Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 november 2020
- de akte van [eiser] van 1 maart 2021 met producties 9 en 10
- de akte van de bank van 8 maart 2021 met producties 1 tot en met 8
- de mondelinge behandeling van 8 maart 2021 en de schriftelijke aantekeningen die de griffier daarvan heeft gemaakt
- de spreekaantekeningen van [eiser]
- de spreekaantekeningen van de bank.
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
nade totstandkoming van de koopovereenkomst door [eiser] over de inhoud daarvan is geïnformeerd. De daarin opgenomen toezeggingen zijn niet vooraf door [eiser] met de bank kortgesloten. Namens [eiser] is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat zowel hij als Apothekersgroep Groningen bankierden bij de bank en dat de bank door toezending van de koopovereenkomst wist wat er van haar werd verwacht. De rechtbank oordeelt dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, is niet gebleken dat door [eiser] voor de totstandkoming van de koopovereenkomst met Apothekersgroep Groningen een overeenkomst met de bank is gesloten inhoudende dat zij haar zekerheden zou vrijgeven. Het enkel toezenden van een koopovereenkomst met een derde aan de bank met daarin toezeggingen van de bank, constitueert naar het oordeel van de rechtbank geen instemming van de bank met die toezeggingen. Van een tekortkoming in dat kader van de bank kan dan ook geen sprake zijn.
7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)