ECLI:NL:RBNNE:2020:4837

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
172309
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot verplichte zorg en opname

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 april 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en schizofreniespectrumstoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar psychische aandoeningen, wat leidt tot ernstige psychische en financiële schade, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De betrokkene ontvangt momenteel ambulante zorg, maar de rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden zijn voor zorg op vrijwillige basis, gezien de geschiedenis van de betrokkene en haar wisselende bereidheid om medicatie te nemen.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de betrokkene, ondanks haar bereidheid om medicatie te ontvangen, niet in staat is om deze op een duurzame manier vrijwillig in te nemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en dat de voorgestelde zorgvormen, waaronder het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, proportioneel zijn. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De rechtbank heeft de beschikking mondeling gegeven en deze is later schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/172309 / BZ RK 20-270
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 23 april 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [datum] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H.W. de Jong, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 7 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 24 maart 2020;
- de zorgkaart met bijlagen d.d. 17 maart 2020;
- het zorgplan met bijlagen d.d. 7 maart 2020;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in 5:15 Wvggz en het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17 lid 4 Wvggz d.d. 1 april 2020;
- gegevens over eerder voor betrokkene afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling en gegevens over een eerder voor betrokkene afgegeven rechterlijke machtiging op grond van Wet Bopz;
- politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
- strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
- een uittreksel uit het curatele- en bewind register;
- een schrijven van de curator van betrokkene d.d. 16 maart 2020 waarin wordt aangegeven dat hij achter de zorgmachtiging staat;
- mailcorrespondentie tussen betrokkene en de geneesheer directeur over het door betrokkene opgestelde plan van aanpak.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 23 april 2020. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. H.W. de Jong;
- [naam] , psychiater en zorgverantwoordelijke;
- [naam] , regiebehandelaar.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om door de rechtbank telefonisch gehoord te worden.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 23 april 2020 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord. De rechtbank is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.
2.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige financiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene is al jaren bekend bij de GGZ met paranoïde psychose, een verstandelijke beperking en een schizo typische persoonlijkheidsstoornis. Betrokkene heeft hiervoor medicatie nodig. Zonder medicatie wordt betrokkene achterdochtig naar haar omgeving en is er sprake van zorg mijdend gedrag. Hierdoor zal het ernstig nadeel zich toenemend voordoen, waarbij betrokkene in het verleden zichzelf heeft verwaarloost (betrokkene is in vermagerde toestand aangetroffen) en haar leefmilieu heeft verwaarloosd door niet meer te zorgen voor haar huishouding en haar dieren. De achterdocht leidt tot veel problemen met haar omgeving en dan met name met haar buurtbewoners. Dit heeft tot vele klachten bij de woningbouwvereniging geleid. Betrokkene woont op dit moment in een nieuw huis waarbij zij de laatste kans heeft gekregen van de woningbouwvereniging. Mocht dit wederom mislukken of leiden tot klachten van buurtbewoners dan dreigt uithuiszetting. Al met al is er sprake van ernstige problematiek waarbij het eveneens van belang is dat betrokkene - gelet op haar beperkingen - moeite heeft om haar eigen keuzes te maken. Betrokkene heeft dan ook een curator.
2.4.
Om voornoemd ernstig nadeel (blijvend) af te wenden heeft betrokkene zorg nodig. Betrokkene ontvangt deze zorg op dit moment middels een voorwaardelijke machtiging op grond van de Wet BOPZ. In het kader van deze machtiging ontvangt betrokkene medicatie middels een depot. Door de psychiater is aangegeven dat betrokkene baat heeft bij deze medicatie en de begeleiding van het FACT en dat dit maakt dat het op dit moment zo goed gaat met betrokkene. Om ervoor te zorgen dat betrokkene in de toekomst dingen kan blijven ondernemen, (zelfstandig) in haar huis kan blijven wonen en voor haar huishouding en dieren kan zorgen is dan ook langer zorg nodig. Dit maakt dat betrokkene zorg nodig heeft om zo de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene zodat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint.
2.5.
De advocaat heeft namens betrokkene primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Het gaat op dit moment goed met betrokkene. Zij werkt de afgelopen maanden goed mee aan de hulpverlening van het FACT en ervaart dit als prettig, waardoor sprake is van een goede verstandshouding. Ook neemt zij op dit moment altijd zonder verzet haar depotmedicatie. Betrokkene is het weliswaar niet eens met het depot, maar dat komt omdat zij de medicatie liever in een tabletvorm wil ontvangen. Betrokkene ziet dat zij medicatie nodig heeft om ervoor te zorgen dat het goed met haar blijft gaan en zij wil dan ook medicatie blijven ontvangen, maar hiervoor is volgens haar geen zorgmachtiging nodig. Betrokkene is namelijk bereid om haar medicatie (middels tabletvorm) en begeleiding van het FACT op volledig vrijwillige basis te ontvangen (zoals ook aangegeven in haar eigen plan van aanpak) en geeft aan het vertrouwen te verdienen in deze bereidheid. Betrokkene vindt een zorgmachtiging en de daarbij horende voorwaarden dan ook niet noodzakelijk nu de zorg op vrijwillige basis kan worden voortgezet.
De rechtbank is, gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen en uit de stukken is gebleken, van oordeel dat er geen basis bestaat om op vrijwillige basis verder te gaan. De rechtbank hecht hierbij vooral waarde aan de verklaring van de psychiater dat uit het verleden is gebleken dat dwang en drang nodig is om betrokkene haar medicatie te laten nemen. Er is in de afgelopen 20 jaar al veel tijd en energie gestoken in de samenwerking en vrijwilligheid voor wat betreft de medicatie. Hierbij is meermaals geprobeerd om van depotmedicatie over te gaan naar tabletmedicatie en dit vorm te geven in een vrijwillig kader. Echter is gebleken dat de bereidheid van betrokkene tot het nemen van de medicatie wisselend is. Hierbij spelen de beperkingen van betrokkene en het gebrek aan ziekte inzicht en ziekte besef een rol. Betrokkene is zonder begeleiding en controle op de medicatie inname herhaaldelijk gestopt wat leidt tot psychotische decompensatie. Dit heeft in mei 2019 nog geleidt tot een gedwongen crisisopname. Betrokkene neemt weliswaar sindsdien de depotmedicatie en is goed in de samenwerking, maar gelet op de uitingen van betrokkene ten aanzien van de depotmedicatie, het verleden en de kwetsbaarheden van betrokkene acht de rechtbank deze bereidheid niet duurzaam genoeg. Er zijn op dit moment dan ook geen bestendige mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg middels een zorgmachtiging nodig.
2.6.
Voor wat betreft de vormen van verplichte zorg heeft de advocaat zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de machtiging enkel dient te worden toegewezen voor zover het het verplicht toedienen van medicatie betreft. Voor wat betreft het opnemen van de zorgvormen opname in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid kan betrokkene niet instemmen met het verzoek. Betrokkene wil namelijk geen dreiging dat zij kan worden opgenomen. Dit ook gelet op de bereidheid van betrokkene voor wat betreft het ontvangen van de zorg in de vorm van medicatie en begeleiding van het FACT.
De rechtbank is met de psychiater van oordeel dat het opnemen van de zorgvormen van opname in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid noodzakelijk en proportioneel is nu er een mogelijkheid moet bestaan om bij weigering van de medicatie dwang en drang toe te passen. Dit gelet op het feit dat gedwongen medicatie niet kan worden toegepast in een ambulant kader, maar wel noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden, in het geval betrokkene weigert haar medicatie in te nemen of de huidige medicatie niet voldoende werking zal hebben. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit het verleden is gebleken dat dwang en drang noodzakelijk is geweest om betrokkene te dwingen medicatie in te nemen dan wel psychische decompensatie en ernstig nadeel te voorkomen. Betrokkene is op dit moment weliswaar bereid tot het nemen van depotmedicatie, maar de verwachting is dat zonder dwang en drang deze bereidheid verdwijnt aangezien er dan geen consequenties aan weigering zijn verbonden. Dit ligt in de lijn der verwachting nu betrokkene meermaals (ook op de mondeling behandeling) heeft aangegeven geen depotmedicatie te willen ontvangen en dit altijd onderwerp van gesprek en discussie is tussen de zorgverantwoordelijke en betrokkene. Dat betekent dat de rechtbank ook opname in een accommodatie als verplichte vorm van zorg zal toewijzen, waarbij uitgangspunt is dat deze vorm van verplichte zorg pas wordt toegepast wanneer een ambulant kader niet langer volstaat. Hetzelfde geldt voor beperken van de bewegingsvrijheid, indien dat in geval van opname in een accommodatie noodzakelijk is.
Dit maakt dat de rechtbank zal aansluiten bij de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg welke zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • opnemen in een accommodatie.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De opname in een accommodatie zal enkel plaatsvinden indien de overige zorgvormen niet (langer) volstaan. Betrokkene ontvangt middels de voorwaardelijke machtiging op grond van de Wet BOPZ op dezelfde manier zorg als hier wordt toegewezen, waardoor er in de feitelijke situatie voor haar niets zal veranderen. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[naam] ,
geboren op [datum] , voor zover het de volgende vormen van verplichte zorg betreft;
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie voor de duur van zes maanden;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
  • opnemen in een accommodatie voor de duur van zes maanden.
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 23 oktober 2020;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 23 april 2020 mondeling gegeven door mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 30 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
(fn:656
)
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.