Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.PROCESGANG
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 747,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een tandartsassistente en haar voormalige werkgever, een tandarts, en een tandartspraktijk. De eiseres, de tandartsassistente, vorderde haar wedertewerkstelling bij de tandartspraktijk van de gedaagde tandarts na de overgang van de onderneming naar een andere tandartspraktijk. De tandarts was met pensioen gegaan en had zijn praktijk overgedragen aan de tandartspraktijk van gedaagde sub 2. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de onderneming, inclusief de tandartsassistente, was overgegaan naar de nieuwe tandartspraktijk. De rechter concludeerde dat de eiseres per 1 januari 2021 van rechtswege in dienst was getreden bij de nieuwe tandartspraktijk, en dat de gedaagde tandarts verplicht was om haar weder te werk te stellen en haar loon te betalen. De vorderingen van de eiseres werden toegewezen, inclusief een dwangsom voor het geval de gedaagde tandartspraktijk niet aan de uitspraak zou voldoen. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde tandartspraktijk opgelegd.