ECLI:NL:RBNNE:2021:1907

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
18/139192-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en criminele uitbuiting van kwetsbare slachtoffers met geweld en bedreiging

Op 18 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en criminele uitbuiting. De zaak betreft twee slachtoffers, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], die beiden kwetsbaar waren door hun verslaving aan drugs. De verdachte heeft hen gedurende een periode van ruim een maand op grove en gewelddadige wijze uitgebuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot prostitutie, waarbij hij haar inkomsten afnam en haar onder druk zette door middel van geweld en bedreigingen. Ook [benadeelde partij 2] werd door de verdachte gedwongen om criminele activiteiten te verrichten, zoals inbraken en overvallen, waarbij hij de opbrengsten aan de verdachte moest afstaan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting en criminele uitbuiting, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/139192-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 mei 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 20 april en
4 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 20 maart 2020 te Assen en/of elders in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [benadeelde partij 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [benadeelde partij 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar [benadeelde partij 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die ander, te weten naam [benadeelde partij 1] , (sub 6°), bestaande hierin dat verdachte,
-die [benadeelde partij 1] heeft meegenomen naar zijn woning en/of drugs heeft gegeven en/of heeft gezegd dat ze schulden had bij hem in verband met drugs en/of die [benadeelde partij 1] van hem verdachte afhankelijk heeft gemaakt en/of
-een foto van die [benadeelde partij 1] heeft gemaakt/laten maken en/of (een) seksadvertentie(s) voor die [benadeelde partij 1] heeft gemaakt/laten maken en op speurders.nl heeft gezet/laten zetten onder de werknaam " [naam 1] " of " [naam 2] " en/of hierbij een telefoonnummer vermeld en/of
-seksafspraken voor die [benadeelde partij 1] heeft gemaakt waarna zij zich prostitueerde in zijn, verdachtes, woning en/of
-heeft bepaald welke seksuele handelingen zij diende te verrichten en/of
-tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd dat ze ook anale seks met klanten moest hebben en/of
-condooms voor die [benadeelde partij 1] heeft gekocht en/of tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd dat ze ook seks zonder condoom moest hebben en/of
-de prijzen van de door haar verrichte seksuele handelingen heeft bepaald en/of
-telkens het door die [benadeelde partij 1] in de prostitutie verdiende geld aan zich heeft laten betalen/afstaan en/of
-die [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd en/of geslagen en/of
-met (de achterkant van) een mes op de vingers van die [benadeelde partij 1] heeft geslagen en/of
-die [benadeelde partij 1] heeft vastgebonden/laten vastbinden en/of met benzine heeft overgoten/laten overgieten en/of waarbij hij, verdachte, vervolgens met een aansteker naast die [benadeelde partij 1] is gaan staan en/of
-die [benadeelde partij 1] telkens heeft gecontroleerd/laten controleren en/of
-tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd "als ze aangifte zou doen hij haar familie wat zou aandoen" en/of
-die [benadeelde partij 1] iedere dag heeft laten werken en/of
-die [benadeelde partij 1] heeft laten werken terwijl zij een SOA had en/of
-een kasboek van de verdiensten van die [benadeelde partij 1] heeft laten bijhouden en/of
-de ID, bankpas, taxipas, zorgpas en/of telefoon van die [benadeelde partij 1] heeft afgenomen en/of
-tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd dat ze van de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden haar rijbewijs zou kunnen betalen en/of
-die [benadeelde partij 1] alleen onder begeleiding die woning liet verlaten en/of
-heeft gedreigd met geweld als die [benadeelde partij 1] wilde stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en/of
-de deur van de badkamer heeft ingetrapt waar die [benadeelde partij 1] zich schuil hield en/of
-zulks terwijl die [benadeelde partij 1] licht verstandelijk beperkt is en/of zich niet aan de invloedssfeer van verdachte durfde te onttrekken en/of zich hier niet tegen kon verzetten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 20 maart 2020 te Assen, althans in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [benadeelde partij 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van criminele uitbuiting van die [benadeelde partij 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde partij 2] zich daardoor
beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de criminele uitbuiting van die ander of anderen, te weten [benadeelde partij 2] , (sub 6°), bestaande hierin dat verdachte,
-die [benadeelde partij 2] heeft opgenomen in zijn woning en/of
-tegen die [benadeelde partij 2] en zijn vriendin heeft gezegd dat ze schulden hadden bij hem in verband met drugs en/of heeft bewerkstelligd dat die [benadeelde partij 2] de schuld van zijn vriendin, aan verdachte, heeft overgenomen en/of
-die [benadeelde partij 2] telkens voorzien heeft van drugs die betaald moest worden en/of
-een onkostenberekening heeft gemaakt voor die [benadeelde partij 2] en zijn vriendin die betaald moest worden en/of
-de telefoon en/of de bankpas van die [benadeelde partij 2] heeft ingenomen en/of
-de vriendin van die [benadeelde partij 2] op een stoel heeft gezet en tegen haar heeft gezegd: "Nu ga je slapen" en/of die [benadeelde partij 2] vervolgens een (slagers) mes heeft gegeven en gezegd dat "hij het moest doen, althans haar strot door moest snijden" en/of dat hij tot 10.00 uur de volgende
dag had om geld te regelen en/of
-de vriendin van die [benadeelde partij 2] met een mes op de vingers heeft geslagen en/of gesneden waarbij die [benadeelde partij 2] de arm van die vriendin moest vasthouden en/of waarbij verdachte zei" het zijn haar vingers of die van jou" en/of
-aan die [benadeelde partij 2] heeft voorgesteld iemand bij een pinautomaat te beroven en/of
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat "mensen afmaken zijn grootste hobby is" en/of
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat er jongens spul kwamen brengen dat betaald moest worden en als dat niet zou lukken had die [benadeelde partij 2] een probleem, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-een mes op het hoofd van die [benadeelde partij 2] heeft gezet en/of een boormachine en/of een ijzerzaag klaargelegd en/of die [benadeelde partij 2] (terwijl hij vastgebonden zat) tegen het hoofd heeft gestompt en geslagen met een stuk hout en/of
-die [benadeelde partij 2] meermalen (met gebalde vuisten) in het gezicht heeft geslagen en/of met een breekijzer geslagen en/of
-de vriendin van [benadeelde partij 2] heeft overgoten met benzine en/of
-die [benadeelde partij 2] heeft overgoten met een brandbare vloeistof en/of
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat zijn auto kapot was en dat hij voor geld moest zorgen en/of met een koevoet heeft gedreigd en/of
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd "als je niet snel met veel geld komt heb je een probleem" en/of
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd kom thuis met geld, goud, spullen interesseert mij niet wat en/of
-die [benadeelde partij 2] heeft afgezet met de auto en/of heeft gezegd je ziet maar hoe je thuis komt, kijk maar om je heen er is genoeg te halen en/of
-die [benadeelde partij 2] instructies heeft gegeven hoe hij bij de [bedrijf 1] moest komen en/of waar hij naar binnen en weer naar buiten moest gaan en/of
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd: "je moet niet denken dat je hier elke avond met lege handjes kan thuis komen" en/of
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd "als hij zou vluchten hij hem bij het station al weer had opgepakt" en/of
-het geld en de gestolen goederen telkens aan zich heeft laten afstaan, althans instructies heeft gegeven waar die goederen moesten worden afgeleverd en/of
-die [benadeelde partij 2] in de gaten heeft laten houden en/of laten volgen, waarbij die uitbuiting en/of uitbuitingssituatie hierin bestond dat verdachte die [benadeelde partij 2] ertoe heeft verplicht overvallen (onder meer op twee supermarkten en/of een snackbar) en meermalen woninginbraken en/of een bedrijfsinbraak te plegen en/of mee te werken aan de seksuele uitbuiting van de vriendin van die [benadeelde partij 2] ,
terwijl die [benadeelde partij 2] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was omdat,
-hij verslaafd aan harddrugs was en/of
-geen zelfstandige huisvesting had en/of
-psychische problemen had en/of
-schulden en financiële problemen had,
zulks terwijl die [benadeelde partij 2] zich niet kon onttrekken aan het psychische overwicht dat verdachte op die [benadeelde partij 2] had en zich hier niet tegen durfde te verzetten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 mei 2020 te Assen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 20 maart 2020 te Assen en/of elders in Nederland, [benadeelde partij 2] meermalen heeft mishandeld door die [benadeelde partij 2] ,
-tegen het hoofd te stompen en/of met een stuk hout te slaan en/of met
een breekijzer te slaan en/of
-in het gezicht te slaan;
5.
hij op of omstreeks 18 februari 2020 te Wognum, gemeente Medemblik, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een bedrag van in totaal 3721,60 euro, hebbende verdachte met
voren omschreven oogmerk, zakelijk weergegeven, valselijk en in strijd met de waarheid, zich voorgedaan als de dochter van die [benadeelde partij 3] en/of
-die [benadeelde partij 3] via whatsapp gebeld waarbij bij de oproep de afbeelding van de dochter van die Wenke in beeld kwam en/of
-vervolgens via WhatsApp de volgende informatie doorgegeven (zakelijk weergegeven):
"dat de telefoon van de dochter van die [benadeelde partij 3] in de wc was gevallen en/of dat ze een nieuwe nummer had en/of met het verzoek geld over te maken omdat er een rekening door de dochter van die [benadeelde partij 3] moest worden betaald anders zou zij een boete krijgen en/of waarna die [benadeelde partij 3] twee betaalopdrachten via 1DEAL heeft betaald.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 tot en met 5 en heeft daartoe -samengevat- het volgende aangevoerd.
De onder 1 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [benadeelde partij 1] (verder: [benadeelde partij 1] ) kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [benadeelde partij 1] die worden ondersteund door de getuigenverklaringen van [benadeelde partij 2] (verder: [benadeelde partij 2] ), [getuige 1] (verder: [getuige 1] ), [getuige 2] (verder: [getuige 2] ), [getuige 3] [getuige 4] , [getuige 5] (verder [getuige 5] ), [getuige 6] (verder [getuige 6] ), [getuige 7] (verder [getuige 7] ), en de processen-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek in de woning van verdachte en het onderzoek naar zijn telefoon en laptop.
Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen dwang, geweld, dreiging met geweld of andere feitelijkheden, misleiding, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [benadeelde partij 1] .
De onder 2 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [benadeelde partij 2] kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [benadeelde partij 2] die worden ondersteund door de getuigenverklaringen van [benadeelde partij 1] , [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 7] en de processen-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek in de woning van verdachte en het onderzoek naar zijn telefoon en laptop.
Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van criminele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen dwang, geweld, dreiging met geweld of andere feitelijkheden, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [benadeelde partij 2] .
De mishandeling van [benadeelde partij 2] , zoals ten laste is gelegd onder 4, kan worden bewezen op grond van de aangifte die wordt ondersteund door de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [getuige 2] . Daarbij heeft verdachte erkend dat hij [benadeelde partij 2] meermalen heeft mishandeld.
De onder 3 ten laste gelegde handel in harddrugs kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] en de getuigen [getuige 3] [getuige 2] en [getuige 6] .
De onder 5 ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 3] kan worden bewezen op grond van de aangifte en de processen-verbaal van bevindingen betreffende de bankgegevens van de rekening van [benadeelde partij 2] en de verklaring van [benadeelde partij 2] dat verdachte zijn pinpas en telefoon beheerde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Feiten 1 en 2
Allereerst is de ten laste gelegde periode te ruim gesteld. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn pas medio februari 2020 bij verdachte ingetrokken. Op 6 maart 2020 is [benadeelde partij 2] aangehouden zodat de periode wat hem betreft op die datum eindigt. Voor [benadeelde partij 1] eindigt de periode op 12 maart 2020, zijnde de datum waarop zij door de politie naar een veilig adres is overgebracht.
[benadeelde partij 1] heeft aanvankelijk exact overeenkomstig het verhaal van verdachte verklaard, maar heeft haar verklaring daarna, mogelijk onder invloed van [benadeelde partij 2] , met wie zij graag weer een relatie wilde hebben, in het nadeel van verdachte aangepast. De verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] komen slechts op hoofdlijnen met elkaar overeen en spreken elkaar op belangrijke punten tegen. Ook worden hun verklaringen op belangrijke punten ontkracht door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 6] . Hun verklaringen zijn daarom onbetrouwbaar.
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] hebben feitelijk hun gebruikelijke manier van doen ( [benadeelde partij 1] in de prostitutie en [benadeelde partij 2] in de criminaliteit) bij verdachte voortgezet. [benadeelde partij 1] was daarbij het slachtoffer van [benadeelde partij 2] en niet van verdachte. Verdachte heeft hen in zijn woning opgenomen met het oogmerk om hen uit de problemen te helpen en niet met het oogmerk van uitbuiting.
In de woning van verdachte is een situatie ontstaan waarin verdachte zijn drugs groot inkocht, voor eigen gebruik en voor aangevers, en hij drugs aan hen voorschoot die later betaald moest worden. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] gebruikten echter meer dan [benadeelde partij 1] kon betalen, waardoor zij het door haar verdiende geld direct aan verdachte kon afgeven. Toen [benadeelde partij 1] op enig moment drugs van verdachte begon te stelen is verdachte enorm boos geworden waarop hij gedreigd heeft haar in brand te steken.
Verdachte ontkent de ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van beide aangevers.
Hij heeft [benadeelde partij 1] op geen enkele wijze tot prostitutiewerkzaamheden gedwongen of [benadeelde partij 2] tot het plegen van criminele feiten. [benadeelde partij 2] is door de rechtbank ook veroordeeld voor het plegen van de betreffende feiten waarbij een beroep op psychische overmacht is verworpen omdat niet kon worden bewezen dat hij de feiten door uitgeoefende druk vanuit verdachte heeft gepleegd.
Feit 3
Het feit kan worden bewezen voor wat betreft het verkopen, afleveren en bewerken van cocaïne. Van het overige moet verdachte worden vrijgesproken.
Feit 4
Het feit kan slechts worden bewezen voor wat betreft een eenmalige mishandeling door tegen het hoofd/gezicht te slaan dan wel te stompen in de periode van 15 februari tot en met 6 maart 2020. Van het overige moet verdachte worden vrijgesproken.
Feit 5
Verdachte heeft het feit ontkend en uit de stukken is niet duidelijk geworden wie de WhatsAppberichten - die aangeefster ertoe hebben gebracht geld te storten op de bankrekening van [benadeelde partij 2] - aan aangeefster heeft verstuurd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht feit 5 niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van de omstandigheden dat aangeefster er middels WhatsAppberichten toe is gebracht geld te storten op de bankrekening van [benadeelde partij 2] en dat verdachte ten tijde van het feit over de bij die rekening behorende bankpas zou hebben beschikt, kan niet worden geoordeeld dat verdachte ook degene is geweest die de betreffende WhatsAppberichten aan aangeefster heeft verstuurd. Evenmin is uit andere bewijsmiddelen gebleken dat verdachte zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt. Dit betekent dat verdachte van het feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021;
2. de getuigenverklaring van [benadeelde partij 2] , afgelegd op 19 januari 2021 bij de rechter-commissaris;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 9 juni 2020, opgenomen op pagina 366 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC20006-UMBOI, d.d. 6 augustus 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 2] .
4. de getuigenverklaring van [benadeelde partij 1] , afgelegd op 18 maart 2021 bij de rechter-commissaris;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 maart 2020, opgenomen op pagina 427 van voornoemd, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen en zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Betrouwbaarheid verklaringen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de raadsvrouw gevoerde verweer over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] allereerst als volgt.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen komt het onder meer aan op de consistentie en nauwkeurigheid van die verklaringen. Echter, waar de verklaringen op deze punten onvolkomenheden bevatten, betekent dat niet automatisch dat deze reeds daarom onbetrouwbaar zouden zijn. Hierbij is van belang in hoeverre (elementen uit) de verklaringen door andere bewijsmiddelen worden ondersteund.
De rechtbank stelt vast dat de aangiftes en nadere verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] voor wat betreft de chronologie van de gebeurtenissen, niet steeds consistent, nauwkeurig en gelijkluidend zijn. Echter, op essentiële onderdelen vinden hun verklaringen over en weer steun en bevestigen zij de kern van de beschuldigingen jegens verdachte. Ook vinden hun verklaringen op een aantal essentiële onderdelen bevestiging in andere (objectieve) bronnen.
De rechtbank acht hun verklaring daarom - anders dan de raadsvrouw – geloofwaardig en zal deze bij de beoordeling van de bewijsvraag als uitgangspunt hanteren.
Aan verdachte is onder 1 de seksuele uitbuiting van [benadeelde partij 1] en onder 2 de criminele uitbuiting van [benadeelde partij 2] , beide als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr), ten laste gelegd. Omdat deze feiten sterk met elkaar verweven zijn, zal de rechtbank eerst ten aanzien van de feiten gezamenlijk de gang van zaken schetsen.
Gang van zaken feiten 1 en 2 op grond van de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . [1]
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben elkaar in december 2016 leren kennen in een GGZ-instelling in Assen waar zij beiden waren opgenomen. [benadeelde partij 1] woonde daarna in Nieuw-Buinen en [benadeelde partij 2] verbleef - als haar toenmalige vriend - bij haar in de woning. Zij waren beiden verslaafd aan cocaïne en [benadeelde partij 1] kampte daarnaast met een licht verstandelijke beperking. [benadeelde partij 2] had een baan en [benadeelde partij 1] werkte sinds enige tijd als prostituee en met hun beider inkomen konden zij in hun levensonderhoud en drugsbehoefte voorzien.
Via de prostitutiewerkzaamheden van [benadeelde partij 1] kwamen zij in januari 2020 in contact met verdachte. Hij kwam als klant voor [benadeelde partij 1] en tevens heeft hij hun beiden cocaïne gegeven, die niet direct betaald behoefte te worden. Op die manier kwamen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] bij verdachte in het krijt te staan.
[benadeelde partij 1] is in die periode voor een seksafspraak met verdachte meegegaan naar zijn woning in Assen, nadat [benadeelde partij 2] op verzoek van verdachte hem zijn bankpas en telefoon had “uitgeleend”, omdat verdachte iets moest storten en zijn eigen bankpas het niet deed. Na een paar dagen is [benadeelde partij 1] vanuit Assen weer teruggekeerd naar haar woning in Nieuw-Buinen en heeft zij, nadat tussen hen onenigheid was ontstaan, [benadeelde partij 2] de deur uitgezet. [benadeelde partij 2] verloor in die periode zijn baan, beschikte niet over zelfstandige woonruimte en was evenmin in het bezit van zijn bankpas en telefoon die hij niet van verdachte had teruggekregen. [benadeelde partij 2] bevond zich aldus – zeker gezien zijn verslaving en het gegeven dat verdachte drugs kon leveren – ten opzichte van verdachte in een kwetsbare positie. Op uitnodiging van verdachte is hij vervolgens, medio februari 2020, bij verdachte in huis getrokken aan de [straatnaam] te Assen. Daar mocht hij klusjes voor verdachte gaan uitvoeren. [benadeelde partij 2] zou volgens verdachte onder zijn hoede gemakkelijk een dure Mercedes bij elkaar kunnen verdienen. [benadeelde partij 2] heeft echter nooit een beloning voor zijn werkzaamheden ontvangen.
Op initiatief van (in ieder geval) verdachte heeft [benadeelde partij 1] een paar dagen na [benadeelde partij 2] ook haar intrek in de woning van verdachte genomen. Ook zij verkeerde in een kwetsbare positie ten opzichte van verdachte: Net als haar vriend [benadeelde partij 2] was zij verslaafd aan middelen die verdachte kon leveren. Bovendien was zij verstandelijk beperkt.
In de woning van verdachte heeft [benadeelde partij 1] haar prostitutiewerkzaamheden (aanvankelijk vrijwillig) heeft voortgezet. Verdachte hield haar voor dat zij zo haar rijbewijs bij elkaar kon verdienen. Verdachte was ook verslaafd aan cocaïne en hij verzorgde voor hun drieën de levering daarvan. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] kregen een schuld bij verdachte voor de cocaïne die zij beiden van hem hadden gekregen en voor de keer dat [benadeelde partij 1] cocaïne van hem had afgepakt. Vanaf het moment dat verdachte zijn geld ging opeisen is hij de regie over hun levens gaan overnemen. Doordat hij hen op enig moment begon te mishandelen en te bedreigen - zoals onder de feiten 1 en 2 onder de verschillende gedachtestreepjes onder B ten laste gelegd - werden zij erg bang voor hem. Zij zijn zich zodanig geïntimideerd gaan voelen door verdachte, dat zij zich gedwongen voelden aan zijn eisen te voldoen. [benadeelde partij 1] moest haar prostitutiewerkzaamheden voor verdachte gaan uitvoeren - waarbij verdachte bepaalde wanneer, hoe lang, op welke wijze en voor welke prijzen - en zij moest haar inkomsten daaruit aan hem afstaan, ter aflossing van door verdachte zelf in het leven geroepen drugsschulden. Verdachte maakte seksadvertenties van haar en plaatste die op speurders.nl en hij maakte seksafspraken voor haar met klanten.
Ook [benadeelde partij 2] moest geld in het laatje brengen. Door mishandelingen en dreiging met ernstig geweld, ook jegens [benadeelde partij 1] , voelde [benadeelde partij 2] zich zodanig onder druk gezet door verdachte, dat hij ter verkrijging van dat geld inbraken en overvallen is gaan plegen, al dan niet in rechtstreekse opdracht van verdachte. De buit moest hij afstaan aan verdachte. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] durfden zich niet tegen verdachte te verzetten uit angst voor nieuwe mishandelingen of erger. Bovendien verschafte verdachte hen de verdovende middelen waarvan zij afhankelijk waren en bood verdachte de dakloze [benadeelde partij 2] onderdak. Van [benadeelde partij 1] heeft verdachte verder de ID, bankpas, taxipas, zorgpas en telefoon afgenomen en [benadeelde partij 2] heeft zijn bankpas en telefoon die hij aan verdachte heeft gegeven niet teruggekregen. Dit betekende dat zij beiden niet de beschikking hadden over hun respectieve bankrekeningen. Ook dit maakte hen afhankelijk van verdachte.
Steunbewijs
De verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] vinden op een aantal essentiële onderdelen steun in andere bewijsmiddelen.
Dat [benadeelde partij 1] een kwetsbare vrouw was blijkt uit de brief van de GGZ waarin staat dat zij een licht verstandelijke beperking heeft en een beperkt vermogen om de risico's van haar eigen gedrag te kunnen overzien. [2] Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat je wel kon zien dat [benadeelde partij 1] een beschadigde vrouw was en “psychisch in haar hoofd niet helemaal honderd was”. [3]
Zelf heeft verdachte [benadeelde partij 1] tegenover de politie omschreven als “heel beïnvloedbaar, labiel en kwetsbaar”. [4] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ze inderdaad beiden een schuld bij hem hadden, dat ze daardoor afhankelijk van hem geworden waren maar dat het met klusjes geregeld kon worden en dat hij misschien wel een beetje druk op ze heeft gezet. [5]
Over de bemoeienis van verdachte met de uitvoering van de prostitutiewerkzaamheden van [benadeelde partij 1] heeft getuige [getuige 8] verklaard dat verdachte wilde dat [benadeelde partij 1] het zonder condoom deed. [6]
Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat [benadeelde partij 1] haar had gevraagd haar daar weg te halen omdat “zij wilden dat zij neukte voor geld”. [7] Ook getuige [getuige 7] heeft verklaard dat [benadeelde partij 1] haar had verteld door verdachte te worden gebruikt als prostituee waarbij zij een deel van haar inkomsten aan verdachte moest afstaan en verdachte zou haar hebben verteld dat [benadeelde partij 1] het grootste gedeelte van het geld afkomstig uit prostitutiewerkzaamheden aan hem moest geven. [8]
Ten aanzien van het toegepaste geweld en bedreigingen jegens [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft getuige [getuige 2] verklaard dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] geld moesten regelen van verdachte en dat als verdachte boos werd de gordijnen dicht gingen en er met een koevoet richting [benadeelde partij 2] werd gezwaaid. [benadeelde partij 2] werd er bang van en moest huilen. Getuige [getuige 2] heeft ook verklaard over het in de vingers zagen bij [benadeelde partij 1] en dat haar vingers gebroken waren en dat hij heeft gezien dat verdachte een mes op het hoofd van [benadeelde partij 2] heeft gezet. Verder heeft deze getuige verklaard dat het geld van de klanten van [benadeelde partij 1] door verdachte werd gepakt en dat hij van verdachte met [benadeelde partij 2] mee moest als [benadeelde partij 2] een overval moest plegen, hij moest dan kijken wat [benadeelde partij 2] in opdracht van verdachte ging doen. De gestolen goederen moesten naar een plaats waar verdachte een nieuwe klus had. [9] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte hem [benadeelde partij 1] , als het ‘nieuwe meisje’, aanbood om uit te proberen; hij kon haar dan gratis neuken. [10]
Uit onderzoek naar de laptop en telefoon van verdachte is gebleken dat vanaf de laptop van verdachte seksadvertenties van [benadeelde partij 1] zijn gemaakt en geplaatst op speurders.nl. Op de telefoon van verdachte zijn geluidsfragmenten aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte instructies geeft aan [benadeelde partij 2] voor het plegen van twee overvallen. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij de bedoelde seksadvertentie van [benadeelde partij 1] heeft gemaakt en geplaatst op speurders.nl. Hij heeft verklaard dat zijn laptop altijd in de woning stond en ook voor anderen te gebruiken was. De rechtbank schuift deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben beiden verklaard dat de advertenties zijn gemaakt door of namens verdachte en de rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van hun verklaringen op dit punt te twijfelen. Daar komt bij, dat op 28 februari 2020 van 21.47 uur tot 21.50 driemaal door gebruiker “ [verdachte] ” een advertentie wordt geregistreerd en betaald op de site van speurders.nl.. [12]
Ten aanzien van het incident waarbij verdachte heeft gedreigd [benadeelde partij 1] in brand te steken heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat een dergelijke situatie heeft plaatsgevonden. Hij heeft daar over verklaard dat hij door [benadeelde partij 2] geen benzine over [benadeelde partij 1] heen heeft laten gooien, maar dat het om water ging en dat hij hen slechts bang heeft willen maken door hen te laten denken dat het om benzine ging. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. [benadeelde partij 1] heeft namelijk verklaard dat zij echt benzine heeft geroken en verdachte beschikte op dat moment over een jerrycan benzine. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het hele huis altijd naar benzine rook vindt geen steun in het dossier.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande ten aanzien van de feiten 1 en 2, alle feitelijke gedragingen zoals ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen, met uitzondering van het moeten werken van [benadeelde partij 1] terwijl zij een SOA had onder feit 1. Daarvan is uit de verklaringen van [benadeelde partij 1] niet gebleken. Voor zover ten laste gelegde gedragingen slechts op één verklaring berusten overweegt de rechtbank dat, anders door de raadsvrouw is gesteld, voor een bewezenverklaring niet vereist is dat er ten aanzien van alle onderdelen twee bewijsmiddelen zijn.
Het bewijsverweer van de raadsvrouw wordt, voor zover dat ziet op deze gedragingen, verworpen.
De rechtbank leidt uit deze bewezenverklaarde feitelijke gedragingen af dat zowel ten aanzien van [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 2] sprake is geweest van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel dient onder meer vastgesteld te worden dat sprake was van één of meer dwangmiddelen en het oogmerk van uitbuiting.

1. Algemene overwegingen ten aanzien van een aantal van de ten laste gelegde dwangmiddelen en het oogmerk van uitbuiting

1.1.
Andere feitelijkheden
Wanneer een handeling niet als (bedreiging met) geweld aangemerkt kan worden, maar er wel dwang of druk van uitgaat, kan er sprake zijn van een andere feitelijkheid. Over het algemeen moet dan sprake zijn van een bepaalde mate van psychische druk.
1.2.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht wordt verondersteld aanwezig te zijn als, kort gezegd, in het geval van seksuele uitbuiting, het slachtoffer in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland. Een dergelijke situatie wordt aangeduid als uitbuitingssituatie. Met het misbruik maken van een kwetsbare positie wordt gedoeld op een situatie waarin de betrokkene geen reële of aanvaardbare keuze heeft anders dan het misbruik te ondergaan.
Deze situaties overlappen elkaar grotendeels. Uit jurisprudentie volgt dat beide situaties ruim worden uitgelegd. Beoogd wordt een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers. Allerlei omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen. Te denken valt aan de financiële, psychische en sociale situatie waarin het slachtoffer zich bevindt.
1.3. (
Oogmerk van) uitbuiting
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie [13] volgt dat de in de overige sub-onderdelen omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. Op grond van het tweede lid van artikel 237f Sr vallen onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie en uitbuiting van strafbare activiteiten.
Bij de beantwoording van die vraag of sprake is van uitbuiting komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. [14]
Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit.
2. Nadere overwegingen ten aanzien van feit 1
2.1.
Dwangmiddelen
2.1.1.
Geweld en de dreiging met geweld
Het geweld en de dreiging met geweld werden jegens [benadeelde partij 1] steeds door verdachte toegepast om te voorkomen dat zij met haar prostitutiewerkzaamheden voor verdachte zou stoppen en om haar haar schuld, die zij volgens verdachte bij hem had, af te laten betalen. Verdachte wist dat [benadeelde partij 1] alleen met het verrichten van prostitutiewerkzaamheden aan geld kon komen voor het aflossen van die schuld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de toepassing van het geweld en de dreiging met geweld door verdachte in direct verband stonden met de prostitutiewerkzaamheden van [benadeelde partij 1] en door hem zijn aangewend als dwangmiddelen in de zin van voornoemde bepaling. Het verweer van de raadsvrouw dat eventueel toegepast geweld door verdachte los stond van de prostitutiewerkzaamheden wordt daarom verworpen.
2.1.2.
Andere feitelijkheden
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat sprake is geweest van isoleren en controleren door verdachte van [benadeelde partij 1] , waarbij contacten met [benadeelde partij 2] en haar familie door verdachte werden verboden. De controle vond zowel in de woning plaats, met betrekking tot de uitvoering van haar prostitutiewerkzaamheden, als buiten de woning, door iemand met haar mee te sturen als zij de woning verliet. Verder dreigde verdachte [benadeelde partij 1] haar familie wat aan te doen als zij aangifte tegen hem zou doen. De rechtbank duidt dit isoleren, controleren en dreigen door verdachte als 'andere feitelijkheden' die door verdachte werden ingezet, enerzijds om te voorkomen dat [benadeelde partij 1] minder afhankelijk van hem zou worden, hetgeen haar 'bereidwilligheid' om voor hem te blijven werken in gevaar zou kunnen brengen, en anderzijds om te bewerkstelligen dat zij zoveel mogelijk klanten per dag zou blijven afwerken, om zoveel mogelijk inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden te kunnen genereren.
2.1.3.
Misleiding
Verdachte heeft [benadeelde partij 1] in strijd met de waarheid voorgehouden dat ze van de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden haar rijbewijs zou kunnen betalen. In werkelijkheid diende zij haar verdiensten aan verdachte af te staan.
2.1.4.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Alleen al de omstandigheid dat [benadeelde partij 1] niet zelfstandig over de door haar gegenereerde inkomsten konden beschikken en haar geld aan verdachte moesten afdragen, duidt op een afhankelijks- dan wel een uitbuitingssituatie.
De rechtbank overweegt verder dat [benadeelde partij 1] door haar drugsverslaving en verstandelijke beperking een kwetsbare persoon was. Verdachte wist van haar verslaving en omschreef haar tegenover de politie als “heel beïnvloedbaar en labiel”. Door [benadeelde partij 1] van cocaïne te voorzien en te blijven voorzien en door het creëren van een gelegenheid waarin zij ook buiten verdachte om cocaïne kon pakken, heeft hij haar ten opzichte van hem in een positie van schuldenaar gebracht waardoor zij afhankelijk van hem werd. De cocaïne die zij van hem had gekregen en die zij zonder zijn toestemming had gepakt moesten ook betaald worden en verdachte wist dat zij alleen door het verrichten van prostitutiewerkzaamheden aan geld kon komen.
De verhouding tussen verdachte en [benadeelde partij 1] was daarbij geenszins gelijkwaardig. [benadeelde partij 1] was door het (gewelddadige) handelen van verdachte en de constante controle die hij op haar uitoefende in een afhankelijke positie van hem geraakt waarin zij zich niet tegen zijn wil kon en durfde te verzetten en waarin zij geen andere reële keuze had dan, zoals verdachte haar opdroeg, in de prostitutie te gaan werken en het verdiende geld aan hem af te dragen. De positie waarin zij verkeerde was niet vergelijkbaar met die van een mondige prostituee in Nederland. [benadeelde partij 1] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte heeft daar misbruik van gemaakt.
Het feit dat [benadeelde partij 1] aanvankelijk vrijwillig in de prostitutie werkte en ook na het feit weer als prostituee aan de slag is gegaan, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, maakt niet dat van een dergelijke dwang geen sprake was. Immers, een situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond. Het verweer van de raadsvrouw op dit punt wordt daarom verworpen.
Dat verdachte [benadeelde partij 1] in huis heeft genomen om haar uit de ellende te halen en op het juiste pad te helpen, en daartoe contact heeft gehad met de GGZ, zoals de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, wordt niet alleen door de bewijsmiddelen weersproken, maar ook door de inhoud van het gesprek dat de politie op 29 mei 2020 heeft gevoerd met één van de verpleegkundigen van het Fact-team van de GGZ. [15] Uit dit gesprek is gebleken dat het Fact-team geen goed gevoel had bij verdachte die zich aan hen als de nieuwe vriend van [benadeelde partij 1] had voorgesteld als [verdachte]. Men vond zijn verhaal om haar te helpen “te mooi om waar te zijn”. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij met de GGZ had besproken om [benadeelde partij 1] te helpen haar drugsgebruik af te bouwen, wordt blijkens bedoeld gesprek niet door de GGZ ondersteund; men had geen enkele afspraak met hem gemaakt en hij werd niet gezien als haar begeleider.
2.2. (
Oogmerk van) uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [benadeelde partij 1] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [benadeelde partij 1] heeft uitgebuit. Algemeen bekend is immers dat prostitutiewerkzaamheden zeer belastend zijn, met name wanneer degene die de werkzaamheden verricht daarbij - zoals hier - niet zelf de regie heeft.
Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [benadeelde partij 1] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte onder 1 ten laste gelegde mensenhandel , in de zin van seksuele uitbuiting, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volgt de raadsvrouw deels in haar verweer ten aanzien van de pleegperiode. Nu vast staat dat [benadeelde partij 1] op 12 maart 2020 door de politie in een opvang is geplaatst [16] , zal de rechtbank het feit bewezen verklaren voor de periode van 1 februari 2020 tot en met 12 maart 2020. De rechtbank zal deze periode niet op een latere datum laten aanvangen, omdat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte in de periode voordat hij [benadeelde partij 1] (medio februari) in huis had genomen, haar al cocaïne had verstrekt, waardoor het opbouwen van een schuld bij verdachte al was begonnen.
3. Nadere overwegingen ten aanzien van feit 2
3.1.
Dwangmiddelen
3.1.1.
Geweld en de dreiging met geweld
Ook ten aanzien van [benadeelde partij 2] zijn deze dwangmiddelen door verdachte toegepast. Verdachte dwong bij [benadeelde partij 2] betaling van geldbedragen af terwijl hij wist dat [benadeelde partij 2] niet over een legale bron van inkomsten beschikte en bovendien geen toegang tot zijn bankrekening had, omdat verdachte zijn bankpasje in bezit had. Door mishandelingen en bedreigingen met geweld door verdachte, ook jegens [benadeelde partij 1] , zag [benadeelde partij 2] geen andere uitweg om aan geld te komen dan door het plegen van inbraken en overvallen. Ook heeft verdachte [benadeelde partij 2] daar actief toe aangezet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het geweld en de dreiging met geweld door verdachte werden gebruikt als instrumenten om zijn wil aan hem op te leggen. Het verweer van de raadsvrouw dat de mishandelingen voor zover deze kunnen worden bewezen niet als dwangmiddel als bedoeld in voornoemde bepaling kunnen worden aangemerkt wordt verworpen.
3.1.2.
Andere feitelijkheden
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat sprake is geweest van controleren door verdachte van [benadeelde partij 2] . Doordat verdachte [benadeelde partij 2] in huis had genomen kon hij hem waar en wanneer hij wilde in de gaten houden. Als [benadeelde partij 2] op pad ging om een overval te plegen stuurde verdachte getuige [getuige 2] mee om hem in de gaten te houden. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij [getuige 2] meestuurde omdat hij wilde weten hoe [benadeelde partij 2] aan geld kwam, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Uit andere bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte [benadeelde partij 2] juist heeft bewogen om inbraken en overvallen te gaan, zodat hij heel goed wist op welke wijze [benadeelde partij 2] aan zijn buit kwam.
3.1.3.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
[benadeelde partij 2] was op het moment dat hij bij verdachte in huis ging wonen een werkloze, dakloze en verslaafde man met – in elk geval in een nabij verleden - psychische problemen. Verdachte wist van deze omstandigheden en heeft hem in huis genomen en hem bewogen klussen voor hem te doen. [benadeelde partij 2] werd zo doende voor werk en onderdak afhankelijk van verdachte. Door [benadeelde partij 2] bovendien van cocaïne te voorzien heeft hij hem ten opzichte van zichzelf in een schuldenpositie gebracht waardoor [benadeelde partij 2] nog meer afhankelijk van hem werd. Niet alleen zíjn schuld maar ook die van [benadeelde partij 1] moest aan verdachte worden terugbetaald. De situatie waarin [benadeelde partij 1] verkeerde door het geweld en de dreigingen met geweld jegens haar door verdachte, maakten de situatie voor [benadeelde partij 2] nog nijpender. Verdachte wist dat er voor [benadeelde partij 2] geen andere mogelijkheid was om snel aan geld te komen dan door het plegen van overvallen en inbraken. De buit uit die criminele activiteiten moest hij aan verdachte afstaan. De verhouding tussen verdachte en [benadeelde partij 2] was daarbij zeer ongelijkwaardig. [benadeelde partij 2] was door het (gewelddadige) handelen van verdachte en de constante controle die hij op hem uitoefende in een afhankelijke positie van hem geraakt waarin hij zich niet tegen zijn wil kon en durfde te verzetten.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feitelijke omstandigheden volgt dat [benadeelde partij 2] zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke positie bevond, waarbij verdachte [benadeelde partij 2] heeft bewogen om overvallen en inbraken te plegen en de buit aan hem af te dragen. [benadeelde partij 2] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte heeft daar misbruik van gemaakt.
De omstandigheid dat [benadeelde partij 2] voorheen zelf ook al dergelijke feiten heeft gepleegd, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, maakt niet dat van een dergelijke dwang geen sprake kan zijn. Immers een situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond. Het verweer van de raadsvrouw op dit punt wordt daarom verworpen.
3.2. (
Oogmerk van) uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [benadeelde partij 2] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om strafbare feiten te plegen en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [benadeelde partij 2] heeft uitgebuit. De opbrengsten van de strafbare feiten zouden immers voor verdachte zijn, terwijl niet verdachte maar [benadeelde partij 2] degene was die het risico liep te moeten opdraaien voor de beperkingen die daarvan het gevolg konden zijn, te weten de strafrechtelijke repercussies. Dat risico heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt.
Dat verdachte handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit de door een ander verrichte criminele activiteiten, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [benadeelde partij 2] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte onder 2 ten laste gelegde mensenhandel, in de zin van criminele uitbuiting, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank acht het feit niet bewezen voor zover betrekking hebbend op de seksuele uitbuiting van [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat [benadeelde partij 2] aanvankelijk ook heeft geprobeerd haar seksueel uit te buiten en niet is vast komen te staan in hoeverre [benadeelde partij 2] onder dwang van verdachte heeft gehandeld met betrekking tot deze criminele activiteit.
De opvatting verder van de raadsvrouw dat geen sprake kan zijn van criminele uitbuiting indien het vermeende slachtoffer van die uitbuiting in zijn eigen strafzaak geen beroep op psychische overmacht toekwam, vindt geen steun in het recht.
De rechtbank volgt de raadsvrouw wel deels in haar verweer ten aanzien van de pleegperiode. Nu vaststaat dat [benadeelde partij 2] op 6 maart 2020 in zijn eigen strafzaak is aangehouden en in verzekering is gesteld, zal de rechtbank het feit bewezen verklaren voor de periode van 1 februari 2020 tot 6 maart 2020. De rechtbank zal deze periode niet op een latere datum laten aanvangen, omdat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte al voor dat hij [benadeelde partij 2] (medio februari) in huis had genomen, hem zijn bankpas en telefoon had laten afstaan.
Feit 4
Feit 4 acht de rechtbank bewezen met uitzondering van het slaan met een breekijzer. Verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. De ontkenning van verdachte ter terechtzitting dat hij [benadeelde partij 2] met een stuk hout heeft geslagen wordt door de bewijsmiddelen weersproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 februari 2020 tot en met 12 maart 2020 te Assen en elders in Nederland,
A) een ander, te weten [benadeelde partij 1] , telkens door geweld of andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of andere feitelijkheden, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [benadeelde partij 1] (sub 1°) en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar [benadeelde partij 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten naam [benadeelde partij 1] , (sub 6°), bestaande hierin dat verdachte,
-die [benadeelde partij 1] heeft meegenomen naar zijn woning en drugs heeft gegeven en heeft gezegd dat ze schulden had bij hem in verband met drugs en die [benadeelde partij 1] van hem, verdachte, afhankelijk heeft gemaakt en
-een foto van die [benadeelde partij 1] heeft gemaakt/laten maken en seksadvertenties voor die [benadeelde partij 1] heeft gemaakt/laten maken en op speurders.nl heeft gezet/laten zetten onder de werknaam " [naam 1] " of " [naam 2] " en hierbij een telefoonnummer vermeld en
-seksafspraken voor die [benadeelde partij 1] heeft gemaakt waarna zij zich prostitueerde in zijn, verdachtes, woning en
-heeft bepaald welke seksuele handelingen zij diende te verrichten en
-tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd dat ze ook anale seks met klanten moest hebben en
-condooms voor die [benadeelde partij 1] heeft gekocht en tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd dat ze ook seks zonder condoom moest hebben en
-de prijzen van de door haar verrichte seksuele handelingen heeft bepaald en
-telkens het door die [benadeelde partij 1] in de prostitutie verdiende geld aan zich heeft laten afstaan en
-die [benadeelde partij 1] meermalen, heeft bedreigd en geslagen en
-met de achterkant van een mes op de vingers van die [benadeelde partij 1] heeft geslagen en
-die [benadeelde partij 1] heeft vastgebonden/laten vastbinden en/of met benzine heeft overgoten/laten overgieten en/of waarbij hij, verdachte, vervolgens met een aansteker naast die [benadeelde partij 1] is gaan staan en
-die [benadeelde partij 1] telkens heeft gecontroleerd/laten controleren en
-tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd "als ze aangifte zou doen hij haar familie wat zou aandoen" en
-die [benadeelde partij 1] iedere dag heeft laten werken en
-een kasboek van de verdiensten van die [benadeelde partij 1] heeft laten bijhouden en
-de ID, bankpas, taxipas, zorgpas en/of telefoon van die [benadeelde partij 1] heeft afgenomen en
-tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd dat ze van de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden haar rijbewijs zou kunnen betalen en
-die [benadeelde partij 1] alleen onder begeleiding die woning liet verlaten en
-heeft gedreigd met geweld als die [benadeelde partij 1] wilde stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en
-de deur van de badkamer heeft ingetrapt waar die [benadeelde partij 1] zich schuil hield,
zulks terwijl die [benadeelde partij 1] licht verstandelijk beperkt is en zich niet aan de invloedssfeer van verdachte durfde te onttrekken en zich hier niet tegen kon verzetten;
2.
hij in de periode van 1 februari 2020 tot en met 6 maart 2020 te Assen,
A) een ander, te weten [benadeelde partij 2] , telkens door geweld of andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheden, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van criminele uitbuiting van die [benadeelde partij 2] (sub 1°) en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten
(sub 4°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de criminele uitbuiting van die [benadeelde partij 2] , (sub 6°), bestaande hierin dat verdachte,
-die [benadeelde partij 2] heeft opgenomen in zijn woning en
-tegen die [benadeelde partij 2] en zijn vriendin heeft gezegd dat ze schulden hadden bij hem in verband met drugs en heeft bewerkstelligd dat die [benadeelde partij 2] de schuld van zijn vriendin, aan verdachte, heeft overgenomen en
-die [benadeelde partij 2] telkens voorzien heeft van drugs die betaald moest worden en
-een onkostenberekening heeft gemaakt voor die [benadeelde partij 2] en zijn vriendin die betaald moest worden en
-de telefoon en de bankpas van die [benadeelde partij 2] heeft ingenomen en
-de vriendin van die [benadeelde partij 2] op een stoel heeft gezet en tegen haar heeft gezegd: "Nu ga je slapen" en die [benadeelde partij 2] vervolgens een (slagers) mes heeft gegeven en gezegd dat "hij het moest doen, en dat hij tot 10.00 uur de volgende dag had om geld te regelen en
-de vriendin van die [benadeelde partij 2] met een mes op de vingers heeft geslagen waarbij die [benadeelde partij 2] de arm van die vriendin moest vasthouden en waarbij verdachte zei "het zijn haar vingers of die van jou" en
-aan die [benadeelde partij 2] heeft voorgesteld iemand bij een pinautomaat te beroven en
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat "mensen afmaken zijn grootste hobby is" en
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat er jongens spul kwamen brengen dat betaald moest worden en als dat niet zou lukken had die [benadeelde partij 2] een probleem, en
-een mes op het hoofd van die [benadeelde partij 2] heeft gezet en een boormachine en een ijzerzaag klaargelegd en die [benadeelde partij 2] , terwijl hij vastgebonden zat, tegen het hoofd heeft gestompt en geslagen met een stuk hout en
-die [benadeelde partij 2] meermalen (met gebalde vuisten) in het gezicht heeft geslagen en
-de vriendin van [benadeelde partij 2] heeft overgoten met benzine en/of
-die [benadeelde partij 2] heeft overgoten met een brandbare vloeistof en
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat zijn auto kapot was en dat hij voor geld moest zorgen en met een koevoet heeft gedreigd en
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd "als je niet snel met veel geld komt heb je een probleem" en
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd kom thuis met geld, goud, spullen interesseert mij niet wat en
-die [benadeelde partij 2] heeft afgezet met de auto en heeft gezegd je ziet maar hoe je thuis komt, kijk maar om je heen er is genoeg te halen en
-die [benadeelde partij 2] instructies heeft gegeven hoe hij bij de [bedrijf 1] moest komen en waar hij naar binnen en weer naar buiten moest gaan en
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd: "je moet niet denken dat je hier elke avond met lege handjes kan thuis komen" en
-tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd "als hij zou vluchten hij hem bij het station al weer had opgepakt" en
-het geld en de gestolen goederen telkens aan zich heeft laten afstaan en instructies heeft gegeven waar die goederen moesten worden afgeleverd en
-die [benadeelde partij 2] in de gaten heeft laten houden en laten volgen,
waarbij die uitbuiting en uitbuitingssituatie hierin bestonden dat verdachte die [benadeelde partij 2] ertoe heeft verplicht overvallen (onder meer op twee supermarkten en een snackbar) en meermalen woninginbraken te plegen, terwijl die [benadeelde partij 2] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was omdat,
-hij verslaafd aan harddrugs was en
-geen zelfstandige huisvesting had en
-psychische problemen had en
-schulden en financiële problemen had,
zulks terwijl die [benadeelde partij 2] zich niet kon onttrekken aan het psychische overwicht dat verdachte op die [benadeelde partij 2] had en zich hier niet tegen durfde te verzetten;
3.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 mei 2020 te Assen en elders in Nederland, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en vervoerd, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in de periode van 1 februari 2020 tot en met 20 maart 2020 te Assen, [benadeelde partij 2] meermalen heeft mishandeld door die [benadeelde partij 2] ,
-tegen het hoofd te stompen en met een stuk hout te slaan en
-in het gezicht te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. mensenhandel;
2 en 4. de eendaadse samenloop van
mensenhandel
en
mishandeling, meermalen gepleegd;
3. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op haar standpunt ten aanzien van de bewijsvraag, primair om opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht. Subsidiair heeft zij verzocht om bij een eventuele strafoplegging onder meer rekening te houden met de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapportages.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de rapportages die over hem zijn opgemaakt en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel en mishandeling. Hij heeft daarbij gedurende een periode van ruim een maand twee kwetsbare, aan drugs verslaafde,
slachtoffers op grove en gewelddadige wijze uitgebuit als bewezenverklaard en heeft daarbij een ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit.
Dat de situatie van beide slachtoffers zorgelijk was door hun verslavings- en psychiatrische problematiek heeft verdachte niet van zijn handelen weerhouden. Uit zijn gedragingen blijkt dat verdachte slechts was gedreven door zijn eigen financiële gewin en dat hij door zijn handelingen de slachtoffers alleen maar meer ellende heeft bezorgd.
De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verkopen en vervoeren van cocaïne. Het is algemeen bekend dat (hard)drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage van 12 februari 2021, opgemaakt door C.A.J. Veldman, psychiater, en de psychologische onderzoeksrapportage van 16 februari 2021, opgemaakt door N. Märker, GZ-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische (en volgens de psycholoog ook borderline) trekken. Verder kampt hij met verslavingsproblematiek en heeft hij na een motorongeluk een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag ontwikkeld. Deze stoornissen bestonden allemaal ten tijde van het ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. Zo is verdachte vanuit een instabiele emotionele toestand gekomen tot agressie met bedreiging van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en slaan van [benadeelde partij 2] .
De rapporteurs adviseren om verdachte ten aanzien van de feiten die hij bekent verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Voor de feiten die door verdachte worden ontkend, hebben de rapporteurs geen doorwerking van de toerekenbaarheid kunnen onderzoeken.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over. Nu uit de rapportages is gebleken dat de stoornissen en verslavingsproblematiek de gedraging van verdachte jegens de slachtoffers wel heeft beïnvloed, zal de rechtbank verdachte, in zijn voordeel, ten aanzien van al het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar achten.
Nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, acht de rechtbank verdachte strafbaar.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
De rechtbank houdt verder rekening met het reclasseringsrapport van 1 april 2021 dat is opgemaakt door de VNN.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en ziet in dit verband voornamelijk risico’s in het middelengebruik van verdachte, zijn gebrekkige copingvaardigheden
en het gebrek aan een goede daginvulling. Ter vermindering van het recidiverisico adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf, onder oplegging van bijzondere voorwaarden, die samengevat inhouden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de
behandeling en met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname;
- drugsverbod;
- alcoholverbod;
- contactverbod.
De rechtbank zal het advies van de reclassering overnemen en zal aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen en zal daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, nu een dergelijke interventie in de toekomst, niet zonder tussenkomst van een rechter kan worden uitgevoerd. De meldplicht zal, gelet op de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, evenmin worden opgenomen.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot een groter voorwaardelijk strafdeel dan gevorderd door de officier van justitie.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, zal niet tot opheffing van de voorlopige hechtenis worden overgegaan, waar de raadsvrouw om heeft verzocht.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 6.656,65 ter vergoeding van materiële schade
€ 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en € 25,00 ter vergoeding van proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 3.721,60 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] , onder vergoeding van de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 185,00 ter vergoeding van materiële schade (te weten voor wat betreft de kosten telefoon en proceskosten) en een bedrag van
€ 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, onder vergoeding van de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank dient de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gelet op haar standpunt ten aanzien van de bewijsvraag primair geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] .
Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] aangevoerd dat deze niet met bewijsstukken is onderbouwd. Vanwege dit gebrek aan onderbouwing en het al bestaan van psychische aandoeningen bij [benadeelde partij 1] voordat zij in contact kwam met verdachte, zijn de psychische gevolgen die het feit op [benadeelde partij 1] hebben gehad niet vast te stellen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2] - samengevat - aangevoerd dat de gestelde schade voor wat betreft het materiële deel niet in rechtstreeks verband staat met het feit, indien bewezen, dan wel onvoldoende is onderbouwd. De immateriële schade die [benadeelde partij 2] stelt te hebben geleden is niet onderbouwd en er is geen rekening gehouden met de eigen rol die hij zelf in het geheel heeft gespeeld.
Oordeel van de rechtbank
De vordering van [benadeelde partij 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank is echter van oordeel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden en zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2500,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 maart 2020, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vordering van [benadeelde partij 2]
Namens de benadeelde partij heeft mr. P.P.E. Buchele, advocaat, ter terechtzitting primair de algehele toewijzing van de vordering bepleit. Subsidiair heeft de advocaat verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen op grond van de eigen schuld regeling van artikel 6:101 BW. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019 [17] , heeft de advocaat de rechtbank verzocht om niet over te gaan tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering wegens een onevenredige belasting van het strafgeding. Verder heeft de advocaat als toelichting op de gestelde materiële schade gesteld dat vergoeding van het gestolen gereedschap en de verduistering ervan voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De gestelde schade is onvoldoende onderbouwd en niet eenvoudig is vast te stellen in hoeverre de schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden in zijn eigen strafzaak, kan worden toegerekend aan verdachte. Ook voor toewijzing van de vordering tot een gematigd bedrag acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd.
Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering van [benadeelde partij 3]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 273f en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich zal laten behandelen de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zich zal zich houden zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde zal worden gecontroleerd;
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde zal worden gecontroleerd;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers in deze zaak, te weten, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , zonder toestemming van de reclassering vooraf.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.500,00(zegge: vijfentwintighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2020.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van € 2.500,00 (zegge: vijfentwintighonderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2020. Dit bedrag bestaat uit € 2.500,00 aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 35 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 5:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2021.
Mr. Dölle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

BEWIJSMIDDELEN

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 maart 2020, opgenomen op pagina 431 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC20006-UMBOI, d.d. 6 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
(p. 435) Ik heb een relatie met [benadeelde partij 2] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde partij 2] ) op dit moment. Ik ben verslaafd aan cocaïne.
V: Wat is je woonadres?
A: [straatnaam] in Nieuw-Buinen
V: Waar verblijf je de laatste tijd?
A: In Assen bij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) aan de [straatnaam] . Ik zit daar al vier weken. Ik wil wel graag naar huis, maar ben ik erg bang.
(p. 436) A: Ik ken [verdachte] nu vier weken. lk moest van [verdachte] seks hebben met andere mannen voor geld. Dat heeft ongeveer 3 weken geduurd. Ik kreeg het geld niet. Daar werd cocaïne van gekocht. Ik heb die drie weken dagelijks twee a drie keer seks gehad met mannen.
V: Hoe kwamen die mannen dan bij jou terecht?
A: Ik hoorde dan via [verdachte] dat er man was die seks. Die man kwam dan in de woning. Ze moesten vooraf betalen aan [verdachte] . Ik ging dan met die man mee naar de zolder en dan hadden we daar seks en dan ging die man weer weg. De mannen betaalden 80 euro voor een half uurtje en 130 voor een uurtje. Ik stond onder verschillende namen op speurders, namelijk onder de naam [naam 1] en [naam 2] . Ik stond voor die tijd niet op de speurders.
A: Ik vond dit natuurlijk niet leuk, maar ik had geen keus. Anders werd ik in elkaar geslagen. Ik wilde naar huis en had me opgesloten in de douche. Toen heeft [verdachte] de douchedeur eruit geslagen. [verdachte] wilde een keer seks met mij en heeft mij toen opgehaald. [benadeelde partij 2] zat toen nog in Nieuw-Buinen. Ik ben toen met [verdachte] meegegaan naar Assen en mocht daar niet meer weg. Ik heb toen stiekem op de wc gebeld met [benadeelde partij 2] . [benadeelde partij 2] is toen naar Assen gekomen bij [verdachte] . [benadeelde partij 2] heeft zijn telefoon afgegeven en zijn pinpas. [verdachte] vroeg daarom want dan konden ze veel geld verdienen. Dat is ongeveer twee maanden geleden. Ik ken [benadeelde partij 2] vanaf december 2016. Ik heb hem leren kennen bij de GGZ in Assen. Wij waren allebei opgenomen.
(p. 437) A: [verdachte] zegt dat we 2900 euro aan [verdachte] moesten betalen voor de coke. [verdachte] zegt dat zij dat allemaal opgerookt hebben, maar ik kan mij dat niet voorstellen. Daarom moest [benadeelde partij 2] de overval plegen. [verdachte] had [benadeelde partij 2] al bijna doodgeslagen. Ik hoorde toen dat er beneden beste klappen vielen, dat de tafel aan de kant werd geschoven en dat er iemand viel en ik hoorde [benadeelde partij 2] zeggen: “Ik ga wel naar [bedrijf 2] en ik ga daar wel een overval plegen zodat jij het geld krijgt". Ik hoorde [verdachte] zeggen dat [benadeelde partij 2] het geld maar moest regelen.
V: Hoe lang verbleef [benadeelde partij 2] in de [straatnaam] ?
A: Ook 4 weken. Hij was er even iets eerder dan dat ik er was. Hij belde mij toen op en vroeg of ik ook wilde komen
.Toen hebben ze mij in de seksbusiness gestopt. Ik moest er wel voor werken door seks te hebben met verschillende mannen, maar de verdiensten kreeg [verdachte] . Ik kreeg er cocaïne voor.
(p. 438) A: Er zit nu iemand vast terwijl dit eigenlijk de schuld van [verdachte] is. [benadeelde partij 2] had eigenlijk geen keus. [verdachte] had hem anders doodgeslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 maart 2020, opgenomen op pagina 424 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
(p. 427) A: Ik heb afzonderlijk van [verdachte] cocaïne gehad met de bedoeling dat hij daarvoor seks met mij voor terug kreeg als tegenprestatie. Maar dat is niet gebeurd. lk hoorde dat [verdachte] zei dat ik maar een keer met hem mee moest naar zijn huis in Assen aan de [straatnaam] .
V: Met wat voor bedoeling?
A: Om de pinpas van [benadeelde partij 2] . [verdachte] kon dan zorgen dat met die pinpas geld verdiend werd. Dat [benadeelde partij 2] geld kreeg. Echter [benadeelde partij 2] kreeg geen geld maar was wel zijn pinpas aan [verdachte] kwijt en ook zijn telefoon want daar stonden alle gegevens van de ING-bank en zijn g-mail account in. [benadeelde partij 2] vroeg een nieuwe pinpas en die werd verstrekt door de ING maar die heeft [verdachte] nu ook en ook het rijbewijs van [benadeelde partij 2] . Ja dat pakt [verdachte] gewoon af. In elk geval mijn spullen, de ING-pas, mijn ID-kaart, mijn zorgpas, taxipas en mijn telefoon. Ik vroeg [verdachte] waar het bleven was. Ik hoorde dat [verdachte] zei: ”Die heb ik. Die liggen in de kluis!”
(p. 428) A: Ik wachtte dat de douchedeur door hem opengebroken was. Ik heb toen klappen gekregen van [verdachte] . Op mijn gezicht, in mijn buik, Hij gaf mij een beste stomp op mijn gezicht. Ik voelde angst. Ik heb daar in Assen wel 4 of 5 week in de prostitutie heb gezeten. Ik wilde dat niet en eerder naar huis maar werd gewoon gedwongen.
V: Kan je verklaren hoe je op de site speurders terecht bent gekomen en wie nam het initiatief tot prostitutie.
A: [verdachte] nam het initiatief. Er moest geld komen voor cocaïne
(p. 430) V: Heeft [verdachte] wel foto's van jou genomen?
A: Ja met zwarte bh grijs ondergoed met roze lintje. Die staan op de site Speurders.
A: [verdachte] en [benadeelde partij 2] hebben zoveel foto's gemaakt. [benadeelde partij 2] moest de foto's maken. Ik had geen telefoon want [verdachte] had mijn telefoon. Ik weet wel dat de naam [naam 1] en [naam 2] in de advertentie gebruikt werd want dat hoorde ik van [verdachte] .
V: Hoe ging dat met het maken van afspraken wanneer er op de advertentie werd gereageerd?
A: Ja dan kwam een klant die op de parkeerplaats in de buurt van de woning van [verdachte] parkeerde. Ik moest dan naar de klant om die lopend op te halen. [benadeelde partij 2] ging mee en bleef/was in de buurt.
V:Waarom was hij mee?
A: Moest van [verdachte] . Ik mocht niet alleen.
V: Wie nam de afspraak aan?
A: Ik denk [verdachte] . Ik heb nooit een telefoon gehoord, of zo.
V: Hoeveel klanten had je per dag?
(p. 431) A: Gemiddeld 3 ook wel eens meer. Ik heb een goeie dag gehad van 700 Euro. Dat geld ging allemaal naar [verdachte] toe? Ik zag dat [benadeelde partij 2] het van klanten in ontvangst nam en daarna het geld aan [verdachte] gaf.
V: Wie bepaalt wat er tussen jou en de klant gebeurt?
A: Dat regelden zij, [verdachte] en [benadeelde partij 2] . Want ik weigerde anaal maar [verdachte] gebood mij dat ik wel anaal seks moest hebben.
V: Heb je ook vaginaal contact zonder condoom gehad of dat er op andere wijze bijvoorbeeld pijpen zonder condoom is gebeurd.
A: Ja zowel vaginaal als bij het pijpen. Ik wilde dat natuurlijk niet. Ik had geen keus. Anders werd ik weer gewelddadig aangepakt.
V: Hoe vaak ben je geslagen?
(p. 423) A: Die keer in de douche en die keer met de botte kant van het mes dat ik geslagen ben op de vingers. Ik zag dat [verdachte] terpentine over [benadeelde partij 2] gooide. Ik kreeg toen van [verdachte] een brandende sigaret en moest ik oproken en daar zat ongeveer twee meter of anderhalve meter tussen mij en [benadeelde partij 2] . [verdachte] stond zelf met een aansteker bij [benadeelde partij 2] . Ik dacht dat hij [benadeelde partij 2] dood wilde maken. Ik moest [benadeelde partij 2] een andere keer bij [verdachte] in de woning op een stoel vastbinden, omdat volgens [verdachte] ik voor 250 euro aan cocaïne van [verdachte] had gepakt. Ik heb [benadeelde partij 2] toen vast moeten binden en toen heeft [verdachte] een boormachine, een mes, een zaag, klaar gelegd. Hij heeft toen [benadeelde partij 2] een beste klap in zijn gezicht gegeven. Toen moest ik op die stoel en toen heeft zich dat met het mes en benzine voor gedaan waar ik al over heb verklaard op 12 maart 2020.
V: Die overvallen door [benadeelde partij 2] hoe zit dat?
A: Dat moest van [verdachte] , omdat [verdachte] geld van [benadeelde partij 2] wilde hebben en anders maakte hij hem dood.
A: ik heb zelf gehoord uit de mond van [benadeelde partij 2] , kort vooraf aan het moment dat [benadeelde partij 2] naar [bedrijf 2] ging toen tegen [verdachte] zei: “Ik ga naar [bedrijf 2] ”. Vooraf werd [benadeelde partij 2] door [verdachte] geslagen en dat slaan heb ik gehoord toen ik boven onder de douche stond. Ter controle is een andere lange jongen door [verdachte] achter [benadeelde partij 2] aangestuurd om te controleren.
(p. 433) A: Ik mocht van [verdachte] geen contact meer met [benadeelde partij 2] en familie hebben. Ik moest de hele dag bij [verdachte] blijven. Ik mocht de woning alleen onder begeleiding verlaten en dat gebeurde dan door [verdachte] , door [benadeelde partij 2] , of [naam 3] en 1x door een [naam 4] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 9 april 2020, opgenomen op pagina 440 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
(p. 447) V:Wat voor regels heeft [verdachte] jou genoemd?
A: Dat klanten moesten vooraf betalen aan [benadeelde partij 2] of [verdachte] en dat ik dan naar boven moest met een klant. Toen hij mij in de brand wilde steken zei hij dat hij iemand geregeld had die benzine kwam brengen Dat er een organisatie achter zat had hij het over en dat hij zo aan die benzine kwam.
(p. 448) A: Ze hebben me overgoten en toen stonden ze met een aansteker bij mij. Toen moest [benadeelde partij 2] mij in de brand steken. Maar ja op een gegeven moment ik weet niet hoe het ging zeiden ze dat het niet hoefde omdat ik zo huilde en in paniek was.
(p. 449) V: Die benzine die is over je heen gegoten. Hoe weet je of dat benzine was?
A: Omdat ik dat rook en ik weet wel wat de geur van benzine is.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 21 april 2020, opgenomen op pagina 453 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
(p. 456) A: [verdachte] heeft twee stoelen naast elkaar neergezet. Eentje voor [benadeelde partij 2] en 1 voor mij. Ik moest [benadeelde partij 2] vastbinden op een stoel. Hij had daar allemaal messen daar neergelegd, een zaag, een boormachine volgens mij. Hij wilde [benadeelde partij 2] wat aan doen maar dat heeft hij niet gedaan en toen moest ik daar gaan zitten.
(p. 458) A: Ik moest elke dag voor hem werken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2020, opgenomen op pagina 416 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Ik wil aangifte doen van mishandeling, bedreiging, afpersing, verduistering van bankpas, rijbewijs en telefoon, oplichting en criminele uitbuiting tegen [verdachte] . Voor de inhoud van mijn aangifte verwijs ik naar mijn verdachtenverklaringen in de onderzoeken Umboi en Gillet.
6. Een verklaring van [benadeelde partij 2] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 19 januari 2021:
In mijn ogen pakte [verdachte] het heel geraffineerd aan, heel systematisch. Die eerste week gaf hij [benadeelde partij 1] al krediet, zodat ze in de min stond.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 6 maart 2020, opgenomen op pagina 309 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2]
(afgelegd als verdachte in de onderzoeken Umboi en Gillet):
(p. 310) Ik sta ingeschreven in de [straatnaam] bij de GGZ, maar daar woon ik niet. Ik heb daar [benadeelde partij 1] ontmoet. [verdachte] kent [benadeelde partij 1] ongeveer 2 maanden. Nadat ik bij [benadeelde partij 1] weg moest en ik bij [verdachte] was, kwam hij op het idee om [benadeelde partij 1] hier ook heen te halen en haar te gebruiken. Het was goede business. Het geld wat de mannen voor de seks betaalden werd bij [verdachte] ingeleverd en wij kregen dan crack van hem. Ik moest in deze tijd ook mijn telefoon inleveren bij [verdachte] . [benadeelde partij 1] had ook een telefoon, die is ook bij [verdachte] ingeleverd. [benadeelde partij 1] had in eerste instantie voor 70 euro seks met een klant, maar [verdachte] dacht dat dit wel voor meer zou kunnen; 40 euro voor een snelle wip, 80 euro voor een half uur en 130 voor een uur. [benadeelde partij 1] moest het geld bij [verdachte] inleveren. Ze kon dan wel onbeperkt drugs gebruiken. Als [benadeelde partij 1] niet wilde, dan was dat geen optie. Zij MOEST. Als ze wegwilde dan werd ze tegengehouden. Zowel psychisch als fysiek. Op een keer heeft ze aan de dope van [verdachte] gezeten en toen is hij zo gigantisch kwaad geworden dat zij zich heeft opgesloten in de douche omdat ze bang was. Hij heeft toen de hele deur eruit getrapt.
(p. 311) Ik ben en was zelf ook bang voor [verdachte] , hij vertelde ook dat er nog iemand achter zat, en dan bedoel ik een organisatie. Dit gaat nu zo’n drie weken aan. Het is meteen begonnen toen [benadeelde partij 1] daar kwam. [benadeelde partij 1] heeft meerdere keren aan mij aangegeven dat zij doodsbang is. Zij mag niet weg van [verdachte] .
[benadeelde partij 1] had voor 250 euro aan crack van hem gepakt. Dat was toen ook de aanleiding van hem om haar met dat mes te slaan. Ik heb toen gezegd dat ik wel zou zorgen dat dat geld bij [verdachte] terug kwam. Ik moest van [verdachte] [benadeelde partij 1] de strot doorsnijden. [verdachte] heeft [benadeelde partij 1] op een stoel gezet en hij gaf mij het mes en zei dat ik haar de strot moest doorsnijden. Dat was ongeveer 2 weken geleden ook de reden dat ik die overval op [bedrijf 2] heb gepleegd. Om de boel in orde te brengen heb ik toen het idee gehad om een overval te plegen. In het verleden heb ik mijn bankpas ook aan [verdachte] gegeven. lk had daar de beschikking dus niet over. Ik had dus geen geld voorhanden.
(p. 312) Toen ik weer bij [verdachte] kwam heb ik hem dat geld gegeven toen was alles weer goed. Het is ongeveer 2 weken geleden.
In de afgelopen twee weken moest ik de klanten van [benadeelde partij 1] ontvangen en ik moest in een boekje alles bijhouden.
Hij kwam met een grote koevoet aanlopen en zei dat hij me in elkaar zou slaan. Ik moest weer naar [bedrijf 2] gaan en daar geld gaan halen. Het ging om een bedrag van 1200 euro. [verdachte] had een bepaalde rekening gemaakt van onkosten van [benadeelde partij 1] en mij. Dat ging bv om eten, drinken, verblijf, shag e.d. Wij hebben zelf ook geen cent in handen gehad. Wij moesten alles inleveren bij [verdachte] . Ook werd er dope gebracht. Dus daar was het geld ook voor. [verdachte] zei ook tegen mij dat als ik geen 1200 euro bij [bedrijf 2] kon krijgen, ik nog maar een andere winkel moest pakken.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 maart 2020, opgenomen op pagina 318 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
(p. 321) A: Ik heb zo veel angst gehad. Ik heb veel tegen mijn zin moeten doen.
V: Hoe gebeurde de eerste overval van 27 januari 2020?
A: We zaten in de woning van [verdachte] . [benadeelde partij 1] had crack gebruikt en daardoor houdt ze zichzelf niet in de hand en dan weet ze niet wat ze doet. [verdachte] had een cocktail glaasje met crack voor zichzelf. [benadeelde partij 1] had voor zo'n 250 euro crack uit het glaasje van [verdachte] gepakt [verdachte] werd daar heel erg kwaad over. Daardoor kwamen [benadeelde partij 1] en ik in de schulden te staan bij [verdachte] . Dat was op een avond. [benadeelde partij 1] gaf als argument dat als ze thuis in Nieuw Buinen was, mannen verwende dan kon ze haar eigen geld behouden. [verdachte] wilde nu het geld van [benadeelde partij 1] wat ze verdiende. Deze avond was het een komen en gaan van seksklanten en drugsgebruikers.
Ik zag dat [verdachte] [benadeelde partij 1] op een stoel zette. Ik hoorde dat [verdachte] zei: ”Nou ga je slapen”. [verdachte] had daarbij een slagersmes gepakt. Toen zei [verdachte] dat ik het maar moest doen en hij gaf mij het mes. Ik vroeg [verdachte] of we het niet anders konden oplossen. [verdachte] gaf mij toen een ultimatum. Dat was dat ik voor 10.00 uur de volgende dag het geld moest ophoesten. Het ging om een bedrag van 250 Euro. Ik heb toen zelf bedacht dat ik naar [bedrijf 2] zou gaan. Ik hoorde dat [verdachte] zei: ‘Het maakt me niet hoe je het doet, als je er maar voor zorgt dat het geld er is”. Hij deed ook een voorstel om iemand bij een pinautomaat te beroven.
A: Hij wilde de vingers van [benadeelde partij 1] er afslaan voor het stelen van de crack. Hij sloeg met de achterzijde van het slagersmes op de vingers van [benadeelde partij 1] en dat bloedde gelijk heel erg. [benadeelde partij 1] zat bij de tafel en toen moest ik de arm van [benadeelde partij 1] vast houden Dat wilde ik eerst niet. Ik hoorde dat [verdachte] zei: “Het zijn jouw vingers of haar vingers".
(p. 322) V: Je hebt dus toen zelf besloten om [bedrijf 2] in Baggelhuizen te gaan beroven?
A: Ja, dat klopt.
A: Ik vertelde dat het gelukt was en ik heb al het geld van [bedrijf 2] uit mijn broekzak gehaald en bij [verdachte] in de hand gedrukt.
(p. 323) A: [benadeelde partij 1] beseft niet echt allemaal wat er gebeurd. Haar psyche en haar drugsgebruik maken dat ze het allemaal niet meer door heeft.
V: Wie maakte de afspraken met de klanten voor [benadeelde partij 1] ?
A: Toen [benadeelde partij 1] bij [verdachte] kwam, maakte [verdachte] de afspraken.
V: Hoe komt het dat [benadeelde partij 1] het geld wat ze verdient had bij [verdachte] inleverde?
A: [verdachte] zei dat hij had geïnvesteerd in een site en er moest een fotograaf komen voor foto’s en hij had een secretaresse die de telefoontjes aan moest nemen.
(p. 324) Hij gaf ons eerst gratis coke en dan daarna stond je bij [verdachte] in het krijt en dan ben je afhankelijk van [verdachte] .
A: Ik moest mijn telefoon inleveren omdat ik op deze telefoon een pincode ontvang om geld te kunnen opnemen. Mijn pincode heb ik ook afgegeven aan [verdachte] en dan kan [verdachte] via mijn telefoon ook mijn Tancode ontvangen.
V: Je verklaarde ook dat je in het verleden je bankpas aan [verdachte] moest geven. Hoe is dat gegaan?
A: We zaten in geldproblemen, ook bij dealers. Hierop heb ik mijn bankpas en mijn rekening aan [verdachte] ter beschikking gesteld om daar geld op de storten en het er vervolgens weer af te halen.
V: Weet [verdachte] de pincode van deze bankpas’?
A: Ja, hij weet alles.
V: Je verklaarde dat als [benadeelde partij 1] niet wilde ze moest van [verdachte] . Dat ze dan werd tegen gehouden psychisch en fysiek. Wat bedoel je met psychisch?
A: Door middel van dreigementen. Zo dreigde [verdachte] met geweld dat ze niet eens Nieuw Buinen zou halen. [verdachte] zei ook dat zijn grootste hobby mensen afmaken is. [verdachte] vroeg dan of ze zich kon voorstellen als je met een boormachine in een knieschijf zat te boren.
(p. 325) V: Wat bedoel je met fysiek?
A: iemand met een mes prikken. iemand met een slagersmes slaan. Ik heb zelf gezien dat [verdachte] iemand met diesel heeft overgoten. Dat deed hij bij [benadeelde partij 1] . lk heb een keer thinner over me heen gehad. Die broek en die blouse zaten er toen onder.
V: Waarom zei [verdachte] dat jij voor geld moest zorgen en dreigde daarbij met een koevoet
A: Dat was een zwarte koevoet van 1.50 meter lang.
(p. 362) A: Ik heb meerdere overvallen en inbraken gepleegd. Daar was nog 1 overval op de patatzaak [bedrijf 1] in Assen. Daarnaast heb ik in Assen inbraken gepleegd.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 maart 2020, opgenomen op pagina 328 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
(p. 331) A: In de woning van [verdachte] heeft [verdachte] mij letterlijk voorgekauwd hoe ik bij [bedrijf 1] moest komen en wat ik daar moest gaan doen. Tevens hoe ik daar weg moest komen.
V: Wat gebeurde er daarna?
A: Ik moest van [verdachte] met de mini daar naar toe, [verdachte] had opgezocht hoe laat [bedrijf 1] sloot en vertelde mij dat ik op moest schieten omdat het tegen de sluitingstijd van [bedrijf 1] aan liep. Ik heb toen zo snel mogelijk de kassalade gepakt en ik ben er zo snel mogelijk vandoor gegaan.
(p. 332) A: [verdachte] had van boven af de keukenkastjes uit de keuken een stok gepakt. Dat is een stok van dertig à veertig centimeter lang. Daarmee sloeg [verdachte] mij op mijn hoofd en op mijn knieën.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 maart 2020, opgenomen op pagina 337 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
(p. 338) O: We willen je ook gaan horen omtrent één van de inbraken waarover je gisteren hebt verklaard. Je verklaarde dat je bij de inbraak onder andere een gele "De Walt” afkortzaag hebt weggenomen.
V: Waar stond die woning waar je deze hebt weggenomen?
A: Aan de Vaart.
V: Wanneer heb je daar ingebroken en hoe laat was dat?
A: Dat was kort na de overval op [bedrijf 1] . Maandag 2 maart of dinsdag 3 maart.
A: Ik heb het gedaan om [benadeelde partij 1] te beschermen.
(p. 339) V: Waar heb je deze weggenomen goederen heen gebracht?
A: Ik heb deze gereedschappen eerst naar de woning van de woning van [verdachte] gebracht. Daarna hoorde ik van [verdachte] dat ik deze gestolen gereedschappen naar de schuur van [getuige 7] moest brengen. Ik kreeg de sleutels van deze woning van [verdachte] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 juni 2020, opgenomen op pagina 342 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
(p. 351) A: Zolang ik loyaal naar hem ben kwam het allemaal wel goed. Dan kwam er ineens een 180 switch en die zag ik ook nooit aan komen. Dan moest er in 1 keer geld en heel snel en niet zo staan te treuzelen op staan en gelijk, niet morgen of straks. Hij zij dan dat er jongens onderweg waren met spul en dat moest betaald worden en als dat niet gebeurde had [verdachte] een probleem maar ik nog een groter probleem. Ik stond dan onder een gigantische druk.
V: Problemen wat voor problemen had jij dan?
(p. 352) A: Dan zal het wel uitdraaien op geweld want geld valt er bij mij niet te halen. En dat geld wat ik had, heb ik afgedragen aan hem.
V: Hoe liet [verdachte] dit merken, dit geweld naar jou toe?
A: Haast fluitend. Gordijnen gingen dicht, hij boezemde op dat moment al zoveel angst in. Hij bleef heel rustig, hij legde dan een boormachine, ijzerzaag, een mes er gaat wat gebeuren met jou. Hij zei dan waar is mijn boortje 8. [verdachte] heeft mij een klein mesje op mijn hoofd gezet en mij daarmee geprikt Hij stompte mij op mijn hoofd en sloeg mij met een rond stuk hout. [benadeelde partij 1] moest mij vastbinden met mijn handen achter de stoel en vervolgens sloeg [verdachte] mij met zijn vuist vol in mijn gezicht.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 9 juni 2020, opgenomen op pagina 359 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
(p. 362) V: Wat is er verder met die pas en telefoon gebeurd?
A: Die zijn nooit meer terug gekomen.
V: Hoe kwam je dan nu bij je bankrekening?
A: Niet
(p. 366) A: [verdachte] zou zorgen voor een professionele aanpak van het hele prostitutie gebeuren. Ze zou op een site komen, condooms, kinky.nl en nog een site. Professionele foto’s zouden er op komen. Goede condooms, glijmiddel, goede kleding, verzorgingsproducten voor [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] zou goed verzorgd worden, nagels en zo, de kapper en dat is ook gebeurd. Die taakverdeling is gelijk in het begin ontstaan. Ik heb haar begeleid naar klanten toe. [verdachte] vertelde dat er een grijze auto bij de school stond en dan begeleidde ik haar naar die grijze auto en dan liepen we met de klant terug naar de woning en bleef ik beneden en [benadeelde partij 1] met de klant naar boven.
(p. 367) A: Ik heb wel handelingen uitgevoerd, geld aangepakt, ik heb mij wel schuldig gemaakt aan de prostitutie. Maar ik had geen sturende rol, maar een uitvoerende rol. Ik deed alles wat er van mij werd gevraagd
(p. 368) V: Wat werd jou beloofd?
A: Heel veel. [verdachte] had een hele mooie Mercedes met misschien wel een waarde van 80.000 - 90.000 euro. [verdachte] vertelde mij dat hij dit geld zo bij elkaar had verdiend en dat ik dat ook kon, zolang ik zijn rechterhand was. En ik geloofde daarin.
A: Ik zou hem helpen met klusjes en de drugshandel.
V: En hoe zit dat met [benadeelde partij 1] ?
A: [verdachte] zou bemiddelen naar die dealers toe, waar zij schulden bij had.
V: Maar wat moest [benadeelde partij 1] daar dan voor terug doen?
A: het enige wat zij moest doen is klanten ontvangen en seks mee hebben.
(p. 373) V: Wie heeft deze advertentie aangemaakt / geplaatst.
A: [verdachte] had een IT-er zoals hij vertelde.
(p. 374) A: er is overleg geweest over dat zij fooi moest vragen, ook voor extra handelingen, anaal enzo, pijpen en seks zonder condoom. Dit werd besproken waar ik bij was en opgelegd aan [benadeelde partij 1] . Zij heeft zelfs aangegeven dat zij dat niet wou en anaal niet wilde.
V: Werd je blij van de opbrengsten van [benadeelde partij 1] in Assen?
A: Nee, omdat ik al langzaam begon te snappen dat we vies in de tang zaten. Na de eerste overval op [bedrijf 2] begon hij mij ook af te persen met mijn kleding die ik bij de overval gebruikt had. Dan zou [verdachte] naar de politie gaan met mijn kleding.
(p. 376) V: Wie heeft deze prijzen vastgesteld.
A: [verdachte]
(p. 377) V: Als ze wilde stoppen kon dat dan ook?
A: Nee er werd dan gedreigd met geweld en er is ook meerdere malen geweld gebruikt.
V: Heeft ze ook aangegeven dat ze wilde stoppen?
A: Ja openlijk naar [verdachte] toe en ook naar mij. Ik wil hier weg ik wil naar Nieuw Buinen.
V: Behoorde anale seks ook tot de mogelijkheden?
A; Nee dat wou [benadeelde partij 1] absoluut niet, ze wilde ook geen kwakjes in haar mond of die flauwekul.
V: Wat vond [verdachte] daar van?
A: Dat ze daar maar aan moest wennen en dat maar moest gaan leren.
V: Werd er ook zonder condoom gewerkt door [benadeelde partij 1] ?
A: Ja dat werd opgedrongen door [verdachte] . In principe had zij niks te willen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 juli 2020, opgenomen op pagina 383 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
(p. 386) A: Als een klant bijvoorbeeld om 8 uur 's ochtends een wipje wilde maken. Zorgde
hij er wel voor dat ze paraat moest staan en tegen haar wil in. Hij maakte haar gewoon wakker daarvoor. Ze moest de kut wassen en zo sprong hij met haar om. Alsof het een beest was, zeg maar. En door middel van drugs, hield hij de boel een beetje aan de gang zeg maar, door de crack. Een ontbijtje, een kopje thee en een pijpje met crack en madam kon weer.
(p. 388) A: Ik zat beneden en hoorde dat zij in elkaar werd gemept maar ik wist ook niet wat ik moest doen.
(p. 393) V: Hoeveel klanten betaalden meer voor extra’s of als fooi?
A: [benadeelde partij 1] was, is en toentertijd een simpele ziel. Geen poespas, ze deed haar ding en ze gingen weer weg. [verdachte] zat steeds, pijpen zonder condoom moet je zoveel vragen en je moet fooi vragen. Dat was voor [benadeelde partij 1] gewoon veel teveel. Maar hij bleef er op hameren, dat moest ze doen. Af en toe kreeg ze wel eens fooitjes, die pakte [verdachte] dan ook van haar af. Dat vond ze echt heel vervelend.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 juli 2020, opgenomen op pagina 400 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
(p. 401) V: We hebben je zojuist een geluidsfragment laten horen. Dit geluidsfragment is vermoedelijk opgenomen op zaterdag 29 februari, aanvang 19:21 uur. Wie hoor jij op dit geluidsfragment?
A: [verdachte] die mij hele duidelijk instructies geeft,
V: Waar gaat dit fragment over voor de duidelijkheid?
A: De overval op [bedrijf 1] .
V: Had [verdachte] van tevoren instructies gegeven om mensen te knevelen?
A: Ja, hij zei ga daar naar binnen en haal alles wat er te halen is en loop door naar achteren. Voor mijn apart knevel je die mensen.
(p. 402) V: Wat zou er gebeuren als je de overval niet gepleegd had op [bedrijf 1] ?
A: Dan had ik sowieso een probleem. Er ontstond een hoop stress op een gegeven moment. Er waren jongens uit het westen volgens mij onderweg met een grote partij drugs. [verdachte] was financieel niet compleet. Hij had het bedrag niet wat hij daarvoor moest hebben. Hij zei, ik heb straks een probleem als die jongens hier zijn. Hij zei, als ik een probleem heb, heb jij straks nog een veel groter probleem.
(p. 404) O: Als ik het goed van jou begrijp. Ben je in ieder geval twee keer mishandeld. Eén keer na de overval bij [bedrijf 1] en één keer voor de laatste overval bij [bedrijf 2] .
A: Ja, maar er zijn meer momenten, ik ben ook overgoten met benzine. Ik ben ook vastgebonden. Ik werd op een stoel gedirigeerd. [benadeelde partij 1] moest mij vastzetten met m'n handen achter op de stoel. Toen kwam hij achter het keukenblok weg, de avond voor de eerste overval en begon hij op me in te slaan. Ik had m’n kop ook kapot toen ik naar de eerste overval ging. Hij heeft me meerdere malen toen vol in mijn gezicht te slaan. [benadeelde partij 1] was ook geïnstrueerd om mij in m'n gezicht te slaan, terwijl ik vastgebonden zat aan die stoel. Ze heeft me wel geslagen op instructies van [verdachte] uit. Dat was een ziekelijk spelletje wat hij aan het spelen was en hij ons wilde laten spelen. Dat hij mij een slagersmes gaf om haar kop af te snijden. Ik ben bang dat als het andersom was geweest, ik er nu niet meer gezeten had. Ze heeft heel veel geluk gehad dat ik toen het mes had.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 mei 2020, opgenomen op pagina 604 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 8] :
(p. 611) V: Wij toonden getuige een foto van [benadeelde partij 1] .
A: Ja, dat is de vrouw die daar de hoer speelde.
(p. 612) A: ze noemde zichzelf [naam 2] of [naam 5]
A: Dat was als ze de hoer speelde.
A: Het was een gezellige vrouw maar ook beschadigd dat kon je ook wel zien. Ik denk dat zij psychisch in haar hoofd niet helemaal honderd is. Ze doet en zegt wel eens dingen dat ik denk waar heb je het over. Ik ben er een keer bij geweest dat [benadeelde partij 1] en [verdachte] een discussie hadden over een klant. [benadeelde partij 1] wilde niet zwanger worden maar [verdachte] wilde dat [benadeelde partij 1] het ook zonder condoom deed. [benadeelde partij 1] wilde niet.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 31 maart 2020, opgenomen op pagina 562 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
(p. 564) A: Wat ik weet is dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) mij heeft gebeld. Ik heb hier een nieuw meisje. Kun je haar eventjes proberen. Kun je haar gratis neuken.
V: Welk vrouw bood hij je aan dan?
A: [benadeelde partij 1] .
(p. 566) Ik heb wel gehoord toen ik daar was dat [verdachte] afspraken maakte met mannen om haar ergens heen te brengen en om het zo maar te zeggen: "Dat zij haar diensten kon verlenen".
(p. 567) A: Ik heb gezien dat hij haar telefoon kapot maakte.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 juni 2020, opgenomen op pagina 630 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 6] :
(p. 632) V: In ons onderzoek is onder andere naar voren gekomen dat jouw naam werd genoemd in combinatie met [verdachte] en met een vrouw die aangifte heeft gedaan tegen [verdachte] . Wat kun je hier zelf over vertellen?
A: Ze kent mijn naam, want ik heb haar mijn nummer gegeven.
A: Toen ze naar boven ging en ik achter haar aanging zei ze me: “haal me asjeblieft hier weg, want zij willen dat ik neuk voor geld”.
A: Toen zei ik haar dat als je wilt neem ik je mee. Ze zei me dat dat niet kon.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 juli 2020, opgenomen op pagina 651 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 7] :
(p. 655) A: [verdachte] heeft [benadeelde partij 1] een keer bij mij thuis gedropt. [benadeelde partij 1] vertelde me toen dat ze door [verdachte] gebruikt werd als prostituee en dat ze een deel van het geld moest afstaan aan [verdachte] . Ze zei dat ze kruimeltjes drugs kreeg van [verdachte] en dat ze niet weg mocht uit de woning van [verdachte] .
V: we laten je een foto zien, kun je ons vertellen wie deze persoon is?
O: De getoonde foto wordt als bijlage 1 bijgevoegd.
A: Dat is de [benadeelde partij 1] waar ik net over sprak.
(p. 656) A: [verdachte] vertelde mij dat [benadeelde partij 1] het grootste gedeelte van het geld aan hem moest geven. Dat geld was dan afkomstig van de mannen die betaalde voor de seks met [benadeelde partij 1] .
(p. 657) Bijlage 1: afbeelding van [benadeelde partij 1] .
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 april 2020, opgenomen op pagina 573 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
(p. 575) V: Heb je hem (de rechtbank begrijpt: verdachte) wel eens boos gezien?
A: Jawel dan moesten de gordijnen dicht en pakte hij de koevoet en intimideerde hij. Hij boezemde dan angst in. Hij zwaaide met de koevoet en schreeuwde. [benadeelde partij 2] werd er bang van en huilde dan ook.
(p. 576) V: Wie is [benadeelde partij 1] ?
A: Dat weet ik niet. lk wist wel dat er een andere vrouw was, maar die noemden we Keggie (betekenis hoertje). [verdachte] had ook iets over een zaag bij haar. Ook waren haar vingers gebroken. Ik heb haar wel eens gesproken en gevraagd of het goed ging. Ze gaf aan dat het niet goed ging en dat ze naar huis wilde. Ze mocht niet naar huis van [verdachte] omdat ze nog niet alles afbetaald had.
V: [benadeelde partij 2] is aangehouden voor meerdere overvallen. Wat kun jij hierover verklaren?
A: Ik moest van [verdachte] mee om te kijken wat er ging gebeuren. Ik moest kijken wat [benadeelde partij 2] ging doen in opdracht van [verdachte] . Voor het vertrek was er de affaire met de koevoet waarover ik verklaard heb.
(p. 577) V: Waar zijn die goederen naar toe gegaan?
A: Het moest naar een adres waar [verdachte] een nieuwe klus had.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 mei 2020, opgenomen op pagina 581 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
(p. 586) V: Waar was de boosheid van [verdachte] op gericht?
A: Op geld in combinatie met [benadeelde partij 2] en die vrouw. Die daar ook in huis was.
V: Wat hoorde of zag je dan?
A: [verdachte] zei dan dat ze geld moesten regelen. Ik heb gezien dat [verdachte] een mes op het hoofd van [benadeelde partij 2] zette en ik heb gezien dat de vrouw in haar vingers werd gezaagd.
(p. 587) O: Je hebt verteld in de vorige verklaring van 16 april 2020 over de gebroken vingers van de vrouw, genoemd Keggie.
V: Is dat dezelfde situatie?
A: nee dat is een andere situatie.
V: Hoeveel klanten heeft [benadeelde partij 1] ontvangen?
A: Zelf heb ik 4 of 5 gezien op een middag toen ik daar was. Dit gebeurde wel bijna om de dag. Ik heb ze zelf naar binnen zien gaan. De klanten drukken geld onder de deur door. [verdachte] pakt dit dan. Dit was na afloop van de seks.
(p. 589) A: Ze (de rechtbank begrijpt: [benadeelde partij 1] ) had last van haar vingers, omdat er in gezaagd was, en ze waren gebroken. Ze had ook een dikke bobbel op haar middelvinger. Ze wilde naar huis, naar Nieuw Buinen.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020, opgenomen op pagina 546 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 mei 2020 is de woning aan de [straatnaam] te Assen binnengetreden ter aanhouding van [verdachte] .
Bovenaan de trap vanaf de begane grond hangt een bordje met 'de massage winkel' condoomverpakkingen, beiden voor 144 stuks waarvan één leeg en de ander aangebroken waarvan mogelijk enkelen gebruikt zijn, aangetroffen in de woonkamer naast het dressoir. Op de zolder is een tas aangetroffen met daarin een groot aantal doekjes en gebruikte condooms. In de kast lagen er ook nog enkele gebruikte condooms in een metalen afvalbak.
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek telefoon, nr. AH-006, d.d. 30 maart 2020, opgenomen op pagina 495 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Eén van de aangetroffen goederen, goednummer A-1-1-10, betrof een mobiele telefoon welke volgens de bijlage eigendom was van [verdachte] . De telefoon is bij een huiszoeking op dinsdag 10 maart 2020 ten behoeve van het onderzoek GILLET in de woning van verdachte in beslaggenomen en de veiliggestelde gegevens zijn in het kader van dit onderzoek onderzocht.
(p. 496) Er wordt een geluidsopname aangetroffen betreffende de overval op [bedrijf 1] , waar zowel [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 2] over verklaren.
Eén van de door mij aangetroffen geluidsopnames op de Samsung telefoon betrof een opname op de dag 29 februari 2020, aanvang 19:21 uur. Ik hoorde drie mannenstemmen en één (1) vrouwenstem. Ik hoorde dat er een plan werd doorgenomen waarbij gedetailleerd een route werd besproken, welke zou leiden naar ‘ [bedrijf 1] ’.
De geluidsopname is terug te vinden onder bijlage 1. Uitgewerkt als volgt:
A = Mannenstem 1
B = Mannenstem 2
A: Zullen we het plan nog even doornemen of wha?
B: Stoplichten, bruggetje over de vaart, dan links.
A: Ja.
B: Rij ik uit, slingerbocht, voorbij het bejaardentehuis.
A: Ja.
B: Dan krijg je nog een bocht.
A Voorbij het bejaardentehuis ga je links, einde van die straat.
B: Einde van die straat zit ik hier.
A: Ja, dan zitten hier garageboxen, je kan aan deze kant, hier bij de lantaarnpaal, keren, sleutel hier, dan ga je die kant op, einde van de straat steegje
B: Hmhm
A: Je ziet [bedrijf 1] hier, je ga gaat zo erin, zo eruit, dan ga je niet daarheen, ga je daarheen, om die flatgebouw heen, schuin oversteken, steeg, slijtage.
B: Ja, justem.
A: Ja. En dan doe je de volgende keer een nieuwe deal of zo. Dit is echt even een beetje een proefje, weet je wel.
(p. 497) Opmerkelijke sites welke waren bezocht op de telefoon Samsung met nummer + [telefoonnummer] , horende bij [verdachte] :
(p. 502) WhatsApp gesprek tussen ‘Mijn nieuwe vrouwtje’ en ‘ [naam 4] ’, telefoonnummer + [telefoonnummer]
Uit onderzoek in het politiecomputersysteem BVI-IB blijkt dit het telefoonnummer te zijn van Michael [getuige 1] . In de gesprekken tussen [naam 4] (in het vervolg aangeduid met A) en ‘Mijn Nieuwe Vrouwtje’ (in het vervolg aangeduid met B) de volgende bijzonderheden:
23.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek telefoon d.d. 2 juni 2020, opgenomen op pagina 542 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant R. Habibi:
Aangezien ik drie dagen met verdachte [verdachte] in verhoor was geweest, herken ik één van de stemmen uit de geluidsopname (opmerking rechtbank: de geluidsopname bedoeld onder bewijsmiddel 22), de stem van persoon A als zijnde de heer [verdachte] .
24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvulling goednummer A-1-1-10, d.d. 21 mei 2020, opgenomen op pagina 509 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ter aanvulling op het proces verbaal van bevindingen AH-006, waarin de veiliggestelde gegevens door mij werden onderzocht van de Samsung Galaxy J7, eigendom van [verdachte] , volgen hieronder nog een tweetal bevindingen.
Ik trof in de veiliggestelde gegevens een video-opname aan. Hierbij een weergave van het gesprek, hetgeen voor mij verstaanbaar was:
A: Mannenstem 1
B: Mannenstem 2
O: Opmerking verbalisant
A: Hey, je was er snel weer ehh.
B: Ja (O: vervolgd door voor mij onverstaanbare tekst)
A: Ja... maar hoe doe je dat dan?
B: Ik ben naar binnen bij de kassa gegaan, ik zeg oprotten, ik zeg gelijk de kassa los, leeg gegraaid en hoep, skippie. (O: “hoep, skippie" of woorden kinkend als)
A: Wie zat er achter de kassa dan?
B: Ja, een jong ding. Ik vond het eigenlijk best wel sneu maar...
A: Ja maar hoe heet dat., maarre watte ..hoe heet het, wie? Kassa één (1), kassa twee, kassa drie?
B: De laatste kassa, met bruin haar.
A: Oh, dat meen je niet. .. dat is nog familie van mij ook nog.
B: Oh, meen je dat?
A: Ja... ehm, ja... wat moetje dr van zeggen? Ikke, ja...
(p. 510) B: Een man een man, een woord een woord, dus ehh. . ik wist het anders ook niet.
A: Nee. Ehh, je dacht niet zoiets van... goh... laat ik die advertenties eens gaan doen.
B: Ja, (O: vervolgd door voor mij onverstaanbare tekst)
A: Snap je?
B: Ik heb tegen jou gezegd tien uur, dan is tien uur tien uur.
A: Ja... je hebt nog 10 minuten hoor. En je bent een half uur voor mij aan de gang geweest, dus je hebt tot half elf eigenlijk... Is dat klote ding nou uit.
O: Hierna hoorde ik, verbalisant, dat de opname werd stopgezet.
(p. 510) Opgeslagen onder de map ‘images/afbeeldingen’ trof ik twee afbeeldingen waarbij een bestelling van 144 stuks “romed condooms" werd geplaatst met als bezorgadres: [getuige 7] , [straatnaam] , [woonplaats] Volgens Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens staat op dit adres ingeschreven [verdachte] .
25. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen seksadvertentiefoto’s op computer [verdachte] , d.d. 8 april 2020, opgenomen op pagina 481 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Tijdens de huiszoeking in de woning van verdachte werd onder ander een laptop, Acer Aspire aangetroffen. De gegevens op deze laptop zijn veiliggesteld. Ik zag dat er op de computer veel foto’s aanwezig waren van de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ook zag ik dat er tussen de documenten op deze laptop vele declaraties aanwezig waren op naam van [verdachte] . Het is dus aannemelijk dat deze laptop in gebruik was/is bij [verdachte] voornoemd.
Op de laptop werden 2 foto's aangetroffen die zijn gebruikt in de seksadvertentie op Speurders waarvan [benadeelde partij 1] verklaarde dat zij het was op de foto's.
(p. 483)- Op 28-02-2020 omstreeks 21:29:08 wordt op de laptop ingelogd op de website speurders.nl
- Omstreeks 21:29:46 wordt de pagina "Mijn lopend Speurders" (www.speurders.nl/lopend) pagina geopend en worden (drie) advertentiefoto's van de advertentie met het nummer 186805149 geladen op 28-2-2020 vanaf 21:29:55 uur. Vervolgens wordt de pagina https:// [link] getoond op 28-2-2020 om 21:29:59u.
- Van de advertentiefoto's die geladen worden geeft de server aan dat deze foto's omstreeks 28-2-2020 21 :06:45 op de server zijn geplaatst.
- Deze pagina is alleen te openen is wanneer de gebruiker ingelogd is onder het account waartoe deze advertentie behoort.
- Vervolgens wordt de pagina "Gratis adverteren - Plaats je advertentie direct op Speurders.nl" (https:// [link] ) geladen omstreeks 21 :45:21 u
- Vermoedelijk wordt op 28-2-2020 omstreeks 21 :47:24u een betaling gedaan door de gebruiker " [verdachte] ", gelet op de url die geladen wordt:
- In de bovenstaande url is een speurders gebruikers id opgenomen, te weten 6632549 en het email adres: [emailadres] @hotmail.com
- op dezelfde wijze als hierboven wordt omstreeks 28-2-2020 21:49:10 door gebruiker [verdachte] een tweede advertentie geregistreerd en betaald.
- op dezelfde wijze als hierboven wordt omstreeks 28-2-2020 21:50:49 door gebruiker [verdachte] een derde advertentie geregistreerd en betaald.
26. Een schriftelijk stuk, te weten een brief van GGZ Drenthe d.d. 28 april 2020, opgenomen op pagina 468 van voornoemd dossier, inhoudend:
Naar aanleiding van uw verzoek om informatie informeer ik u middels deze brief betreffende: [benadeelde partij 1] .
Er is sprake van een lichte verstandelijke beperking. Dit verlaagde intelligentieniveau veroorzaakt een beperkt vermogen om risico's van haar eigen gedrag te kunnen overzien en een beperking van het inschattingsvermogen van gevaarlijke risico's.
27.
De door verdachte ter zitting van 20 april 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik blijf bij de verklaringen die ik bij de politie heb afgelegd.
De laatste 10 dagen dat [benadeelde partij 1] bij mij in huis verbleef, werkte ze als prostituee in mijn woning, op zolder. Als er een klant was stond ik in de gang te wachten. Haar inkomsten gingen grotendeels op aan cocaïne. Aan het eind van de dag kreeg ik geld wat zij verdiend had van [benadeelde partij 2] , daar verrekende ik de cocaïne mee. Ik noemde haar soms wel keggie. Ik heb gedreigd haar in brand te steken. Ze had cocaïne van me gejat en toen werd ik kwaad en heb ik de douchdeur er uit getrokken. Ik heb ook een keer haar telefoon vernield. Dat ik iemand met haar meestuurde als ze ergens naar toe ging was omdat ik wilde weten wat er gebeurde. U vraagt mij of ze een schuld bij mij had van 2900 euro. Als ze de eerste twee weken niet heeft betaald dan loopt het wel op.
[benadeelde partij 2] had geen dak boven zijn hoofd. Hij verloor zijn werk en is toen voor mij klusjes gaan doen. Ik heb hem één keer twee tikken gegeven, hij zat toen op een stoel.
U houdt mij voor dat [benadeelde partij 2] bang voor mij was. Ik kan inderdaad erg boos worden. Ik was dominant. Ik kan best gezegd hebben dat er jongens onderweg waren en dat hij dan een probleem zou hebben.
U houdt mij voor dat er een geluidsfragment op mijn telefoon is aangetroffen waarin ik [benadeelde partij 2] instructies lijk te geven. U vraagt mij of hij overvallen voor mij heeft gepleegd. We hebben het er wel over gehad. Toen [benadeelde partij 2] naar [bedrijf 2] ging voor die overval heb ik inderdaad [naam 6] achter hem aangestuurd. Ik wilde weten waar het geld vandaan kwam. Het geld was er niet en ik had het nodig.
Het klopt dat ik hun schulden die ze bij de jongens hadden heb overgenomen. Ze werden daardoor inderdaad afhankelijk van mij, door de schuld die ze daardoor bij mij kregen, maar dat kon met klusjes geregeld worden. Ik heb misschien wel een beetje druk op ze gezet. Ze kregen ook wel drugs voor klusjes. We profiteerden van elkaar.
28. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 mei 2020, opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 251) V: En wat voor persoon is [benadeelde partij 1] ?
A: Ze is heel beïnvloedbaar, heel labiel.
(p. 252) A: Ik vond haar wel kwetsbaar.
(p. 257) A: Ik trok de deur (de rechtbank begrijpt: van de badkamer) eruit, toen heb ik haar naar beneden geduwd.
V: [benadeelde partij 2] zegt ook dat het geld wat verdiend werd bij jou ingeleverd moest worden?
A: Ik kreeg nog steeds 4000 euro van hem. Ik had wel een keer dat ik er was en een klant er was, dat ik het geld kreeg.
29. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 mei 2020, opgenomen op pagina 264 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 265) V: Waar bestaat die 4000,- schuld uit van [benadeelde partij 2] ?
A: Coke of contant geld.
(p. 266) V: Waar bestaat die 5000,- schuld uit van [benadeelde partij 1] ?
A: Voornamelijk coke, ze gebruikte de hele dag.
(p. 269) V: in je woning is ook een grootverpakking condooms gevonden van 144 stuks. Hoe komt die daar?
A: Die heb ik ooit een keer besteld voor ze.
V: Waarom moest [benadeelde partij 2] zijn bankpas afgeven?
A: Niet afstaan, ik heb gevraagd of ik zijn rekening mocht gebruiken.
(p. 273) A: Klopt wel dat ik een beetje een baasje ben.
30. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 29 juli 2020, opgenomen op pagina 294 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 301) V: Wat is jouw rol binnen die organisatie?
A: Dit is meer bangmakerij-verhaal, om [benadeelde partij 2] bang te maken.

Voetnoten

1.Bewijsmiddelen 1 tot en met 14.
2.Bewijsmiddel 26.
3.Bewijsmiddel 15.
4.Bewijsmiddel 28.
5.Bewijsmiddel 27.
6.Bewijsmiddel 15.
7.Bewijsmiddel 17.
8.Bewijsmiddel 18.
9.Bewijsmiddelen 19 en 20.
10.Bewijsmiddel 16.
11.Bewijsmiddelen 22 tot en met 25.
12.Bewijsmiddel 25.
13.HR 24 november 2015. ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 17 mei 2016, ECII:NL:HR2016:857.
14.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR: 2009:BI7099.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2020, procesdossier, p. 560.
16.Relaas proces-verbaal, p. 50.