ECLI:NL:RBNNE:2021:1138

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
177410
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 maart 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënte, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De cliënte, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, werd telefonisch gehoord in verband met de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie thuis onhoudbaar is en dat cliënte al de maximale zorg ontvangt, waardoor opname noodzakelijk is. De rechtbank heeft de relevante documenten en verklaringen beoordeeld, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen van zorgverleners.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van cliënte betoogd dat er geen sprake is van een psychogeriatrische aandoening, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank concludeerde dat cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en gevaar voor haar gezondheid. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn en heeft de machtiging verleend voor de duur van drie maanden, tot en met 4 juni 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en schriftelijk uitgewerkt op 5 maart 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/177410 / BZ RK 21-116
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 4 maart 2021naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van drie maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [datum] , ,
wonende te [adres] ,
in aansluiting op de wettelijke definitie, hierna te noemen: cliënte,
advocaat: mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 16 februari 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit d.d. 29 december 2020;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam] , specialist ouderengeneeskunde, d.d. 1 februari 2021;
  • de aanvraag d.d. 29 januari 2021;
  • een afschrift van het levenstestament d.d. 28 januari 2021;
  • het schrijven van [naam] , huisarts van cliënte, d.d. 26 januari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 4 maart 2021. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • cliënte, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier;
  • mevrouw [naam] , zorgkundige bij Thuiszorg [naam]
  • de heer [naam] , specialist ouderengeneeskunde;
  • mevrouw [naam] , nicht en krachtens het levenstestament de vertegenwoordiger van cliënte.
1.3.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 4 maart 2021 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in persoon, op de locatie waar betrokkene verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die om uitzonderlijke maatregelen vragen.
2. De beoordeling
2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 van de Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar oordeel van de rechter het gedrag van cliënt(e) als gevolg van zijn of haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.2.
De advocaat van cliënte heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er geen sprake is van een psychogeriatrische aandoening. Er zijn weliswaar vermoedens van Korsakov en de ziekte van Alzheimer, maar hier is geen onderzoek naar gedaan. Bovendien geeft cliënte zelf ook aan dat zij zich goed voelt en dat er niets met haar aan de hand is. Nu ook in de stukken een diagnose ontbreekt, kan er niet gesproken worden van een stoornis. Namens cliënte wordt dan ook verzocht om het verzoek af te wijzen.
In tegenstelling tot hetgeen door en namens cliënte naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, afdoende is gebleken dat cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. De specialist ouderengeneeskunde heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat cliënte weliswaar onderzoek door een klinisch geriater heeft geweigerd, maar dat zij in het verleden wel is geobserveerd door een psycholoog. Bovendien heeft de specialist ouderengeneeskunde cliënte ook zelf gezien en heeft hij de bestaande rapportages beoordeeld. Nu de signalen van dementie evident zijn en het enkel de vraag is of de ziekte van Alzheimer of Korsakov hiervan de oorzaak is, komt de rechtbank tot het oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. De rechtbank gaat dan ook niet mee in het standpunt van de advocaat van cliënte.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel, wat bestaat uit:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade;
  • ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Cliënte is niet in staat om goed voor zichzelf te zorgen en weigert regelmatig de ondersteuning van de thuiszorg bij bijvoorbeeld het verschonen, wassen en aankleden. Hoewel cliënte van mening is dat zij zich prima zelf kan redden, is zij erg passief op bijvoorbeeld het gebied van de inname van vocht en voeding en heeft zij hierbij de aansporing van de hulpverlening nodig. Ook de wondzorg in verband met het basalioom op haar linkerarm wordt niet altijd door cliënte geaccepteerd. Cliënte kan hierbij boos en agressief gedrag vertonen richting de hulpverleners. Naast het weigeren van de hulpverlening kampt cliënte met ernstige vergeetachtigheid. Er is sprake van dwaalgedrag. Zo komt het voor dat cliënte laat op de avond naar buiten gaat, waarbij zij haar eigen voordeur open laat staan en de weg naar haar eigen woning niet langer herkent. Ook komt het voor dat zij, vaak op ongebruikelijke tijdstippen, de huisarts of de dokterswacht belt. Cliënte doet dit omdat zij benauwd en in de war is en zij zich alleen voelt. Door de angst en onrust doet cliënte bovendien veelvuldig een beroep op bijvoorbeeld buren en familie. Ook in haar gedrag naar de mantelzorgers is cliënte dwingend en claimend. Zo kan cliënte boos worden als zij geen alcohol of rookwaar meer op voorraad heeft. Door het alcoholgebruik van cliënte is bovendien de kans op verdere cognitieve schade aanwezig, temeer aangezien cliënte oxazepam slikt, waarbij het gebruik van alcohol wordt afgeraden.
2.4.
Namens cliënte is aangevoerd dat er ook mogelijkheden zijn om de zorg in de thuissituatie te blijven voortzetten en op te schalen. Hiertoe kan de CIZ-indicatie van cliënte uitgebreid worden. Het is van belang dat dit geprobeerd wordt alvorens over wordt gegaan tot het
ultimum remediumvan een gedwongen opname. Het plaatsen van cliënte in een gesloten setting zou meer kwaad doen dan goed en het is maar zeer de vraag of cliënte zich daar binnen de verzochte drie maanden thuis zal voelen.
In tegenstelling tot de advocaat van cliënte is de rechtbank van oordeel dat de opname en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de zorgkundige aangegeven dat cliënte binnen haar ZZP 5 indicatie alle mogelijke zorg ontvangt. De uren die cliënte op basis van deze indicatie aan zorg kan ontvangen, worden grotendeels ingevuld door [naam] , een organisatie vanuit waar cliënte zowel gezelschap als hulp bij de huishoudelijke werkzaamheden ontvangt. Deze hulpverlening komt vijf dagen per week tussen de tweeëneenhalf en drie uur per dag bij cliënte langs. Daarnaast komt de thuiszorg nog vier momenten per dag bij cliënte. Als zij nog meer hulp zou ontvangen, zou haar indicatie opgeschaald moeten worden naar ZZP 7, waarbij het noodzakelijk is dat cliënte in een instelling verblijft. Naast het feit dat cliënte ook in deze situatie niet langer thuis kan wonen, sluit deze indicatie niet aan bij haar behoeften. Ook uit de medische verklaring blijkt dat cliënte 24 uur per dag toezicht, begeleiding en zorg nodig heeft in een veilige omgeving zodat aangesloten kan worden bij haar zorgbehoeften en het risico op (ver)dwalen adequaat kan worden afgewend.
2.5.
De rechtbank constateert dat de zorgbehoefte van cliënte de mogelijkheden op het gebied van hulpverlening in de thuissituatie overstijgt. De mantelzorg in combinatie met de maximale professionele zorg die bij cliënte worden ingezet, zijn onvoldoende gebleken om cliënte te behoeden voor ernstig nadeel als maatschappelijke teloorgang en verwaarlozing. Nu cliënte bovendien regelmatig de geboden zorg weigert, is de rechtbank van oordeel dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënte zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënte heeft tijdens de mondelinge behandeling meermaals en nadrukkelijk aangegeven dat het haar wens is om thuis te blijven wonen. Recent is cliënte ter observatie vrijwillig opgenomen in een verpleeghuis. Zij bleef echter standvastig in haar standpunt om weg te willen en is na een aantal uren dan ook alweer huiswaarts gegaan.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van drie maanden, en geldt dus tot en met 4 juni 2021.
2.8.
Na de mondelinge behandeling is een kennisgeving mondelinge uitspraak Wzd uitgereikt aan [naam] , de zorgaanbieder en de advocaat van cliënte.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[naam] ,
geboren op [datum] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 4 juni 2021.
Deze beschikking is op 4 maart 2021 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door I. Schaafsma als griffier, en op 5 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
..
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.