ECLI:NL:RBNNE:2021:1492

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 580
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingzaak betreffende dwangbevelen

In deze zaak heeft eiseres verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging van dwangbevelen die door de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor zijn uitgevaardigd. De dwangbevelen, gedateerd op 13 februari 2021, betroffen onbetaalde aanslagen voor de waterschapsbelasting over de jaren 2019 en 2020. Eiseres heeft op 14 februari 2021 schriftelijk verzet aangetekend tegen deze dwangbevelen, waarbij de rechtbank de zaken heeft geregistreerd onder de zaaknummers 21/580 en 21/744. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het verzet tegen een dwangbevel niet bij de bestuursrechter, maar bij de civiele rechter moet worden ingediend. Dit is in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Invorderingswet 1990 (IW).

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/580 en LEE 21/744
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 16 april 2021 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres bij dwangbevelen van 13 februari 2021 meegedeeld dat de aanslagen voor de waterschapsbelasting over 2019 en 2020 nog niet volledig zijn betaald.
Eiseres is bij brief van 14 februari 2021 in verzet gekomen tegen de ten uitvoerlegging van deze dwangbevelen. Het verzet tegen het dwangbevel inzake de aanslag waterschapsbelasting 2020 heeft de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 21/580. Het verzet tegen het dwangbevel inzake de aanslag waterschapsbelasting 2019 heeft de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 21/744.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De invordering van een belastingaanslag kan op basis van de Invorderingswet 1990 (IW) gebeuren bij een door de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel. [1] De belastingschuldige kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de rechtbank. [2] Het verzet wordt gedaan door middel van een dagvaarding door de belastingschuldige als eiser aan de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd als gedaagde. [3] Op grond van de Awb kan tegen een dwangbevel geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. [4] Het verzet tegen een dwangbevel van de ontvanger moet worden ingesteld bij de civiele rechter.
3. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat zij (kennelijk) onbevoegd is van het beroep kennis te nemen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Artikel 12, eerste lid, IW.
2.Artikel 17, eerste lid, IW.
3.Artikel 17, tweede lid, IW.
4.Artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Awb.