ECLI:NL:RBNNE:2021:1970

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
18/014162-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van THC

Op 25 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 11 januari 2019 in de gemeente Appingedam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van THC verkeerde, reed met een te hoge snelheid en negeerde verkeersborden, wat leidde tot een frontale botsing met een andere auto. Het slachtoffer, een vrouwelijke bestuurder, liep daarbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder wervelfracturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat resulteerde in een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de omstandigheden van de zaak, waaronder het tijdsverloop sinds het ongeval en het feit dat de verdachte zich sindsdien niet schuldig had gemaakt aan andere verkeersdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/014162-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 mei 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2019 in de gemeente Appingedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Farmsumerweg, komende uit de richting van Delfzijl, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, -terwijl verdachte verkeerde onder invloed van THC en/of morfine- met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km per uur, in elk geval met een - gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid, een in die Farmsumerweg gesitueerde middengeleider te naderen en/of die geleider in strijd met een op die geleider geplaatst en in zijn richting gekeerd en voor verdachte bestemd bord D2 van bijlage1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, links, zijnde een andere zijde dan op genoemde bord aangebrachte naar rechts wijzende pijl, voorbij te gaan en/of (vervolgens) tegen een op voor verdachte linker weghelft tegemoetkomend ander motorrijtuig (personenauto) aan te rijden en/of te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten wervelfracturen van de 2e, 4e, 5e en 6e halswervels, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
op of omstreeks 11 januari 2019 te en in de gemeente Appingedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de Farmsumerweg, komende uit de richting van Delfzijl, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, -terwijl verdachte verkeerde onder invloed van morfine- met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km per uur, in elk geval met een - gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid, een in die Farmsumerweg gesitueerde middengeleider te naderen en/of die geleider in strijd met een op die geleider geplaatst en in zijn richting gekeerd en voor verdachte bestemd bord D2 van bijlage1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, links, zijnde een andere zijde dan op genoemde bord aangebrachte naar rechts wijzende pijl, voorbij te gaan en/of (vervolgens) tegen een op voor verdachte linker weghelft tegemoetkomend ander motorrijtuig (personenauto) aan te rijden en/of te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten wervelfracturen van de 2e, 4e, 5e en 6e halswervels, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 januari 2019 te en in de gemeente Appingedam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende op weg, de Farmsumerweg, komende uit de richting van Delfzijl, -terwijl verdachte verkeerde onder invloed van morfine- met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km per uur, in elk geval met een - gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid een in die Farmsumerweg gesitueerde middengeleider is genaderd en/of die geleider in strijd met een op die geleider geplaatst en in zijn richting gekeerd en voor verdachte bestemd bord D2 van bijlage1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, links, zijnde een andere zijde dan op genoemde bord aangebrachte naar rechts wijzende pijl, voorbij is ge gaan en/of (vervolgens) tegen een op voor verdachte linker weghelft door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 januari 2019 in de gemeente Appingedam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Farmsumerweg, komende uit de richting van Delfzijl, -terwijl verdachte verkeerde onder invloed van THC en/of morfine- met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km per uur, in elk geval met een - gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid een in die Farmsumerweg gesitueerde middengeleider is genaderd en/of die geleider in strijd met een op die geleider geplaatst en in zijn richting gekeerd en voor verdachte bestemd bord D2 van bijlage1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, links, zijnde een andere zijde dan op genoemde bord aangebrachte naar rechts wijzende pijl, voorbij is gegaan en/of (vervolgens) tegen een op voor verdachte linker weghelft tegemoetkomende ander motorrijtuig (personenauto) is aangereden en/of gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat gelet op de opeenvolging van verkeersovertredingen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten eerste kan er niet bewezen worden dat verdachte met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden. Dit blijkt niet uit de verkeersongevallenanalyse. Er zijn wel getuigen die aangeven dat verdachte met hoge snelheid reed, maar de ervaring leert dat het voor mensen heel lastig is om snelheid in te schatten. Ten tweede is het bloedonderzoek niet binnen de daarvoor geldende termijn van 90 minuten afgenomen. Het is mogelijk om van deze termijn af te wijken, maar dan moet er sprake zijn van een bijzondere omstandigheid. Van een dergelijke bijzondere omstandigheid blijkt uit het dossier niet. Tot slot is het nog maar de vraag wat de invloed is geweest van de middelen die in het bloed van verdachte zijn aangetroffen. THC blijft lang in je bloed zitten, maar effectief voel je er een dag later al niets meer van. Van de morfine is het onduidelijk hoe en wanneer dit in het bloed van verdachte is gekomen.
Verdachte heeft een inschattingsfout gemaakt toen hij vlak voor de rotonde een andere auto probeerde in te halen. Deze enkele verkeersovertreding levert een aanmerkelijke mate van schuld op.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 11 januari 2019 in de auto gestapt. Ik had de dag daarvoor geblowd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 januari 2019, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019010595 d.d. 9 april 2019, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Op 11 januari 2019 reed ik over de Farmsumerweg te Appingedam. Ik naderde een rotonde. Plotseling zag ik naast mij een auto rijden met hoge snelheid, die mij aan het inhalen was. Hij reed veel harder dan ik. Omdat de auto niet meer voor mij kon komen en de vluchtheuvel van de rotonde daar ook zat, reed deze links de rotonde op. Hij botste frontaal op de auto die hem tegemoet kwam op de rotonde.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, nummer 11.01.2019.18.40.2169 d.d. 5 februari 2019, bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
De bestuurster van de Nissan Micra reed daarmee over de rotonde en sloeg rechtsaf de Farmsumerweg in. Vrijwel onmiddellijk na het verlaten van de rotonde kwam de Nissan Micra frontaal in botsing met de haar tegemoetkomende Nissan Almera. Bij het naderen van de verhoogde middengeleider, kort voor de rotonde, negeerde de bestuurder van de Nissan Almera het gebod (bord D2 met pijl naar rechts) om de verhoogde middengeleider rechts voorbij te rijden. Hij reed de verhoogde middengeleider links voorbij (spookrijden) en kwam daarbij op het weggedeelte bestemd voor de hem tegemoetkomende Nissan Micra. Hier kwamen beide voertuigen met elkaar in botsing. Als gevolg van deze botsing liepen de bestuurster van de Nissan Micra en de daarnaast gezeten passagiere (zwaar) lichamelijk letsel op. Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch dat de oorzaak moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de Nissan Almera.
4. Een geneeskundige verklaring, opgenomen op pagina 13 van voornoemd dossier, op 22 januari 2019 opgemaakt en ondertekend door M. Wagendeurs, arts, voor zover inhoudend als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Omschrijving van het letsel.
Bloeduitstorting rechts in de hals.
Voornoemde persoon werd onderzocht op 11 januari 2019.
Wervelfracturen van 2e, 4e, 5e en 6e halswervels waarvoor behandeling met een halskraag. Geschatte duur van de genezing is 3 maanden.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van Eurofins Forensics, zaaknummer F.NFI.19.00282, d.d. 26 februari 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door dr. apr. J. Cordonnier, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:
Resultaten onderzoek in bloed van [verdachte]
Aangewezen stof
Meetbare stof
Eindresultaat
In bloed met TAAQ7270NL
Rapportage eenheid
Cannabis
THC
1,0
microgram per liter
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, naar de aard en de ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte harder reed dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur. Gelet op de verklaring van getuige [getuige] kan wel bewezen worden dat verdachte met een - gelet op de omstandigheden en de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid reed. Verdachte probeerde vlak voor de rotonde een personenauto in te halen. Toen dit niet lukte, kon verdachte niet via de rechterzijde van de middengeleider de rotonde oprijden met als gevolg dat hij op de verkeerde weghelft bleef rijden. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte voor de rotonde zijn snelheid in onvoldoende mate heeft aangepast aan de situatie en de plaatselijke verkeersomstandigheden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het ongeval verkeerde onder invloed van morfine. Verdachte geeft aan dat hij niet weet hoe het kan dat er morfine in zijn bloed zat. Na het ongeval is verdachte vanwege zijn verwondingen door de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. In het ziekenhuis is vervolgens het bloed van verdachte afgenomen. Uit het dossier blijkt niet of verdachte in de ambulance of in het ziekenhuis medicatie, bijvoorbeeld pijnbestrijding, toegediend heeft gekregen. De rechtbank kan om die reden niet de mogelijkheid uitsluiten dat verdachte ten tijde van het ongeval nog niet verkeerde onder invloed van morfine.
Gelet op het bloedonderzoek en de verklaring van verdachte acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte onder invloed van THC verkeerde. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding bij het bloedonderzoek verschoonbaar is. De verrichte bloedafname is niet binnen het in artikel 12 lid 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer genoemde tijdsbestek van anderhalf uur verricht. Dit voorschrift staat echter niet rechtstreeks in verband met de juistheid en betrouwbaarheid van de resultaten van het verrichte onderzoek. Het maakt dus geen onderdeel uit van het stelsel van strikte waarborgen van het resultaat van het onderzoek. Een termijnoverschrijding dient om die reden niet te leiden tot bewijsuitsluiting. Indien de termijnoverschrijding verschoonbaar is, hoeven er in het geheel geen consequenties aan verbonden te worden. Nu de termijnoverschrijding te wijten was aan de noodzakelijke medische behandeling van verdachte acht de rechtbank de termijnoverschrijding verschoonbaar.
Gelet op de omstandigheden dat verdachte met een - gelet op de omstandigheden en de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid een rotonde op is gereden via het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer terwijl hij onder invloed was van THC, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Door het hiervoor beschreven ongeval heeft [slachtoffer] lichamelijk letsel opgelopen, namelijk wervelfracturen van de 2e, 4e, 5e en 6e halswervels. Op basis van de aard van het letsel, de vitale functie van de halswervels en de inschatting dat het herstel ongeveer drie maanden zal duren merkt de rechtbank het letsel van [slachtoffer] aan als zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 januari 2019 in de gemeente Appingedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Farmsumerweg, komende uit de richting van Delfzijl, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl verdachte verkeerde onder invloed van THC - met een - gelet op de omstandigheden en de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid, een in die Farmsumerweg gesitueerde middengeleider te naderen en die geleider in strijd met een op die geleider geplaatst en in zijn richting gekeerd en voor verdachte bestemd bord D2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, links, zijnde een andere zijde dan op genoemd bord aangebrachte naar rechts wijzende pijl, voorbij te gaan en vervolgens tegen een op voor verdachte linkerweghelft tegemoetkomend ander motorrijtuig (personenauto) aan te rijden en te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten wervelfracturen van de 2e, 4e, 5e en 6e halswervels, werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden met aftrek waarvan 22 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een taakstraf voor de duur van 60 uur op te leggen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat een ontzegging van de rijbevoegdheid geen toegevoegde waarde meer zou hebben vanwege het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering van 10 december 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Door het kwalijke rijgedrag van verdachte heeft het slachtoffer meerdere halswervelfracturen opgelopen. Drie maanden na het ongeval heeft het slachtoffer nog steeds een nekbrace nodig en dient zij mogelijk nog een operatie te ondergaan. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor het veroorzaken van een verkeersongeval door ernstige schuld en met zwaar lichamelijk letsel als gevolg voor het slachtoffer als uitgangspunt een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar gehanteerd.
Met betrekking tot de taakstraf zal de rechtbank de oriëntatiepunten volgen. Gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte zich in de tussentijd niet schuldig heeft gemaakt aan verkeersdelicten, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank zal wel een voorwaardelijke rijontzegging opleggen als stok achter de deur, maar komt – gelet op de oriëntatiepunten en het tijdsverloop – tot een lagere ontzegging dan de officier van justitie heeft geëist.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 160 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
12 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf
een gedeelte, groot 10 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2021.
Mrs. Schuth en Hoedt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.