ECLI:NL:RBNNE:2021:1081

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
18/830336-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van hennepteelt met voorwaardelijke taakstraf en overschrijding van de redelijke termijn

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig in Groningen, werd bijgestaan door haar advocaat mr. G.W. van der Zee. De officier van justitie, mr. S.M. von Bartheld, vorderde veroordeling voor het primair ten laste gelegde. De tenlastelegging omvatte het knippen van hennep op 22 april 2016 en het vervoeren van de afgeknipte hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 22 april 2016 samen met anderen hennep had geknipt in een woning in Groningen en dat zij betrokken was bij de hennepkwekerij. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij het telen en verwerken van hennep bewezen, mede op basis van camerabeelden en verklaringen van medeverdachten. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, die met 2 jaren en 10 maanden was overschreden. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn meebracht dat er geen gevangenisstraf werd opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830336-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 maart 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016, in elk geval op of omstreeks 22 april 2016, te Groningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk in een pand aan de [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, met elkaar, althans één van hen,
(telkens) opzettelijk in een pand aan de [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op of omstreeks 22 april 2016 hennep te knippen en/of
- op of omstreeks 22 april 2016 (deze afgeknipte) hennep in tassen weg te brengen en/of te vervoeren en/of te verplaatsen.
- Pv aantreffen hennepkwekerij, map 4, zaak 4, p. 1404 ev
- Pv bevindingen waargenomen personen, map 4, zaak 4, p. 1366
- Pv's van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , map 11, p. 305 ev, p. 334 ev

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Dit betreft het medeplegen van telen, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennep.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat zij hennep heeft geknipt op 22 april 2016 en dat zij verder geen rol van betekenis bij de betreffende hennepkwekerij heeft gespeeld. De belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is niet consistent en niet geloofwaardig. Dat verdachte na de knipdag bij de woning is gezien, kan niet zien op telen. De subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid kan wel worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 2 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 22 april 2016 samen met anderen hennep geknipt in de woning aan de [straatnaam] in Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016 (AH-094-01), opgenomen op pagina 1404 e.v. van map 4 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015256689 (onderzoek Liriope) d.d. 11 juli 2017, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 31 mei 2016 vond een doorzoeking plaats aan de [straatnaam] te Groningen. Er bleek een hennepkwekerij te zijn aangelegd op de zolderverdieping. Op het adres [straatnaam] , Groningen, staat [medeverdachte 1] inschreven.
Na het binnentreden zag ik het volgende. Op zolder was een overloop gecreëerd en aan beide kanten van de overloop was een kweekruimte ingericht. In rechter kweekruimte stonden 238 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 110 cm. In de linker kweekruimte stonden 117 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 110 cm. Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 mei 2016 (AH-060-01), opgenomen op pagina 1366 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 mei 2016 keek ik camerabeelden uit die heimelijk opgenomen waren van de portiek die toegang geeft tot het adres [straatnaam] te Groningen. Hieronder ziet u een overzicht van de bijzonderheden die ik gezien heb.
22-04-2016
7.49
uur: [medeverdachte 1] met vrouw, hond en tas naar binnen.
8.01
uur: [medeverdachte 3] gaat met grote witte tassen naar binnen.
8.12
uur: [verdachte] met schoudertas naar binnen.
18.37
uur: [medeverdachte 3] met Lidl-tas in de hand belt aan.
18.38
uur: [verdachte] doet open en loopt met twee grote zwarte tassen naar buiten. [medeverdachte 1] komt er met een grote zwarte tas achteraan.
20.52
uur: [medeverdachte 3] doet de deur open met een sleutel en gaat naar binnen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2016 (AH-049-01), opgenomen op pagina 1379 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 april 2016 omstreeks 18.30 uur zag ik dat [medeverdachte 3] richting de portiek van [straatnaam] te Groningen liep. Ik zag dat [medeverdachte 3] aanbelde, vervolgens de toegangsdeur tot het portiek opengedaan werd en dat [medeverdachte 3] de plastic zak overhandigde aan iemand. Ik zag dat [medeverdachte 3] daarna wenkte en dat er twee vrouwen en een man uit de portiek kwamen lopen. Ik zag dat deze personen rechtstreeks naar zijn auto liepen met alle drie een grote zwarte tas in de hand. Een persoon die voorop liep had zelfs twee tassen vast. [medeverdachte 3] is na de overdracht van de tassen direct weggereden. Van de drie personen die uit de portiek kwamen lopen herkende ik een man onmiskenbaar als [medeverdachte 1] . De andere twee personen betroffen dames, een van middelbare leeftijd en een jongere dame. Het onderzoeksteam heeft de pasfoto van [verdachte] opgevraagd bij de Gemeente Appingedam en deze vergeleken met de filmopname van de onbekende jonge vrouw die met de zwarte tassen uit de portiek kwam lopen in de [straatnaam]. Gezien het uiterlijk, postuur en vorm van het gezicht komt het onderzoeksteam tot de conclusie dat de onbekende jonge vrouw [verdachte] betreft.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2016 (AH-108-01), opgenomen op pagina 1374 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 juli 2016 keek ik camerabeelden uit die heimelijk opgenomen waren van de portiek die toegang geeft tot het adres [straatnaam] te Groningen. Hieronder ziet u een overzicht van de bijzonderheden die ik gezien heb.
24 april 2016
12:40 uur de observatiecamera neemt waar dat verdachte [verdachte] voor de portiek loopt.
13:14 uur verdachte mevrouw [verdachte] verlaat de portiek.
26 april 2016
14:19 uur verdachte mevrouw [verdachte] loopt met een plastic tas, die gezien de vorm ergens mee gevuld moet zijn de portiek binnen. Te zien is dat ze met een sleutel de portiekdeur openmaakt.
15:04 uur verdachte mevrouw [verdachte] verlaat de portiek zonder plastic tas.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2016 (V-007-10), opgenomen op pagina 305 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: Collega's van ons zijn vandaag in jouw woning geweest aan de [straatnaam] om daar onderzoek te doen. Wat hebben zij daar volgens jou aangetroffen?
A: Het stond vol met hennep. Die [verdachte] . Zij regelt dat allemaal voor die mensen.
V: Wie heeft de kwekerij onderhouden?
A: Ik denk dat meisje.
V: Waarom denk je dat?
A: Omdat dat de enige was die daar kwam.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 juni 2016 (V-007-12), opgenomen op pagina 334 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: Je bent op 22 april 2016 gezien met tassen. Op de foto’s is te zien dat je 's ochtends al binnen kwam. Hoe verklaar je dat?
A: Ja, we waren aan het knippen geweest, dat moest. We moesten meehelpen van [medeverdachte 3] , van [verdachte] , van die jongens die er achter zitten.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2016 (AH-122-01), opgenomen op pagina 1238 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door het onderzoeksteam zijn de track en trace gegevens opgevraagd van een aantal auto's die verdachte [medeverdachte 3] gehuurd heeft. De track en trace gegevens van de volgende auto's en huurperioden kwamen ons ter beschikking:
Huurperiode 04-01-2016 t/m 02-02-2016, auto met kenteken [kenteken] .
Huurperiode 02-02-2016 t/m 11-04-2016, auto met kenteken [kenteken] .
Huurperiode 22-04-2016 t/m 29-04-2016, auto met kenteken [kenteken] .
Uit de gegevens blijkt dat de volgende locatie meerdere malen wordt aangedaan:
[straatnaam] nabij [nummer] te Groningen. Wordt in januari vrijwel iedere dag bezocht, in totaal 31 maal en soms meerdere malen per dag. Wordt in de periode van 3 februari tot 11 april 15 maal bezocht waarvan op sommige dagen ook weer meerdere malen per dag.
9. Een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen van 1 juni 2016 (FTO-002-01), opgenomen op pagina 1469 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Tijdens de zoeking aan de [straatnaam] te Groningen heb ik de hennepkwekerij op biologische sporen(dragers) onderzocht.
Op de zolderverdieping waren twee ruimtes gebouwd waarin zich de kweekruimtes bevonden. Op de overloop tussen deze twee ruimtes heb ik peuken aangetroffen en veiliggesteld (SIN AAET1112NL, SIN AAET1113NL en SIN AAET1114NL).
Op een slaapkamer werden diverse vuilniszakken met daarin kleding en hennepresten aangetroffen. Op twee broeken die in één van deze vuilniszakken zaten heb ik bloed aangetroffen en veiliggesteld (SIN AAET1115NL).
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.06.13.104, van 9 juli 2016 opgemaakt door A.I. Berghout, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige (FTO-002-02), opgenomen op pagina 1473 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Tabel 1: Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AAET1112NL#01
[medeverdachte 3]
kleiner dan één op één miljard
AAET1113NL#01
[medeverdachte 3]
kleiner dan één op één miljard
AAET1114NL#01
[medeverdachte 3]
kleiner dan één op één miljard
AAET1115NL#01
[medeverdachte 1]
kleiner dan één op één miljard
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 6 december 2016 (AH-127-01), opgenomen op pagina 411 e.v. van map 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben de camerabeelden van de panden aan de [straatnaam] te Groningen van de periode van 1 maart 2016 tot en met 28 mei 2016 bekeken en geanalyseerd. Hieronder geven wij een overzicht van de data van aanwezigheid en de door ons waargenomen bijzonderheden.
[medeverdachte 1] komt meerdere malen per week aan de [straatnaam].
Aanwezigheid maart 2016 op de beelden vastgesteld op: 1, 5, 9, 11, 12, 14, 15, 17, 19, 29.
Aanwezigheid april 2016 op de beelden vastgesteld op: 6, 8.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte heeft op 22 april 2016 hennep geknipt in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Vervolgens heeft zij met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in totaal vier tassen met hennep in de auto van medeverdachte [medeverdachte 3] gelegd. Uit de camerabeelden volgt dat verdachte ook op 24 en 26 april 2016 in de woning is geweest, waarbij zij kennelijk over een sleutel van de woning beschikte. Verdachte heeft voor de bezoeken op 24 en 26 april 2016 ter terechtzitting geen verklaring gegeven, en evenmin voor het feit dat zij over een sleutel van deze woning kon beschikken. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte regelmatig in de woning kwam om de hennepkwekerij te onderhouden. De rechtbank acht deze verklaring geloofwaardig, mede gelet op het feit dat verdachte vaker bij de woning is gezien dan alleen op de knipdag, daar kennelijk zelfstandig naar binnen kon en er in haar eigen woning twee dozen met assimilatielampen en sealbags zijn aangetroffen. Deze goederen worden veelal gebruikt in de hennepteelt. Voorgaande omstandigheden duiden naar het oordeel van de rechtbank op een grotere rol van verdachte bij de exploitatie van de hennepkwekerij dan enkel het knippen van hennep en vervoeren van tassen met hennep.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank ook betrokkenheid van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dit uit het feit dat hij zeer regelmatig goederen ten behoeve van de hennepkwekerij in zijn woning bij [bedrijf] aan de [straatnaam] heeft opgehaald. Daarnaast is zijn DNA aangetroffen op een broek, die in een vuilniszak met daarin ook hennepresten is aangetroffen. Uit de track & trace-gegevens van de huurauto’s van medeverdachte [medeverdachte 3] volgt dat hij in de maanden januari tot en met april 2016 zeer regelmatig heeft stilgestaan in de buurt van de woning aan de [straatnaam] . Uit de camerabeelden van 22 april 2016 volgt dat medeverdachte [medeverdachte 3] na het knippen de tassen met hennep heeft weggebracht en dat hij kennelijk over een sleutel van de woning beschikte. Daarnaast is zijn DNA aangetroffen in de hennepkwekerij op een drietal sigarettenpeuken.
Hoewel het voor de rechtbank niet duidelijk is geworden wat de exacte rolverdeling was tussen verdachte en haar medeverdachten, oordeelt de rechtbank op grond van het voorgaande dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van het telen en verwerken van hennep bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een pand aan de [straatnaam] , heeft geteeld en verwerkt, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis rekening gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en de impact die dat op verdachte heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 16 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het telen van hennep in een woning. Daarmee heeft zij de illegale handel in hennep in stand gehouden. Daarnaast is hennep bij gebruik niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar ook - direct en indirect - de oorzaak van diverse vormen van criminaliteit.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De rechtbank gaat uit van het telen van in totaal 355 hennepplanten. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS is voor het telen van dit aantal planten een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand passend.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in aanzienlijke mate rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen op de dag van inverzekeringstelling, te weten op 6 juni 2016. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met 2 jaren en 10 maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er geen gevangenisstraf wordt opgelegd en dat de taakstraf in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd, met een beperkte proeftijd.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave verzocht van het in beslag genomen geldbedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld niet dient te worden teruggegeven, nu er geen beslaglijst is en het daarom vermoedelijk conservatoir beslag betreft.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier volgt niet dat er een kennisgeving van inbeslagneming is opgemaakt met betrekking tot het in de afzuigkap aangetroffen geldbedrag. Ook bevat het dossier geen stukken met betrekking tot de aanvraag dan wel machtiging tot conservatoir beslag op dit geldbedrag. Nu het beslag niet is geregistreerd, zal de rechtbank geen beslissing nemen over het geldbedrag. Verdachte kan desgewenst - los van de onderhavige strafzaak - over het uitblijven van een beslissing tot teruggave een klaagschrift indienen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 2 maanden zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.