Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
omvangvan die grond is 'afgekaart', dan nog heeft [gedaagde] de voorwaarde gesteld dat de eigenaar van die grond (ASR) daarmee akkoord zou gaan. Volgens hem ontbrak die toestemming (zie bijvoorbeeld conclusie van antwoord 45 t/m 47). [de besloten vennootschap] erkent van haar kant dat dit onderdeel van de afspraken op een later moment besproken moest worden, omdat het te behouden stukje grond in het erfpachtgedeelte zat, en ook ASR bij de besprekingen betrokken moest zijn. Zij lijkt ervan uit te gaan dat de notaris destijds in het concept van de koopakte ten onrechte niet een voorbehoud over de huiskavel heeft opgenomen (memorie van antwoord in principaal hoger beroep 59).
datsprake is van de opschortende voorwaarde waar [gedaagde] zich op beroept, en waarvan die partij volgens hem de bewijslast draagt. Het hof zou hebben miskend dat dit verweer van [gedaagde] niet is onderbouwd. Uit de getuigenverklaringen blijkt volgens [de besloten vennootschap] juist dat het niet om een harde voorwaarde ging. Ook dat is onjuist: het hof heeft zijn oordeel gebaseerd op het debat dat tot dat moment was gevoerd, en heeft daartoe onder meer verwezen naar de memorie van antwoord in principaal hoger beroep van [de besloten vennootschap] onder 59. Daar voert [de besloten vennootschap] aan dat het behoud van een stuk grond (de voorwaarde) niet in het concept van de koopakte is opgenomen. Bestreden wordt daar niet dat die voorwaarde was overeengekomen: onder 58 erkent [de besloten vennootschap] juist dat de details omtrent het huisperceel niet konden worden afgekaart omdat ook de grondeigenaar bij die besprekingen betrokken diende te zijn (het hof leest: dat deze moest instemmen). In 59 bepleit [de besloten vennootschap] vervolgens slechts dat de omissie bij het opstellen van het concept niet tot gevolg heeft dat een al gesloten overeenkomst van tafel zou zijn. Ook in onderdeel 8 van deze memorie gaat [de besloten vennootschap] er zelf van uit dat [gedaagde] 1,5 ha bij zijn woning wilde behouden, dat dat stukje grond in het erfpachtgedeelte zat, en dat grondeigenaar ASR bij de besprekingen daarover betrokken diende te zijn. [gedaagde] heeft dat terecht als een opschortende voorwaarde geduid. Over het bestaan (en het nog niet vervuld zijn) van deze voorwaarde, bestond naar het oordeel van het hof ten tijde van het wijzen van het vorige arrest dus geen discussie. De afgelegde getuigenverklaringen vormen geen reden om daarop terug te komen. [onderhandelaar] merkt weliswaar op dat het niet om een harde voorwaarde bij de verkoop ging ( [gedaagde] had op dat moment geen keus), maar dan nog kan het als voorwaarde aan de orde zijn geweest. Er hoefde ook niet hard over te worden onderhandeld, omdat [de besloten vennootschap] volgens dezelfde [onderhandelaar] (en overigens ook volgens [de besloten vennootschap] zelf) aan dat verzoek tegemoet wilde komen als ASR groen licht zou geven.
binnen drie dagen na hedente bevestigen dat de door [de besloten vennootschap] gelegde leverings- en conservatoire beslagen op de onroerende zaken en erfpachtrechten van cliënt per omgaande worden opgeheven. (…)"
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
thansnog sprake is van een koopovereenkomst met betrekking tot een tweetal eigendomspercelen van [gedaagde] , zijn erfpachtrechten op een tweetal percelen alsmede het perceel van zijn zus, en - in het verlengde daarvan - of [gedaagde] gehouden is om mee te werken aan levering van de eigendomspercelen en erfpachtrechten en handelingen moet verrichten om te komen tot levering van het perceel van zijn zus aan [de besloten vennootschap] . In reconventie gaat het om de vraag of de ten laste van [gedaagde] door [de besloten vennootschap] gelegde leverings- en verhaalsbeslagen moeten worden opgeheven.
allehiervoor genoemde percelen en erfpachtrechten, de
opschortende voorwaardegeldt dat ASR, in haar hoedanigheid van erfverpachter, akkoord zou gaan met het behoud van het erfpachtrecht door [gedaagde] althans het opnieuw verkrijgen van het erfpachtrecht door [gedaagde] ten aanzien van een deel van erfpachtperceel [perceelnummer 4] (een gedeelte van de huiskavel). De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] dan ook niet in diens betoog dat de opschortende voorwaarde zo (beperkt) moet worden uitgelegd, dat [gedaagde] de erfpacht moet (kunnen) behouden met ASR als zijn verpachter.
nog meer subsidiairevordering van [de besloten vennootschap] in conventie sluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan bij de hiervoor aangenomen verplichting tot medewerking van [gedaagde] . Deze vordering zal dan ook worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal een hierna bij de beslissing te noemen dwangsom, met een maximumbedrag, aan de veroordeling tot medewerking aan de levering van de percelen en de erfpachtrechten verbinden.
onbevoegd was ten aanzien van dit perceel. Dit oordeel is (ook) door het hof bekrachtigd. Op grond van deze koopovereenkomst is [gedaagde] derhalve ook gehouden om perceel [perceelnummer 6] aan [de besloten vennootschap] te leveren. Indien hij daartoe niet in staat is, is hij naar voorlopig oordeel, zoals [de besloten vennootschap] terecht aanvoert, schadeplichtig jegens [de besloten vennootschap] . Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter reeds voldoende de handhaving van de gelegde verhaalsbeslagen. Een afweging van de wederzijdse belangen van partijen maakt dit niet anders.