Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal feiten, waarvan drie feiten hebben plaatsgevonden binnen het tijdsbestek van één dag. Verdachte heeft allereerst op 20 januari 2020 een auto vernield. Verdachte zag twee personen uit een auto stappen die hij herkende als de personen die hem drie dagen daarvoor zouden hebben overvallen, Omdat hij niet zwak wilde overkomen, heeft hij de autoruiten van die auto kapotgeslagen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij heeft gekozen voor geweld in plaats van zich aan de situatie te onttrekken.
Een paar maanden later, op 4 april 2020, ziet verdachte wederom een van de personen die hem in januari zouden hebben overvallen, te weten aangever [slachtoffer 1] . Wederom kiest verdachte voor geweld door met zijn auto op [slachtoffer 1] in te rijden. Dat verdachte hem niet heeft geraakt is te danken aan [slachtoffer 1] die op tijd wist weg te springen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. [slachtoffer 1] mag van geluk spreken dat hij er zonder kleerscheuren vanaf is gekomen. Het had immers heel anders af kunnen lopen voor [slachtoffer 1] , als verdachte hem met zijn auto had geraakt. Verdachte mag dan zijn geschrokken toen hij een van zijn overvallers zag staan, maar dat is geen rechtvaardiging voor het gedrag van verdachte. De rechtbank rekent het verdachte ook met betrekking tot dit feit aan dat hij ervoor heeft gekozen de confrontatie op te zoeken, in plaats van de confrontatie uit de weg te gaan.
Naar aanleiding van dit incident stonden er in de nacht van 4 op 5 april 2020 een aantal mannen voor de woning van verdachte, waaronder aangever [slachtoffer 2] . Verdachte vertrouwde het niet en heeft zijn automatische machinepistool, type Skorpion, uit zijn slaapkamer gepakt en direct doorgeladen. Vervolgens heeft verdachte de voordeur geopend en, nadat de andere man(nen) zijn weggerend, bewust en gericht op korte afstand op [slachtoffer 2] geschoten waarbij [slachtoffer 2] in zijn bovenbeen is geraakt. Ten gevolge hiervan was de knieschijf van [slachtoffer 2] verbrijzeld, moest hij geopereerd worden en zal hij lang moeten revalideren.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag en op zeer grove en brutale wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft grote risico’s genomen door met een automatisch machinepistool op een persoon te schieten. Het schieten met een dergelijk wapen is immers uiterst oncontroleerbaar. Dat [slachtoffer 2] het er levend vanaf heeft gebracht, mag dan ook een wonder genoemd worden. Het incident vond bovendien plaats op de openbare weg, midden in een woonwijk, waar op dat moment veel mensen in hun woning aanwezig waren. Dat maakt het handelen van verdachte des te risicovoller en de rechtbank rekent dat verdachte dan ook zwaar aan. Behalve voor [slachtoffer 2] en de omwonenden, zorgen gewelddadige feiten als de onderhavige ook in de maatschappij voor ernstige gevoelens van onrust, angst en onveiligheid. Ook rekent de rechtbank het verdachte in hoge mate aan dat hij zich heeft voorzien van een automatisch, van munitie voorzien en voor onmiddellijk gebruik geschikt machinepistool, die hij in een niet afgesloten kast in zijn woning had liggen.
Voorts is bij de rechtbank de indruk ontstaan dat verdachte de ernst en strafwaardigheid van zijn handelen niet inziet. Verdachte wekt immers de indruk van mening te zijn met zijn handelen in zijn recht te staan omdat hem mogelijk – zonder dit handelen - iets zou worden aangedaan. In twee van de drie de situaties – het inrijden op [slachtoffer 1] en het schieten op [slachtoffer 2] – gaat verdachte met groot gemak over tot het gebruik van grof geweld, waarbij hij weinig respect lijkt te hebben voor het leven van anderen. Dat is niet alleen zorgelijk, maar de rechtbank acht het ook zeer kwalijk en verwerpelijk dat verdachte het recht telkens – ook in het geval van de vernieling - in eigen hand neemt en de oorzaak van zijn handelen telkens buiten zichzelf legt.
Het vierde strafbare feit betreft het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid pillen MDMA, die op 5 april 2020 na zijn aanhouding in zijn woning zijn aangetroffen. Verdachte had de pillen naar eigen zeggen in huis om te verkopen en dealde wel vaker drugs. Daarmee heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Dat blijkt ook uit de overige bewezenverklaarde feiten, die alle zijn terug te voeren op de handel in drugs. Verdachte heeft zich kennelijk geen rekenschap gegeven van de nadelige effecten van de handel in- en het gebruik van harddrugs en enkel gehandeld uit eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.