ECLI:NL:RBNNE:2021:1152

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
18/850023-17 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij hennepteelt. De officier van justitie had op 8 februari 2021 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op € 108.610,00. Tijdens de zitting op 4 maart 2021 heeft de officier haar vordering gewijzigd en gevorderd dat het ontnemingsbedrag voor de hennepkwekerij in Glimmen op nihil wordt gesteld, omdat niet aannemelijk was dat de veroordeelde daar voordeel uit had behaald. Voor de hennepkwekerij in Nietap werd een bedrag van € 18.394,24 gevorderd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft genoten uit de hennepteelt in Nietap, waar op 1 maart 2017 een in werking zijnde hennepkwekerij met 82 planten werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een eerdere oogst in Glimmen, maar dat er wel voordeel was uit de kwekerij in Nietap. De rechtbank heeft de kosten van elektriciteit en hennepstekken in mindering gebracht op het voordeel, maar andere kosten werden niet in aanmerking genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 9.122,40, dat de veroordeelde aan de staat moet betalen.

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de verplichting tot betaling opgelegd aan de veroordeelde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. S. Timmermans als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mr. J.V. Nolta en mr. C.J. Hoedt. De uitspraak werd openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850023-17
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 18 maart 2021 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 8 februari 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 108.610,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/850023-17 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 4 maart 2021. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd en gevorderd dat het ontnemingsbedrag voor de hennepkwekerij in Glimmen op nihil wordt gesteld, nu niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde voordeel heeft behaald uit deze kwekerij. Ten aanzien van de hennepkwekerij in Nietap heeft zij gevorderd dat aan veroordeelde een bedrag van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 18.394,24 wordt ontnomen.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 18 maart 2021 in de zaak met parketnummer 18/850023-17 veroordeeld ter zake van 1. het medeplegen van het telen van hennep te Glimmen en 2. het telen van hennep te Nietap.
Hennepteelt te Glimmen
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de baten van het bij voornoemd vonnis onder feit 1 bewezenverklaarde medeplegen van hennepteelt te Glimmen. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie in zoverre afwijzen.
Hennepteelt te Nietap
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen vast dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de baten van een strafbaar feit, te weten de onder 2 bewezenverklaarde hennepteelt te Nietap en andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan, namelijk eerdere hennepteelt.
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat er op 1 maart 2017 in woning van de veroordeelde te Nietap een in werking zijnde hennepkwekerij met 82 hennepplanten is aangetroffen, waarbij indicatoren aanwezig waren voor een eerdere oogst. [1] De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij eenmaal heeft geoogst en dat hij bezig was met zijn tweede "draai", oftewel, zoals de rechtbank begrijpt, zijn tweede teelt. [2]
De raadsvrouw heeft bepleit dat op grond van de in het dossier vermelde indicatoren niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde twee eerdere oogsten heeft gehad, nu de veroordeelde de materialen tweedehands heeft aangeschaft en hij wel een eerdere oogst heeft gehad. Met betrekking tot kosten die van het voordeel moeten worden afgetrokken, heeft zij
naar voren gebracht dat de veroordeelde voor de door hem illegaal afgenomen elektriciteit een nota heeft ontvangen die hij inmiddels heeft voldaan. Deze nota dient geheel van het voordeel te worden afgetrokken. Ook dient het geld dat door justitie is verkregen uit de verkoop van onder hem in conservatoir beslag genomen auto's op het voordeel in mindering te worden gebracht. De veroordeelde heeft voorts verklaard dat hij de stekjes inkocht voor
€ 5,00 per stuk.
De rechtbank volgt de verdediging in haar stelling dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de veroordeelde tweemaal heeft geoogst. Dat door de verbalisanten is geconstateerd dat zich op de lampen een flinke lading stof bevond en dat sprake was van kalkafzetting, acht de rechtbank daartoe onvoldoende. De rechtbank zal daarom uitgaan van één eerdere oogst.
Ten aanzien van de aftrek van elektriciteitskosten overweegt de rechtbank dat slechts die kosten die betrekking hebben op de oogst waarop het voordeel ziet voor aftrek in aanmerking komen. Dit betekent dat de door het energiebedrijf berekende elektriciteitskosten die zien op de aangetroffen en inbeslaggenomen oogst en een eerdere oogst bij de berekening van het voordeel buiten beschouwing moeten blijven. Ook de in rekening gebrachte administratiekosten komen niet voor aftrek in aanmerking. Naar het oordeel van de rechtbank dient daarom slechts een bedrag van € 178,51 van het voordeel te worden afgetrokken.
Met betrekking tot de kosten van aankoop van hennepstekjes neemt de rechtbank de verklaring van de veroordeelde als uitgangspunt.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de in conservatoir beslag genomen en inmiddels verkochte voertuigen - anders dan door de raadsvrouw is bepleit - door de rechtbank niet reeds vooraf dient te worden verrekend met het vast te stellen wederrechtelijk verkregen voordeel [3] . De rechtbank zal deze bedragen dan ook niet op het voordeel in mindering brengen.
Voor het overige sluit de rechtbank zich aan bij de berekening zoals opgenomen in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van de Politie Noord-Nederland. Deze berekening is gebaseerd is op de uitgangspunten van het rapport van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen: BOOM), update 1 juni 2016.
Dit levert de volgende berekening op:

Opbrengst

Hoeveelheid hennep: 82 planten x 30,5 gram = 2,501 kilogram hennep
Opbrengst per oogst: 2,501 x € 4.070,-- (per kilogram) = € 10.179,07

Kosten

Afschrijvingskosten € 150,00
Hennepstekken: 82 x € 5,00 = € 410,00
Variabele kosten: 82 x € 3,88 = € 318,16
Elektriciteitskosten: € 178,51
_________+
Totale kosten per oogst € 1.056,67
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst:
€ 10.179,07 - €1.056,67 = € 9.122,40
per oogst.
Conclusie
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde in totaal € 9.122,40
voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 9.122,40.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 9.122,40(zegge: negenduizend honderdtweeëntwintig euro en veertig cent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
182 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 maart 2021.

Voetnoten

1.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij) van 15 maart 2017, opgenomen op pagina 270 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018306406 van 21 november 2018, inhoudend het relaas van de verbalisant.
2.De verklaring van de veroordeelde, zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2021.
3.Zie HR 13-06-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD1121.