In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A] en [B] over de ontbinding van een gastouderovereenkomst voor een hond, [C]. [A] is een hondenfokker die [C] aan [B] had toevertrouwd voor de opvoeding en verzorging. De overeenkomst bevatte bepalingen over deelname aan een fokprogramma en de verplichtingen van [B] om [A] tijdig te informeren over de loopsheid van de hond. Op 1 mei 2020 werd [C] loops, maar [B] meldde dit pas op 11 mei 2020, na versoepeling van de coronamaatregelen. [A] stelde dat hij hierdoor schade had geleden en ontbond de overeenkomst buitengerechtelijk, met een vordering tot schadevergoeding van € 10.000,00.
[B] verweerde zich door te stellen dat de coronamaatregelen het onmogelijk maakten om [C] te laten dekken en dat er geen sprake was van opzettelijk verzwijgen van de loopsheid. De kantonrechter oordeelde dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid was die de redelijkheid en billijkheid in de weg stond aan de ontbinding van de overeenkomst. De rechter concludeerde dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was ontbonden en dat [B] niet aansprakelijk was voor de volledige boete van € 10.000,00. De kantonrechter matigde de boete tot € 500,00, rekening houdend met de omstandigheden van het geval en het feit dat er geen actuele schade was voor [A]. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd.