ECLI:NL:RBNNE:2020:724

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
18/820116-19 ISD-toetsing
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor een veroordeelde. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van deze maatregel afgewezen en bepaald dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is. De veroordeelde, geboren in 1968 en thans verblijvende in PI Veenhuizen, had eerder een ISD-maatregel opgelegd gekregen voor de duur van twee jaren, welke op 26 juni 2019 was ingegaan. De verdediging stelde dat de maatregel moest worden beëindigd, omdat er geen concrete datum was voor opname in het IMC en de veroordeelde meende dat hij zonder opname kon functioneren. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel.

De rechtbank heeft de situatie van de veroordeelde beoordeeld aan de hand van een rapport van de PI Veenhuizen, waarin werd geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten. De rechtbank concludeerde dat de verslavingsproblematiek van de veroordeelde eerst aangepakt moest worden, voordat hij terug kon keren in de samenleving. De rechtbank oordeelde dat de kans op recidive te groot was als de maatregel zou eindigen zonder dat er een klinische behandeling had plaatsgevonden. De rechtbank benadrukte dat er voldoende inspanningen werden verricht om de veroordeelde adequate behandeling te bieden, zoals de aanmelding bij het IMC. Daarom werd het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820116-19
beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 18 februari 2020 naar aanleiding van een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in PI Veenhuizen te Veenhuizen,
hierna: veroordeelde.

Procesverloop

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft bij vonnis van 29 mei 2019 aan veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren (hierna: de ISD-maatregel). De ISD-maatregel is aangevangen op 26 juni 2019.
Bij brief van 13 december 2019 heeft de raadsman van veroordeelde de rechtbank verzocht de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel tussentijds te beoordelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de zich in het dossier van veroordeelde bevindende stukken, waaronder het rapport ten behoeve van de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel gedateerd 29 januari 2020, opgemaakt door T. Bot, senior-casemanager ISD bij PI Veenhuizen, en [naam], (plaatsvervangend) vestigingsdirecteur van de inrichting.
De behandeling heeft in het openbaar plaatsgevonden op 4 februari 2020, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman mr. F.G.J. Staals, de officier van justitie mr. L. Lübbers en de deskundige T. Bot aanwezig waren.

Beoordeling

Standpunt van de verdediging
De raadsman van veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden beëindigd. Er is op dit moment geen concrete datum bekend waarop veroordeelde kan worden opgenomen in het IMC. Het kan nog wel drie tot vier maanden duren voordat veroordeelde wordt opgenomen. Veroordeelde is van mening dat hij het ook kan redden zonder een opname in het IMC. Hij kan per vandaag terecht bij zijn vriendin. Veroordeelde blijft bij het standpunt zoals verwoord in het verzoekschrift.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
De PI Veenhuizen, de inrichting waar veroordeelde in het kader van de ISD-maatregel verblijft, heeft de rechtbank geadviseerd de ISD-maatregel te laten voortduren. Daartoe is in het rapport van 29 januari 2020 en de daarop ter zitting gegeven toelichting onder meer het volgende aangevoerd.
Veroordeelde is op 26 juni 2019 de PI binnengekomen. In het eerste gesprek met veroordeelde werd duidelijk dat het plan van veroordeelde zelf was om begeleid te gaan wonen in Leeuwarden bij Limor en daar hard aan het werk te gaan/een dagbesteding te hebben. Volgens veroordeelde waren dat de belangrijkste ingrediënten voor een geslaagd ISD-traject. De PI was echter van mening dat er eerst aan de verslavingsproblematiek van veroordeelde moest worden gewerkt en dat veroordeelde daartoe een klinische behandeling diende te ondergaan. Dit verschil in standpunten heeft een vertragend effect op het traject gehad. In de maanden november en december 2019 verliep de maatregel zeer moeizaam. In 2020 heeft het traject echter onverwacht een positieve wending gekregen. De trajectpsycholoog en veroordeelde spraken af een aanmelding te doen bij het IMC en afhankelijk van het verloop van die klinische opname te zoeken naar een plek waar veroordeelde begeleid zou kunnen wonen. Sinds kort verlopen de gesprekken tussen veroordeelde en de casemanager positief. Op dit moment is er sprake van een traject waarin iedereen zich kan vinden. Veroordeelde is aangemeld bij het IMC en het is de bedoeling dat hij daarna doorstroomt naar een vorm van begeleid wonen.
De PI adviseert de ISD-maatregel te continueren om het ingezette traject voort te kunnen zetten. De recidivekansen zijn volgens de PI onvoldoende verminderd om het opheffen van de maatregel te rechtvaardigen.
Gelet op het rapport van PI Veenhuizen d.d. 29 januari 2020 en hetgeen ter zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is ter voorkoming van recidive, het leveren van een bijdrage aan de oplossing van de problematiek van veroordeelde en een optimale bescherming van de maatschappij. Indien de ISD-maatregel op dit moment zou eindigen keert veroordeelde terug in de samenleving zonder klinische behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank - in het bijzonder gelet op het oordeel dat de verslavingsproblematiek eerst dient te worden aangepakt en een klinische behandeling daartoe vereist is - acht de kans groot dat veroordeelde terugvalt in zijn oude levenspatroon en opnieuw (vermogens)delicten gaat plegen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voortzetting van de ISD-maatregel zeker niet zinloos is. De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van de inrichting en de daarop ter zitting gegeven toelichting blijkt dat er voldoende inspanningen worden verricht om veroordeelde in het kader van de ISD-maatregel adequate behandeling te bieden. Dat blijkt onder meer uit de aanmelding van veroordeelde bij het IMC.
De rechtbank wijst het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel daarom af.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders af;
- bepaalt dat voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist.
Deze beslissing is gegeven door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 februari 2020.
Mr C. Krijger is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.