ECLI:NL:RBNNE:2021:1687

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 151
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep met verzoek om vergoeding van griffierecht in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij verzoeker, een inwoner van [woonplaats], in beroep ging tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen. Het geschil betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres], voor het kalenderjaar 2019, welke door de heffingsambtenaar op € 130.000 is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2018. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 14 augustus 2019.

Na de uitspraak op bezwaar heeft verzoeker zijn beroep op 18 maart 2020 ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, specifiek het betaalde griffierecht. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om de verweerder te gelasten tot vergoeding van de proceskosten in deze procedure. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat de verweerder, nu hij aan de grieven van verzoeker is tegemoetgekomen, gehouden is het griffierecht van € 48 te vergoeden aan verzoeker.

De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, maar heeft wel bepaald dat de verweerder het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op de maandag na de datum van uitspraak, en verzoeker kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/151
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 26 april 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen, verweerder

(gemachtigde: [medewerker gemeente] ).

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2019 heeft verweerder op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018, vastgesteld voor het kalenderjaar 2019 op € 130.000.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2019 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder is bij brief van 13 februari 2020 aan de bezwaren van verzoeker tegemoet gekomen.
Verzoeker heeft het beroep bij brief van 18 maart 2020 ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft niet op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. Met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist de rechtbank zonder nader onderzoek als volgt.
2. In de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. [1]
3. Uit het ‘formulier proceskosten’ zoals door verzoeker ingediend begrijpt de rechtbank dat verzoeker uitsluitend verzoekt om vergoeding van het door hem betaalde griffierecht. De wet biedt niet de mogelijkheid in deze procedure verweerder daartoe te gelasten. Het verzoek om een proceskostenveroordeling moet daarom worden afgewezen. Dit neemt echter niet weg dat, nu het beroep is ingetrokken omdat verweerder aan de grieven van verzoeker is tegemoetgekomen verweerder gehouden is het ter zake van het ingestelde beroep betaalde griffierecht van € 48 aan verzoeker te vergoeden. [2]

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier, op 26 april 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin van de Awb.
2.Artikel 8:41, zevende lid van de Awb.