In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. H.J. Bastin, rechter in de afdeling bestuursrecht. De verzoeker heeft op 26 oktober 2020 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij meende dat de rechter partijdig was door zijn verzoek om een Skype-zitting af te wijzen. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat de rechter verondersteld wordt onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om bijzondere omstandigheden aan te tonen die deze veronderstelling weerleggen.
De rechtbank heeft verder gesteld dat procedurele beslissingen, zoals de afwijzing van het verzoek om een Skype-zitting, geen grond kunnen vormen voor wraking. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die de veronderstelling van onpartijdigheid rechtvaardigen. De verzoeken tot wraking zijn dan ook afgewezen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de procedures in de hoofdzaken worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van de verzoeken tot wraking. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.