Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
parketnummer 18/251082-20
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd. Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - betoogd dat de waarneming van de arts die het letsel heeft geconstateerd, de waarnemingen van verbalisanten die aangeefster hebben aangetroffen, de door de broer van aangeefster gegeven omschrijving van haar emoties en de weergave van de WhatsApp-gesprekken op 3 oktober 2020 aansluiten bij de aangifte. Ook het bericht via Facebook Messenger van verdachte aan zijn vriend dat aangeefster zowat stikte, klopt met de aangifte. Daarna neemt verdachte een sleutel en geld van aangeefster mee. De officier van justitie ziet geen aanwijzingen dat sprake is geweest van vrijwillige seks, zoals door verdachte is verklaard. Verdachte heeft aangeefster gekrast met een slagersmes en dat heeft ondiepe verwondingen veroorzaakt.
Ook ten aanzien van het ten laste gelegde in de zaken met parketnummer 18/107723-19, 18/128785-20 onder 1., 2., 3, parketnummer 18/235161-20 kan een veroordeling volgen, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder overlegging van een pleitnota – zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
parketnummer 18/251082-20
Ten aanzien van feit 1. heeft de raadsman een algehele vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dat hij aangeefster letsel heeft toegebracht dan wel dat hij haar met een mes heeft bewerkt. Hij is daar stellig in aldus de raadsman. Hij heeft geen mes vastgepakt. Er is geen DNA-onderzoek op het mes verricht, wat nadelig is geweest voor de verdachte nu het eventueel ontbreken van zijn lichaamsmateriaal op het mes ontlastend bewijs zou hebben opgeleverd. Daarnaast wijst de raadsman er op dat verdachte heeft aangegeven dat aangeefster al eerder letsel aan zichzelf heeft toegebracht. Dit lijkt bevestigd te worden door het WhatsApp-gesprek tussen verdachte en aangeefster op 3 oktober 2020 (pagina 90 van het proces-verbaal). Het is volgens de raadsman daarom niet uitgesloten dat het letsel van aangeefster op andere wijze is ontstaan dan door het toedoen van verdachte. Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het hanteren van het mes en het toebrengen van letsel. Daarnaast is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. Evenmin is sprake van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ook ten aanzien van feit 2. heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent de goederen te hebben ontvreemd. Hij heeft enkel de sleutel van de woning van aangeefster meegenomen. Uit SMS-verkeer tussen verdachte en aangeefster van 4 oktober 2020 (pagina 9 van het proces-verbaal) blijkt ook dat verdachte de sleutel onder zich had en dat hij getracht heeft een afspraak te maken om deze terug te brengen. Tevens wijst de raadsman er op dat verdachte met een derde contact heeft gehad over de sleutels wat niet past bij iemand die een sleutel wil stelen. Van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de sleutel is dan ook geen sprake. Ten aanzien van de andere goederen (met uitzondering van het geld) voert de raadsman aan dat verdachte kort na het voorval is aangehouden in zijn eigen woning en dat de goederen niet in de woning zijn aangetroffen wat bijzonder is. Tot slot stelt de raadsman dat de verklaringen van aangeefster niet consistent zijn. De raadsman concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de diefstal van de goederen.
Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de seks tussen aangeefster en verdachte met wederzijdse instemming was en dat geen sprake was van verkrachting. Verdachte is op verzoek van aangeefster naar de woning gekomen. Na de seks is hij nog een poosje in de woning gebleven, omdat aangeefster ‘out’ was door vermoedelijk GHB-gebruik. Dat verdachte langer in de woning is gebleven, wordt bevestigd door een Facebook Messenger gesprek tussen verdachte en [naam 1] . Verdachte heeft aangeefster achtergelaten met een deken en een kussen. In zijn telefoon is een foto aangetroffen waarop aangeefster op die manier staat afgebeeld. De politie relateert dit in een aanvullend proces-verbaal. Daarnaast heeft verdachte een briefje achtergelaten met daarop een hartje en de tekst: “Je bent k.o. gegaan. Bel me als je wakker bent. Love you.”. Een dergelijk tekst is niet voor de hand liggend na een verkrachting, aldus de raadsman.
De wisselende verklaring van aangeefster is niet geloofwaardig en vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Zo geeft aangeefster in haar aangifte aan dat ze ‘out’ is gegaan, terwijl in haar mail van 16 oktober 2020 staat dat ze ‘haast out’ ging. Ook heeft ze niets verklaard over een telefoongesprek kort voor het treffen. Omdat aangeefster in het verleden vergelijkbare dingen meegemaakt zou hebben, zou behoedzaam met haar verklaringen om moeten worden gegaan.
Omdat zowel onvoldoende wettig en ook onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is, dient ook ten aanzien van dit feit vrijspraak te volgen.
parketnummer 18/107723-19
De raadsman heeft aangevoerd dat uit de stukken blijkt dat het hemdje en de matras schade hebben. De schade aan de salontafel en bezem is onduidelijk.
parketnummer 18/128785-19
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1. en 3. gelet op de aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte.
Met betrekking tot feit 2. heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van opzet bij verdachte.
parketnummer 18/235161-20
De raadsman heeft betoogd dat de aangifte niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Hoewel bij de stukken een proces-verbaal van bevindingen zit met betrekking tot [naam 2] , ontbreekt zijn getuigenverklaring. Niet duidelijk is wat hij precies heeft gezien, waaruit is gebleken dat het verdachte betrof en dat hij verdachte kent. Gelet op de ontkennende verklaring van verdachte, dient een vrijspraak te volgen.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/251082-20
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 4 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 3 oktober 2020 was ik bij [slachtoffer 1] in haar woning in Leeuwarden. We hebben (orale) seks gehad. Ik heb toen ik wegging haar sleutel meegenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2020, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020278086 d.d. 8 oktober 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van zware mishandeling en van diefstal van mijn ABNAMRO bankpas van rekeningnummer [rekeningnummer] , mijn rijbewijs met nummer [nummer] , mijn Nederlandse identiteitskaart met nummer [nummer] en 20,- euro aan contant geld.
Op 3 oktober 2020, omstreeks 22.00 uur, zag ik dat [verdachte] via de openstaande achterdeur naar binnenkwam. Ik zag dat hij uit de eerste la in de keuken een groot slagersmes pakte. Het mes had een zwart heft van ongeveer 12 cm en het mes was aan de bovenzijde recht en aan de onderzijde was het gebogen. Het totale mes was ongeveer 25 cm lang. Ik zag dat hij zijn hand met het mes omhoog hield. Hij stond inmiddels vlak voor mij. Ik hoorde hem zeggen dat ik stonk en dat ik vies was. Ik zag dat hij een stekende beweging naar mij maakte, met de punt naar beneden. Hij stond voor mij en ik zat nog steeds op de bank.
zat aan mijn doos en rook aan zijn vingers. Hij zei dat ik stonk. Hij stond nog steeds voor mij. Ik zag dat hij het mes inmiddels wat lager had. Ik hoorde hem opnieuw zeggen dat ik vies was, maar dat dat niet gaf. Ik zag dat hij zijn broek naar beneden deed. Hij duwde zijn geslacht heel diep in mijn keel. Hij bleef dit doen. Hij had deep throat sex met mij. Hij flipte helemaal. Ik hoorde hem roepen: "Ik voel je tanden!" Hij stopte toen. Toen prikte hij mij tjak tjak tjak in mijn nek en schouders met het mes. Dit ging heel snel. Daarna ging hij verder met de deep throat tot hij klaar kwam. Ik merkte dat hij toen iets rustiger was. Hij ging toen met de punt van het mes langs mijn armen en borsten. Dit deed hij iets zachter, maar wel zo hard dat er blauwe plekken ontstonden. Dit omdat het een stomp mes was.
Daarna liep [verdachte] naar de voordeur. Daar probeerde hij de achterdeursleutel in de voordeur te doen. Ik had echter gezien dat hij een sleutel van mijn sleutelbos had gehaald en deze had verwisseld met een andere sleutel.
Ik zag dat hij uit mijn tasje mijn tijgerprint portemonnee pakte en dat hij daar mijn rijbewijs, mijn ID kaart, mijn ABN Amro pinpas. Ik zag dat hij het geld van mijn dochter uit haar koetjesspaarpot haalde. Ik denk dat er 20,- euro in zat. Toen verliet hij de woning.
Omdat ik mijn telefoon niet kon vinden heb ik een briefje geschreven voor de
buurvrouw. Ik had daarop gezet dat ze mijn broer moest bellen, met het telefoonnummer
en dat hij mij direct op moest komen halen.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van verhoor d.d. 21 december 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Toen heeft hij mij achter bij mijn nek vast gepakt. Hij heeft me in de nek en schouder geprikt met dat mes, een slagersmes. Toen heeft hij het mes weg gelegd en hij ging door. Hij hield mijn schedel vast daar achter.
Toen ging hij heel ver met zijn geslachtsdeel achter in mijn nek. Ik moest kotsen. Ik voelde de kots in mijn mond, maar het kon niet terug. Ik voelde dat het terug liep. Het voelde alsof mijn ogen eruit plopte. Ik voelde de druk en ik voelde het water. Ik kon niet weg komen en ik spartelde met mijn armen en benen omdat ik geen lucht meer kreeg. Toen ben ik het bewustzijn kwijt geraakt. Toen bleek ook dat ik mijn urine heb laten lopen. Toen ik weer bij kwam toen zag ik dat hij mij aan het snijden was met zijn mes. Over mijn tiet en tepel omhoog. Ik zag dat ik ook allemaal krassen op mijn lijf had, op mijn benen en hij had een tekening in de binnenkant van mijn pols gemaakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 oktober 2020, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Afgelopen zondag, 4 oktober 2020, omstreeks 11:30 uur vond ik een klein briefje in de
brievenbus. Ik zag dat het briefje afkomstig was van [slachtoffer 1] . Ik las op het briefje dat ik de broer van [slachtoffer 1] moest bellen. Ik zag dat er een telefoonnummer bij stond. Echter heb ik daar op dat moment niets mee gedaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2020, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Melding dat [verdachte] bij meldster [slachtoffer 1] bij de achterdeur zou staan en probeerde binnen te komen. Direct ter plaatse gegaan. [slachtoffer 1] deed open en vertelde dat [verdachte] al weg was. [slachtoffer 1] was erg emotioneel en angstig. Ze vertelde dat [verdachte] gisteravond bij haar was gekomen hij was zelf via de achterdeur binnen gekomen. Vervolgens had hij haar geruime tijd bedreigd en gesneden met een groot mes. Ze toonde ons daarbij allemaal ondiepe snijwonden. Wij zagen allemaal ondiepe snijwonden over het gehele bovenlichaam van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had gehoord dat [verdachte] het mes uit de keukenlade had gepakt. [slachtoffer 1] had inmiddels haar broer gebeld om haar op te halen. Ze was erg bang en wilde beslist niet meer in haar woning blijven. Wij hebben vervolgens gevraagd of ze aangifte wilde doen. Dit wilde ze in eerste instantie wel. Wij rapporteurs zagen dat [slachtoffer 1] trilde van angst en erg emotioneel was. Ze gaf aan beslist niet meer in haar huis te willen blijven. Ze was ontzettend bang dat [verdachte] weer terug zou komen. Vervolgens hebben wij [slachtoffer 1] samen met haar dochtertje, de hond en wat persoonlijke spullen meegenomen naar het bureau om daar te wachten op haar broer en om een aangifte op te nemen. Collega [verbalisant 1] heeft foto's van het letsel genomen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met als bijlage een aantal fotobladen d.d. 4 oktober 2020, opgenomen op pagina 143 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een melding zware mishandeling/huiselijk geweld heb ik foto's gemaakt, van het letsel dat zichtbaar was op het lichaam van het slachtoffer. Ik zag op diverse plaatsen van het lichaam diverse krassen. Onder andere waren er flinke krassen te zien onder haar rechterborst, schouderpartij, bovenarmen en bovenbenen. Ik hoorde slachtoffer [slachtoffer 1] mij vertellen dat deze krassen waren ontstaan door een groot mes en dat dit gedaan was door haar ex-partner. Ook zag ik een forse bloeduitstorting onder haar linker bovenarm.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met als bijlage een aantal fotobladen d.d. 5 oktober 2020, opgenomen op pagina 150 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een melding dat [verdachte] in de woning was van [slachtoffer 1] , ben ik met meerdere collega's ter plaatse gegaan naar de [straatnaam] te Leeuwarden. Aldaar werd met toestemming van de bewoner de woning betreden. [slachtoffer 1] was op 04-10-2020 mishandeld door [verdachte] en had hierbij gebruik gemaakt van een groot keukenmes. In de woning trof ik op de salontafel een groot keukenmes aan.
Mijn collega [verbalisant 3] heeft hierop telefonisch contact gezocht met [slachtoffer 1] en haar het
mes omschreven. [slachtoffer 1] gaf in dit gesprek aan dat het gebruikte mes op de salontafel
lag op of onder een roze sok. Ik zag dat het mes op een roze handdoekje lag. Hierop heb ik dit mes aangemerkt als het mes dat is gebruikt door [verdachte] en heb ik dit mes in beslag genomen. Ik heb fotografisch vastgelegd alwaar het door mij werd aangetroffen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt (aanvullend) proces-verbaal met nummer PL0100-2020274407-30, waarin opgenomen (pagina 18 e.v.) een geneeskundige verklaring, op 7 oktober 2020 opgemaakt en ondertekend door P.M.P. van Dorst, forensisch arts bij FARR BV (Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond) voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:
Medische Informatie/ Letselbeschrijving betreffende:
Mevr. [slachtoffer 1] Geboortedatum [geboortedatum] -1979
Letselbeschrijving en conclusie 6-10-2020
Vermelde gegevens
Letselspreekuur betreffende incident op zaterdag 3 oktober 2020. Betrokkene geeft aan gedwongen te zijn tot fellatio. Zegt dan vervolgens meermaals met de punt van een slagersmes in de nek gestoken te zijn. Vervolgens voelde betrokkene meermaals krassende bewegingen met de mespunt over armen, rechter borst en bovenbenen, slagersmes.
Objectieve bevindingen
Ter plaatse van de linker schouder meerdere (deels parallel verlopende) streepvormige, deels
onderbroken roodbruine huidbeschadigingen, variërend in lengte van een halve centimeter t/m minimaal 10 centimeter. De verwondingen lopen door tot en met de bovenarm en rugzijde. In dit gebied zijn ook meerdere onscherp begrensde groengele huidverkleuringen zichtbaar, sommige omringen de eerder beschreven streepvormige huidafwijkingen. Voorts werden ter plaatse van het sleutelbeen aan de linkerzijde ook twee paarsgele onscherp
begrensde huidverkleuringen met een diameter van ongeveer 1,5 centimeter [de rechtbank begrijpt: ”waargenomen”].
Er werd een matig scherp begrensde groengele huidverkleuring gezien aan de buitenzijde van de rechter borst met een diameter van ongeveer 1,5 centimeter. Tevens een streep- vormige deels onderbroken roodbruine huidbeschadiging, verticaal lopend over de buik, deels over de borst richting de tepel.
Ter plaatse van de linker zij, ongeveer 10 centimeter onder de borst, 2 scherp begrensde
streepvormige rode deels onderbroken huidverkleuringen met daaromheen een geelgroen
onscherp begrensde huidverkleuring.
Ter plaatse van de rechter zij 2 groengele onscherp begrensde huidverkleuringen met een
diameter van ongeveer 1,5 centimeter, deels in elkaar overvloeiend.
Linker arm: Aan de binnenzijde van de bovenarm een redelijk scherp begrensde paarsgele huidverkleuring, diameter ongeveer 5 centimeter, iets meer richting oksel en richting elleboog nog 4 matig scherp begrensde paarsgele huidverkleuringen met een diameter van 1 tot 1,5 centimeter.
Ter hoogte van de elleboog werden aan de voorzijde 2 parallel lopende streepvormige deels
onderbroken rode huidafwijkingen gezien, lengte 2 tot 3 centimeter.
Rechter arm: Net iets onder de elleboogplooi, aan de binnen/voorzijde van de arm een onscherp begrensde groengele huidverkleuring met een diameter van ongeveer 3 centimeter.
Linker been: Ongeveer in het midden van het bovenbeen een streepvormige deels onderbroken scherp begrensde roodbruine huidbeschadiging met een lengte van ongeveer 5 centimeter.
Rechter been: Ongeveer halverwege tevens alhier een streepvormige rode deels onderbroken huidbeschadiging met een lengte van ongeveer 3 centimeter, lopende in lengterichting van het been. Voorts valt vlak daarnaast een parallel lopende reeds genezen huidbeschadiging op, welke veel langer is en reeds een lichtgrijze/roze verkleuring heeft.
Op het bovenbeen worden nog 2 rondvormige bruine huidbeschadigingen gezien, volgens
betrokkene betreffen dit reeds eerder ontstane en genezen steekwonden.
Bijkomende gegevens
De beschreven letsels betreffen krasverwondingen en bloeduitstortingen. Op plaatsen alwaar bloeduitstortingen deze krasverwondingen omringen lijkt het aannemelijk dat aldaar aanzienlijke druk met een (matig scherp) voorwerp is uitgeoefend.
De beschreven letsels zijn allen eerder toe te schrijven aan toegebracht letsel en veel minder
waarschijnlijk accidenteel letsel.
Geschatte genezingsduur
Bij ongecompliceerd beloop 1 a 2 weken. Kans op littekenvorming.
Bewijsoverwegingen rechtbank
parketnummer 18/251082-20
feit 1.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het onder 1. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat het letsel van aangeefster niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel (als bedoeld in artikel 82 Sr.).
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit ontkend. Uit de aangifte blijkt onder meer dat aangeefster heeft verklaard dat het mes dat verdachte heeft gebruikt, een stomp mes was. De forensisch arts heeft het letsel van aangeefster onderzocht en vervolgens omschreven als krasverwondingen en bloeduitstortingen. Verder heeft hij aangegeven dat daar waar bloeduitstortingen deze krasverwondingen omringen, het aannemelijk lijkt dat daar aanzienlijke druk met een (matig scherp) voorwerp is uitgeoefend. Uit de letselfoto’s op pagina 147 en 148 blijkt dat één van de wonden op aangeefster haar rug op de achterzijde van haar linkerschouder zit. Gelet op de locatie van die wond acht de rechtbank het niet aannemelijk dat aangeefster dit letsel zelf heeft kunnen toebrengen. De rechtbank acht het om die reden evenmin aannemelijk dat de andere letsels door aangeefster zelf zijn toegebracht. Op grond van de aangifte, de foto’s en de letselverklaring is de rechtbank van oordeel dat verdachte met een mes letsel heeft toegebracht. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat het niet verdachte maar aangeefster was die de letsels heeft veroorzaakt. Uit de aangifte volgt dat verdachte gecontroleerd met het mes langs het lichaam van aangeefster ging en dat het een bot mes betrof. De rechtbank leidt daaruit niet alleen af dat verdachte niet de intentie had om zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken, maar ook dat geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou zijn opgetreden, noch dat verdachte die kans bewust zou hebben aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van de subsidiair ten laste gelegde poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel.
De meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, nu zonder meer vast staat dat sprake is van letsel, terwijl tevens vaststaat dat het verdachte is geweest die dit opzettelijk heeft toegebracht.
feit 2.
Aangeefster heeft aangifte van diefstal van geld, pasjes en een sleutel gedaan. Verdachte heeft ontkend dat hij voornoemde goederen heeft gestolen. Hij had geld van aangeefster gekregen voor het doen van boodschappen. Uit veiligheidsoverwegingen heeft hij haar sleutel meegenomen. Deze is later ook in zijn kamer aangetroffen. De weggenomen pasjes zijn niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat doordat de aangifte met betrekking tot het geld en de pasjes niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken dient te worden. De rechtbank acht de diefstal van de sleutel, gelet op de aangifte en verdachtes verklaring, echter wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft toe-eigeningshandelingen verricht en als heer en meester over de sleutel beschikt. Verdachte had geen toestemming om de sleutel mee te nemen. Dat hij de volgende ochtend heeft aangegeven dat hij de sleutel terug wilde brengen, doet daar niets aan af.
feit 3.
Voor een bewezenverklaring van verkrachting vereist de wet dat sprake moet zijn van een afgedwongen seksueel binnendringen, waarbij de dwang zich heeft geopenbaard in het (dreigen met) gebruik van fysiek geweld, dan wel een andere feitelijkheid. Er is sprake van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht indien het slachtoffer tegen de dwangmiddelen niet langer weerstand heeft kunnen bieden, dan normaal kan en mag worden verwacht. Daarbij kan van belang zijn dat een afhankelijkheidssituatie wordt gecreëerd, waarbij de concrete omstandigheden van het geval een grote rol spelen. Ook de feiten en omstandigheden voorafgaand aan het ten laste gelegde kunnen daarbij worden meegewogen.
Op 5 oktober 2020 heeft aangeefster aangifte gedaan. Uit die aangifte blijkt dat verdachte nadat hij in haar woning kwam, uit de eerste la in de keuken een groot slagersmes pakte. Aangeefster zat op de bank. Verdachte is met dat mes in zijn hand voor aangeefster gaan staan en heeft een stekende beweging gemaakt in de richting van aangeefster. Verdachte vertelde haar (onder meer) dat ze vies was en stonk. Hij stak zijn vingers in haar vagina. Hij deed zijn broek naar beneden en duwde zijn geslacht diep in de keel van aangeefster. Hij bleef dit doen. Nadat hij stopte, prikte hij met het mes in haar nek en schouders, waarna hij weer door ging met de orale seks tot hij klaar kwam. Daarna ging hij met de punt van het mes langs haar armen en borsten.
Tijdens haar verhoor op 21 december 2020 heeft aangeefster haar aangifte bevestigd en daaraan toegevoegd dat ze geen lucht meer kreeg en buiten bewustzijn is geraakt.
De verklaringen van aangeefster worden ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van 4 oktober 2020 waarin de verbalisanten die ter plaatse komen, aangeven dat aangeefster erg emotioneel en angstig was en dat ze haar woning meteen wilde verlaten. Aangeefster heeft daarbij verbalisanten haar letsel getoond. Later gaf ze aan niet terug naar huis te willen. Ook de geneeskundige verklaring ondersteunt haar aangifte.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, bevond aangeefster zich in een kwetsbare positie ten opzichte van verdachte doordat zij op de bank zat en verdachte met een mes in zijn hand, voor haar stond. Verdachte heeft aangeefster in een zodanige (bedreigende) situatie gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet heeft kunnen onttrekken aan de seksuele handelingen welke zijn verricht door verdachte.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van verkrachting.
parketnummer 18/107723-19
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 2 maart 2019 was ik in de woning van [slachtoffer 3] . Ik heb een tafeltje kapot gemaakt door het om te gooien. Ik was boos. Mijn stofzuiger heb ik uit het raam gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2019 met als bijlage een aantal fotobladen, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019053928-1 d.d. 25 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Vannacht op 2 maart 2019 omstreeks 3:15 uur belde er iemand aan. Ik zag dat [verdachte] voor de deur stond. Hij duwde mij direct aan de kant en liep mijn woonkamer binnen. Ik zag dat hij mijn vuilnisbak oppakte en in de kamer gooide.
Hij pakte een wit salontafeltje. Deze gooide hij naar buiten.
Ik zag dat hij een groot keukenmes van circa 30 centimeter van het aanrecht pakte. Ik was bang dat hij mij neer zou steken, daarom ben ik naar de zolder gerend en heb ik de vlizotrap ingetrokken, zodat hij niet meer bij mij kon komen. Ik hoorde een soort van stekende of snijdende geluiden uit mijn kamer komen. Daarna heeft hij mijn stofzuiger, een bezem en een fles drank uit het raam gegooid. Ik ben toen gaan kijken. Hij was toen nog in de woning. [verdachte] pakte mijn hemdje vast, waarna deze kapot scheurde.
Nadat dit was gebeurd ging ik buiten kijken wat hij allemaal naar buiten had gegooid. Ik zag dat mijn tafel, mijn stofzuiger een bezem buiten lagen. Vervolgens gooide hij nog een toetje tegen mij aan dat kapot spatte op mijn buik.
Mijn stofzuiger, hemdje, salontafel, de bezem en het matras zijn vernield. Ik zag dat hij het mes in mijn matras had gestoken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 april 2019, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangeefster:
In mijn eerdere aangifte heb ik verklaard dat [verdachte] een stofzuiger, een tafel en een bezem uit het raam gooide. Deze goederen waren mijn eigendom. De stofzuiger raakte hierdoor niet beschadigd. De tafel en bezem wel.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2019, opgenomen op pagina 54 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 2 maart 2019 omstreeks 3:16 uur kwam ik samen met mijn collega [verbalisant 2] ter plaatse bij [straatnaam] te Leeuwarden. Wij zagen een schaars geklede vrouw bij de ingang van de portiek staan die reeds bezig was met het oprapen van verschillende goederen. Het bleek te gaan om [slachtoffer 3] . Zij vertelde ons dat zij mishandeld was door haar ex-vriend [verdachte] . Wij zagen dat één bandje van haar hemdje kapot was en dat er yoghurt op haar buik zat. Wij zagen dat de volgende spullen voor de ingang van de portiek lagen: een stofzuiger, een salontafeltje en een bezem. Wij vroegen haar hoe die goederen daar waren beland en hoorden haar zeggen dat [verdachte] die uit de raam van haar woning had gegooid. Wij hoorden haar zeggen dat hij ook het toetje tegen haar buik aan had gegooid.
Wij hoorden [slachtoffer 3] ook zeggen dat [verdachte] haar had bedreigd met een mes.
Even later trof mijn collega het mes, waarmee [slachtoffer 3] bedreigd was, aan op het bed. Naast het mes zagen wij drie gaten in het hoeslaken en matras. Van [slachtoffer 3] hoorden wij dat die gaten er eerst nog niet in zaten, dus dat [verdachte] dat waarschijnlijk had gedaan toen zij naar zolder was gevlucht.
De rechtbank constateert dat bij de aangifte een aantal fotobladen gevoegd zijn. Deze zijn gedateerd 2 maart 2018. De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving en neemt aan dat bedoeld is 2 maart 2019.
Bewijsoverweging rechtbank
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een hemdje, een salontafel, een bezem en een matras heeft vernield.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Aangeefster heeft verklaard dat zij zag dat verdachte de salontafel, stofzuiger en een bezem door het raam buiten heeft gegooid en dat deze voorwerpen vernield waren. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte haar hemdje kapot getrokken heeft en dat zij gezien heeft dat verdachte met een mes in het matras had gestoken. Later heeft ze verklaard dat de stofzuiger niet kapot was. Wanneer verbalisanten ter plaatse komen, zien zij voor de ingang van de portiek van aangeefsters woning een stofzuiger, salontafeltje en bezem liggen. In de woning treffen ze op een bed een mes aan. In het hoeslaken en de matras zitten drie gaten.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij boos was en dat hij een tafeltje heeft vernield. Met betrekking tot de overige goederen heeft verdachte ontkend dat hij deze heeft vernield en aangegeven dat ze misschien al stuk waren. De rechtbank hecht geen geloof aan dat deel van de verklaring van verdachte en schuift dat deel van zijn verklaring terzijde.
parketnummer 18/128785-20
feiten 1. en 3.
De rechtbank acht de feiten 1. en 3. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 mei 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 mei 2020, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020124070 Z d.d. 19 mei 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 mei 2020, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
feit 2.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 mei 2020 met als bijlage een fotoblad, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van mishandeling door [verdachte] , gepleegd op 12 mei 2020 te Leeuwarden.
sloeg me met een van zijn vuisten met kracht in mijn gezicht. Ik voelde dat hij mij onder mijn linkeroog raakte en voelde direct als gevolg hiervan een heftige pijn aan mijn linker jukbeen. Direct hierna sloeg hij mij nog een keer met zijn vuist in mijn gezicht. Ik zag dat hij hierna uitstapte. Ik zat nog steeds op de passagiersstoel en zag dat hij de deur aan mijn kant opentrok en mij met kracht nogmaals met zijn vuist in mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat hij me op mijn hoofd raakte.
Ik heb nu erg veel pijn aan mijn gezicht, boven mijn linkerslaap, boven op mijn hoofd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2020, opgenomen op pagina 18 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 12 mei 2020 zag ik een vrouw op de passagiersstoel zitten. Ik zag dat deze vrouw een zwelling en bloeduitstorting onder haar linkeroog had en dat deze vrouw huilde. Ik heb na kort uitvragen deze vrouw horen zeggen dat zij door ene [verdachte] was geslagen.
Bewijsoverweging rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster tegen haar hoofd en/of in haar gezicht heeft geslagen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er in de auto een schermutseling heeft plaatsgevonden waarbij hij de handen van aangeefster terugduwde. Haar handen kwamen vervolgens tegen haar gezicht aan, wat verdachte niet heeft gewild. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de handen van aangeefster in de schermutseling buiten verdachtes wil tegen haar gezicht zijn gekomen, ongeloofwaardig. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie en ter terechtzitting wisselend over dit voorval verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de aangifte steun in de bij die aangifte gevoegde foto van het gezicht van aangeefster en tevens in het proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank acht gelet op de opgenomen bewijsmiddelen de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.