de ontwikkelingsproblematiek dient te worden opgevat als een ernstig gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze was in aanloop naar en ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig.
De deskundigen adviseren de poging tot moord (feit 1 van 18/730157-19) in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen op grond van verdachte haar ernstige gebrekkige ontwikkeling met daarbij realiteitsvertekeningen, emotionele ontregelingen, alsmede de in de loop der tijd in frequentie oplopende impulsieve agressieve handelingen. De deskundigen achtten het niet uitgesloten dat als zij meer zich hadden gekregen op het delictscenario, zij zouden hebben geconcludeerd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is. De deskundigen nemen, gelet op de aanwezigheid van de ernstige pathologie ten tijde van de mishandeling van verbalisant (feit 2 van 18/730157-19) en mogelijk in combinatie met de spanning waaronder verdachte toen verkeerde, aan dat sprake is van tenminste enige vermindering van de toerekenbaarheid.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over. De rechtbank is om die reden van oordeel, dat het hiervoor onder parketnummer 18/730157-19 onder 1 primair bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Gegeven de afwezigheid van een reëel motief inzake de poging tot moord afgezet tegen het advies verdachte dit feit in tenminste sterk verminderde mate toe te rekenen, schatten de deskundigen de herhalingskans van een aan dit feit vergelijkbaar delict matig tot hoog. Op basis van het dossier en hetgeen verdachte zelf heeft verteld is in de laatste jaren sprake van een patroon van grensoverschrijdend, overlastgevend en agressief gedrag. Verdachte vertoont zeer complexe psychiatrische problematiek met een uitgebreid palet aan ernstige klachten en symptomen. Haar realiteitstoetsing kan fors onder druk staan en zij vertoont emotionele en cognitieve instabiliteit, impulsiviteit alsmede agressiviteit. Het geheel overziend menen de deskundigen dat verdachte in een forensisch kader dient te worden behandeld. Zij is lijdende aan een ernstige gebrekkige ontwikkeling, koestert zeer agressieve fantasieën en vertoont in toenemende mate impulsief handelend agressief gedrag.
Mede gegeven het feit dat zij in een forensische kliniek verbleef op de dag dat zij tot de poging tot moord is overgegaan en haar beperkingen zeer kort ervoor waren opgeheven, zijn de deskundigen van mening dat deze behandeling niet in het kader van een ter beschikking stelling met voorwaarden dient plaats te vinden. Vanwege de ernst van verdachtes gebrekkige ontwikkeling en de daarvoor noodzakelijke intensieve, vermoedelijk zeer langdurige behandeling, zien de deskundigen geen mogelijkheid verdachte met een zogenoemde zorgmachtiging in het kader van de wet verplichte GGZ (Wvggz) te behandelen.
Geadviseerd wordt over te gaan tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De rechtbank neemt de conclusies uit het rapport van het PBC over en zal verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen, nu ook overigens aan de wettelijke vereisten is voldaan. Verdachte wordt onder meer veroordeeld ter zake van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en een misdrijf omschreven in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat bovendien om misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist de oplegging van deze dwangmaatregel. De TBS-maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, langer duren dan vier jaar.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder vernieling en belediging van ambtenaar.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat een TBS-maatregel een te zware maatregel is in onderhavige zaak, overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op het hiervoor besproken PBC-rapport en het adviesrapport van de reclassering, acht de rechtbank een reguliere klinische behandeling niet aangewezen. In het PBC-rapport staat onder meer hierover opgenomen dat vanwege de ernst van verdachtes gebrekkige ontwikkeling en de daarvoor noodzakelijke intensieve, vermoedelijk zeer langdurige behandeling, de deskundigen geen mogelijkheid zien verdachte met een zogenoemde zorgmachtiging in het kader van de wet verplichte GGZ (Wvggz) te behandelen. Volgens de reclassering is er in het verleden alles gedaan om verdachte zoveel mogelijk te normaliseren, maar is het niet gelukt het risico op recidive te beperken. Gedwongen opnames, beschermd wonen, reclasseringstrajecten met bijzondere voorwaarden hebben er niet voor kunnen zorgen dat verdachte stabiliseert. Met eventuele bijzondere voorwaarden is de reclassering niet bij machte de risico’s op recidive in te dammen. Gelet hierop verwerpt de rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Hoewel de ernst van met name de poging tot moord op zichzelf een langdurige gevangenisstraf zou rechtvaardigen, zal de rechtbank deze beperken tot de duur van het voorarrest van 334 dagen. Redengevend daarvoor is dat de rechtbank dit feit slechts in sterk verminderde mate aan verdachte toerekent. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het van groot belang is dat zo snel als mogelijk met de behandeling van verdachte kan worden begonnen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 150,58 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van het gevorderde bedrag van € 150,58 ter vergoeding van de materiële schade gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Met betrekking tot de hoogte van de vergoeding van immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij aangevoerd dat de kosten van de huisarts volgens de onderbouwing van die vordering volledig vergoed lijken en niet is afgetrokken van het eigen risico. Dit deel van de vordering dient te worden afgewezen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de reiskosten gehalveerd moeten worden aangezien gebruikelijk 0,19 eurocent per kilometer wordt vergoed in plaats van de gevorderde 0,38 eurocent per kilometer.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat deze schade niet is onderbouwd en daardoor niet toewijsbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/730157-19 onder 1 primair bewezen verklaarde.
De raadsman van verdachte heeft de vordering betwist. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit de onderbouwing van de huisartskosten kan worden afgeleid dat deze kosten volledig zijn vergoed door de zorgverzekeraar zonder dat het invloed heeft gehad op het eigen risico van de benadeelde partij. Daarnaast is de rechtbank eveneens met de raadsman van oordeel dat bij de berekening van gevorderde reiskosten in de regel € 0,19 cent wordt gehanteerd. De rechtbank zal daarom ook een bedrag van reiskosten van € 0,19 cent per kilometer toewijzen, te weten een bedrag van € 45,98.
De gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,-. Deze schade is voldoende aannemelijk geworden gezien de ernst van het feit, het letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen en de context waarbinnen dat is gebeurd.
De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen.
De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 1.545,98, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 juli 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 18/720090-17

Bij onherroepelijk vonnis van 20 april 2017 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 14 mei 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie heeft verzocht de vordering af te wijzen gelet op de gevorderde TBS-maatregel.
De raadsman heeft eveneens verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Hoewel gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, acht de rechtbank gelet op de thans aan de orde zijnde oplegging van TBS-maatregel tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun. De rechtbank zal daarom de vordering afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 180, 285, 289, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte van het onder parketnummer 18/097442-19 en onder parketnummer 18/730157-19 onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/730157-19 onder 1 primair en 2 subsidiair, onder parketnummer 18/730027-20, en onder parketnummer 18/720141-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 334 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van onder parketnummer 18/730157-19, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.545,98(zegge: duizend vijfhonderd en vijfenveertig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2019. Dit bedrag bestaat uit € 45,98 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van €
€ 1.545,98(zegge: duizend vijfhonderd en vijfenveertig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 45,98 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/720090-17:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland van 20 april 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mrs. M. Brinksma en
C. Krijger, rechters, bijgestaan door W. van Goor, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juni 2020.
mr. C. Krijger is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.