ECLI:NL:RBNNE:2021:1983

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
18/031767-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en overtredingen van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie

Op 25 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen en overtredingen van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De bijzondere voorwaarden zijn opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging met betrekking tot de rechtmatigheid van de doorzoeking verworpen. De verdachte was betrokken bij de teelt, verkoop en het bezit van verschillende soorten drugs, waaronder MDMA, cocaïne, hennep en hasj, en had ook wapens en munitie in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van deze middelen en wapens, en dat hij gedurende een periode van vijf jaar betrokken was bij witwassen van aanzienlijke bedragen, afkomstig uit misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in haar overwegingen meegenomen, en heeft de verdachte als een recidivist beschouwd, wat heeft geleid tot een hogere strafmaat. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, die verband hielden met de strafbare feiten, onttrokken aan het verkeer en verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/031767-21
ter berechting gevoegd parketnummer 18/095408-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 mei 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/095408-21
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,84 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of ongeveer 0,40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, ongeveer 0,83 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4226 gram hennep en/of ongeveer 693 gram hashish, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hashish, zijnde hennep en/of hashish (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, één of meer wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een trekker groep, bestemd en van wezenlijke aard is voor de werking van een vuurwapen in de vorm van een geweer, en/of
- 2 patroonmagazijnen, bestemd voor een semi automatische vuurwapen in de vorm van een pistool, en/of
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 21 centraal vuur kogelpatronen, kaliber 9mm, merk Geco, en/of
- 25 centraal vuur kogelpatronen, kaliber 7,65mm, merk FN, Browning, en/of
- 101 rand vuur kogelpatronen, kaliber .22LR, merk Lapua, en/of
- 41 rand vuur kogelpatronen, kaliber .22Short, merk Dynamite Nobel, en/of
- 150 rand vuur kogelpatronen, kaliber .22Short, merk Vostok, en/of
- 8 centraal vuur knalpatronen, kaliber 9mm Knal, merk GFL (Fiocchi),
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 18/031767-21
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2020 tot en met 3 februari 2021, in de gemeente Groningen, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep en/of temazepam en/of zolpidem en/of oxazepam, zijnde hennep, temazepam, zolpidem en/of oxazepam (telkens)(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 3 februari 2021, in de gemeente Groningen, (bij zijn, verdachtes, aanhouding en/of in een woning aan de Eelderingel 46K en/of in een of meer garageboxen aan het [straatnaam] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- in totaal ongeveer 948,45 gram, althans een grote hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of
- 1000 tabletten, althans in totaal 489,06 gram, althans een grote hoeveelheid materiaal bevattende de werkzame stof temazepam, en/of
- 750 tabletten, althans in totaal 225,23 gram, althans een grote hoeveelheid materiaal bevattende de werkzame stof zolpidem, en/of
- 2740 tabletten, althans in totaal 949,91 gram, althans een grote hoeveelheid materiaal bevattende de werkzame stof oxazepam,
zijnde hennep, temazepam, zolpidem en/of oxazepam (telkens)(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 3 februari 2021, in de gemeente Groningen, (in een of meer garageboxen aan het [straatnaam] )
- een wapen van categorie II, onder 3, te weten een dubbelloops, centraalvuur hanen-hagelgeweer (merk Husqvarna), zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd, en/of
- munitie van categorie III, te weten 10 centraalvuur hagelpatronen, kaliber .12 Ga en/of 202 randvuur kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 1 februari 2021 te Groningen, althans in Nederland, van (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedragen van resp. 33.213 euro en/of 43.962 euro en/of 107.284 euro en/of goederen, te weten (onder meer) een boot en/of goud en/of zilver en/of een of meer horloges, (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemd(e) geldbedrag(en) en/of goederen was/waren en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemd(e) geldbedrag(en) en/of goederen voorhanden heeft/hebben gehad, en/of genoemd(e) geldbedrag(en) en/of goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en van genoemd(e) geldbedrag(en) en/of goederen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat genoemd(e) geldbedrag(en) en/of goederen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 1 februari 2021, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedragen van resp. 33.213 euro en/of 43.962 euro en/of 107.284 euro en/of goederen, te weten (onder meer) een boot en/of goud en/of zilver en/of een of meer horloges, (telkens) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat genoemd(e) geldbedrag(en) en/of goederen, onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 19 februari 2021, in de gemeente Groningen, (in een woning gelegen aan de [straatnaam] ) opzettelijke aanwezig heeft gehad:
- 5214 gram, althans een grote hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of
- 541 gram, althans een grote hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj,
zijnde hennep en/of hasjiesj, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 19 februari 2021, in de gemeente Groningen, (in een woning aan de [straatnaam] ), (een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (type Bulldog, kaliber .38) en/of een pistool (merk Erma, type ERP 74, kaliber 4 mm m20), zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III, te weten 113 centraalvuur kogelpatronen en 1 centraalvuur knalpatroon, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/095408-21
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Parketnummer 18/031767-21
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/095408-21
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/031767-21
Met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte dient vrijgesproken te worden voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De doorzoeking van de garagebox heeft onrechtmatig plaatsgevonden. Verdachte gebruikte de garagebox op het moment van de doorzoeking als verblijfplaats. Gelet op het proces-verbaal van bevindingen op pagina 88 van het dossier hadden de verbalisanten ook alle reden om te veronderstellen dat er sprake was van een woning. Zij hadden voor de doorzoeking echter alleen toestemming gekregen van de officier van justitie en niet – zoals gelet op het voorgaande vereist was – een machtiging van de rechter-commissaris. Het proces-verbaal van bevindingen op pagina 94 van het dossier is opgemaakt nadat de verdediging bij de voorgeleiding verweer heeft gevoerd over de rechtmatigheid van de doorzoeking. Dit proces-verbaal lijkt daarom enkel en alleen te zijn opgesteld om het door de verdediging gevoerde verweer te ondervangen. Om die reden dient er kritisch naar dat proces-verbaal te worden gekeken. Nu er sprake was van bewoning had de rechter-commissaris ingeschakeld moeten worden. Aangezien dat niet is gebeurd, levert dat een onherstelbaar vormverzuim op in het vooronderzoek. Het gevonden materiaal dient uitgesloten te worden van het bewijs. Daarmee ontbreekt voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde het wettig en overtuigend bewijs.
Verdachte dient vrijgesproken te worden voor het onder 3 primair ten laste gelegde aangezien enkel het omzetten van geldbedragen bewezen kan worden.
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtmatigheid van de doorzoeking van de garagebox
Op basis van de processtukken overweegt de rechtbank als volgt.
Op 24 november 2020 is er een mutatierapport opgemaakt over de garagebox van verdachte aan het [straatnaam] te Groningen. Verdachte was in de garagebox aangetroffen en had aangegeven dat hij daar sliep. De verbalisant had gezien dat er op dat moment een matras in de garagebox lag.
Uit het proces-verbaal van 5 februari 2021, opgenomen op pagina 94 van het dossier, volgt dat de garagebox op het verzoek van de officier van justitie is betreden ter doorzoeking. Daarbij is afgesproken dat wanneer bij binnenkomst zou blijken dat het een woning betrof, de doorzoeking door de politie gestaakt zou worden en de rechter-commissaris ingelicht zou worden. In de garagebox werd echter niets aangetroffen dat deed vermoeden dat de garagebox als woning zou worden gebruikt.
De rechtbank heeft geen twijfel omtrent het waarheidsgehalte van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal. Gelet op de inhoud van dit proces-verbaal is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte op 5 februari 2021 de garagebox (nog) bewoonde. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, nu de doorzoeking naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig is geweest. De rechtbank zal niet overgaan tot bewijsuitsluiting.
Parketnummer 18/095408-21
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2020, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020298362 d.d. 10 november 2020, inhoudend het relaas van verbalisant;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 6 mei 2020, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2020, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
3. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 31 maart 2020, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier;
4. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 31 maart 2020, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2020, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek vuurwapen/munitie d.d. 18 mei 2020, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Parketnummer 18/031767-21
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 11 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 1 februari 2021 werd ik staande gehouden. Ik had toen hennep, voorgedraaide joints en potten medicatie bij me. Ik was bezig om die spullen over te brengen van mijn garageboxen aan het [straatnaam] te Groningen naar mijn nieuwe woning aan de [straatnaam] te Groningen. In die garageboxen lagen hennep, voorgedraaide joints en potten met medicatie. De hennep en joints waren van mij. Deze had ik om te verkopen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 1 februari 2021, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021029078 d.d. 8 april 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 1 februari 2021 hielden wij verdachte staande. Verdachte droeg een plastic tas bij zich en zei dat er drugs in zaten. Bij nadere controle aan de goederen die verdachte bij zich droeg, troffen wij in een kartonnen verpakking een grote hoeveelheid voorverpakte joints aan. Tevens troffen wij een grote hoeveelheid medicijnen aan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2021, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de garagebox aan het [straatnaam] te Groningen trof ik een tas aan met daarin een grote hoeveelheid hennep. Op de werkplek stond een sealmachine en er lagen veel gripzakjes. Ook lag er een plastic zak met daarin een grote hoeveelheid potjes met medicijnen erin.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 29 maart 2021, bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten:
Goednummer : PL0100-2021029078-1355605
SIN : AANW5182NL
Omschrijving : 99 joints
Netto gewist : 59,30 gram (shag en plantendelen)
Indicatieve testen
Positief voor hennep
Tevens herkende ik de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als hennep.
Goednummer : PL0100-2021029078-1355610
SIN : AANW5180NL
Omschrijving : Een pot met een etiket “1000 tabletten TEMAZEPAM APOTEX 20 mg tabletten”.
Bruto gewicht : 489,06 gram
Goednummer : PL0100-2021029078-1355613
SIN : AANW5181NL
Omschrijving : 1 pot met etiket “Zolpidemtartraat 10 mg, 250 filmomhulde tabletten”.
Bruto gewicht : 75,11 gram
Goednummer : PL0100-2021029078-1355623
SIN : AAOF0668NL
Omschrijving : een (politie) sealbag met daarin gedroogde, groenbruine plantendelen
Netto gewicht : 229,15 gram
Indicatieve testen
Positief voor hennep
Tevens herkende ik de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als hennep.
Goednummer : PL0100-2021029078-1356238
SIN : AAOF0684NL
Omschrijving A : 1 pot met etiket “1000 tabletten Oxazepam CF 50 mg”.
Bruto gewicht : 324,86 gram
Omschrijving B : 1 pot met etiket “1000 tabletten Oxazepam APOTEX 50 mg”.
Bruto gewicht : 296,32 gram
Goednummer : PL0100-2021029078-1356239
SIN : AAOF0685NL
Omschrijving : 2 potten met op beide potten hetzelfde etiket “Zoldipemtartraat 10 mg, 250 filmomhulde tabletten”.
Bruto gewicht : 150,12 gram
Goednummer : PL0100-2021029078-1356242
SIN : AAOF0686NL
Omschrijving : 44 ongeopende medicijnenstrips met in elke strip 15 tabletten. Op de achterkant van de strips stond vermeld: Oxazepam Accord 50 mg (totaal 660 stuks)
Bruto gewicht : 298,64 gram
Goednummer : PL0100-2021029078-1356243
SIN : AAOF0687NL
Omschrijving A : 1 medicijnendoosje met daarop “OXAZEPAM APOTEX 50 mg”. In het doosje zaten 10 ongeopende delen van medicijnenstrips met in totaal 50 tabletten
Bruto gewicht : 16,64 gram
Omschrijving B : medicijnendoosje met daarop “OXAZEPAM Accord 50 mg”. In het doosje waren 2 nog ongeopende medicijnenstrips met elk 15 tabletten (totaal 30 stuks).
Bruto gewicht : 13,45 gram
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2021, opgenomen op pagina 285 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik herkende de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als hennep.
Goed(eren) : PL0100-2021029078-1356233, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid (Hennep), 1 stuks, totaal 660 g
6. Een deskundigenrapport afkomstig van Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2021.03.17.086, d.d. 30 april 2021, bijgevoegd bij voornoemd dossier, opgemaakt door dr. J.D.J. van den Berg, op de door hem of haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:
In het onderzoeksmateriaal zijn oxazepam, temazepam en zolpidem als werkzame stoffen aangetoond, conform de etikettering. Deze substanties zijn vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AANW5180NL
1000 gleuftabletten in een gesealde pot met etiket “Temazepam Apotex 20 mg”
bevat temazepam
AANW5181NL
250 gleuftabletten in een gesealde pot met tekst “Zolpidemtartraat Mylan 10 mg”
bevat zolpidem
AAOF0684NL
(A)
1000 gleuftabletten in een gesealde pot met tekst “Oxazepam Apotex 50 mg”
bevat oxazepam
(B)
1000 gleuftabletten in een gesealde pot met tekst “Oxazepam CF 50 mg”
bevat oxazepam
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 11 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In mijn garagebox aan het [straatnaam] te Groningen lag een antiek wapen met patronen. Deze waren van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2021, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de garagebox aan het [straatnaam] te Groningen trof ik een vuurwapen aan en patronen, onder andere een doosje met .22 patronen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 11 februari 2021, opgenomen op pagina 256 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De inbeslaggenomen patronen en munitie betreffen:
- Twee (2) stuks centraalvuur hagelpatronen van het merk Mary Arm, type Cyrano, hagelgrootte 7,5 in het kaliber .12 Ga. (witte kunststof huls);
- Vier (4) stuks centraalvuur hagelpatronen, aangepast naar slug, in hulzen van het merk Mary Arm, type Cyrano, in het kaliber .12 Ga. (witte kunststof huls);
- Vier (4) stuks centraalvuur hagelpatronen, aangepast naar slug, in hulzen van het merk Mary Arm, type Puma, in het kaliber .12 Ga. (paarse kunststof huls).
Al deze patronen zijn geschikt om een projectiel of projectielen met behulp van een vuurwapen, onder andere het hier beschreven Husqvarna hagelgeweer, af te schieten.
- 100 stuks (vol doosje) randvuur kogelpatronen van het merk CCI, type Mini-Mag in het kaliber .22 Long Rifle (LR);
- 50 stuks (vol doosje) randvuur kogelpatronen van het merk Eley, type Standard in het kaliber .22 Long Rifle (LR);
- 42 stuks (los in zakje) randvuur kogelpatronen van het merk Eley, type onbekend in het kaliber .22 Long Rifle (LR);
- 10 stuks (los in zakje) randvuur kogelpatronen van het merk CCI, type onbekend in het kaliber .22 Long Rifle (LR).
Al deze patronen zijn geschikt om een projectiel met behulp van een vuurwapen af te schieten. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
De vrijstellingen van de Wet wapens en munitie zijn niet van toepassing op de munitie.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 11 februari 2021, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Het inbeslaggenomen hagelgeweer betreft een juxtapose dubbelloopse basculerend hagelgeweer met uitwendige hanen. Dit geweer is van het Zweeds merk Husqvarna model 20, kaliber 12 met stalen lopen met een (ingekorte) lengte van 24,5 centimeter. Het betreft een, weliswaar ingekort maar, geheel intact zijnde hagelgeweer met een zogenaamde Lefaucheux sluiting. Het geweer Husqvarna model 20 senare is door mij verbalisant beproefd en hij bleek geschikt om projectielen door een loop af te kunnen schieten. Het wapen is gewijzigd waardoor het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel de aanvalskracht verhoogd wordt. Derhalve is dit hagelgeweer een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1 categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie. De vrijstellingen van de Wet wapens en munitie zijn niet van toepassing op het vermelde vuurwapen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde als volgt.
Zoals hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat de resultaten van de doorzoeking in de garagebox niet uitgesloten worden van het bewijs. In combinatie met de grotendeels bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 11 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb gehandeld in wiet. Ik kocht het in grote hoeveelheden in. Ik had een aantal afnemers aan wie ik verkocht. De meeste betaalden contant. Ik heb in 2016 tot en met 2021 verschillende werkzaamheden verricht. Vaak werd ik contant betaald. Ik heb veel van mijn inkomsten niet opgegeven bij de Belastingdienst. Het goud, zilver en de horloges die bij de doorzoeking zijn aangetroffen, waren van mij.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een rapport financieel onderzoek d.d. 20 april 2021, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als onderzoek van de officier van justitie:
Voor dit proces-verbaal is de onderzoeksperiode vastgesteld op 1 februari 2016 tot en 31 december 2020.
Blijkens het iCOV verdiende de verdachte bijna geen (legaal) inkomen. Hij zou blijkens het iCOV over de onderzoeksperiode een verzamelinkomen hebben van 26.146 euro.
Uit de banktransacties blijkt dat de verdachte meer geld ontvangt via de bank dan blijkt uit de belastinggegevens. Uit de analyse van de bankrekening blijkt dat verdachte een inkomen heeft gehad van € 33.958. Dit hogere inkomen (ad 9.522 euro) is niet opgegeven aan de Belastingdienst.
De verdachte ontvangt van derden meer geld via de bank dan blijkt uit de belastinggegevens. De omschrijvingen van betalende derden wijzen op verdienmodellen die niet blijken uit iCOV en waarover geen belasting is betaald.
De verdachte maakt vele reizen naar het buitenland terwijl zijn legale inkomen zeer laag is. Deze reizen zijn grotendeels in contanten betaald of door derden. Deze reizen betreffen verre oorden die niet te betalen zijn vanuit het zeer lage inkomen dat de verdachte heeft.
De betalingen per bank maken duidelijk dat de verdachte in de afgelopen jaren giraal minder heeft uitgegeven aan huishoudelijke kosten, kosten voor vervoer, kosten voor inventaris, onderhoud huis en tuin, kosten voor kleding en schoenen en vrije tijdsuitgaven dan een vergelijkbaar huishouden hieraan heeft uitgegeven.
Verdachte had meerdere excessieve uitgaven, namelijk grote hoeveelheden hennep en hasj, duizenden pillen, edelmetalen, een motor, een boot en meerdere auto’s.
De verdachte heeft verklaard dat hij in de periode van 1 februari 2016 tot en 31 december 2020 over tal van contante inkomstenbronnen heeft beschikt. Het gaat dan om verhuur van de motor, verhuur van een aanhanger, schenkingen, werkzaamheden als goudsmid, verbouwingen, verscheidene klussen, persoonsbeveiliging, werkzaamheden als portier, handel in goud en zilver, verkoop van wietzaden en van lachgas.
Indien deze inkomsten worden getotaliseerd dan heeft verdachte in voormelde periode 87.036 euro in contanten ter beschikking gehad voor het doen van contante uitgaven. Deze uitgaven zijn controleerbaar voor een bedrag van 60.110 euro. Voor 26.926 euro kan de verklaring niet gecontroleerd worden.
De kasopstelling komt uit op 93.323 euro aan contante uitgaven (met saldering van kasopnamen en kasstortingen). De verdachte geeft verklaringen van herkomst van contanten van in totaal 87.036 euro. Dit betekent een onverklaarbaar contant vermogen van 6.287 euro.
De verdachte heeft echter ook oncontroleerbare en niet verifieerbare verklaringen gegeven. Dit bedroeg in totaal 26.926 euro. Dit betekent dat voor de 93.323 aan contante uitgaven een verklaring kan worden gevonden voor 60.110 euro aan contante ontvangsten. Blijft over een onverklaarbaar contant vermogen van 33.213 euro.
De verdachte is in het bezit van een grote hoeveelheid medicijnen (ad 364 euro) alsmede een grote hoeveelheid hennep/hasj (ad 43.598 euro). Hij heeft deze drugs moeten aankopen. Hij zal daar in ieder geval 43.962 euro voor hebben betaald.
Door het onderzoek en de verklaring van de verdachte is duidelijk geworden dat sprake is van omvangrijke belastingfraude. Uitgaande van de verklaring van de verdachte (inclusief de oncontroleerbare verklaringen) gaat het om 75.776 (10.000 euro zou een lening zijn) aan niet opgegeven contante inkomsten. Daarnaast zijn er ook nog ontvangsten via de bankrekening buiten de belastingaangifte gebleven:
verzamelinkomen iCOV € 26.146
inkomen € 33.958
ontvangsten € 1.711
overboekingen derden € 20.726
contanten inkomsten € 75.776
contanten giften € 1.260
€ 133.430
verschil € -107.284
Dit betekent dat 107.284 euro buiten de belastingheffing is gehouden. De verdachte heeft:
  • geen belastingaangifte gedaan voor voormeld bedrag;
  • geen boekhouding bijgehouden van zijn inkomsten van zijn diverse beroepen en verhuurwerkzaamheden;
  • de bewijzen van verhuur (overeenkomsten en ID-bewijzen) vernietigd;
  • de geldstroom grotendeels contant gehouden zodat opsporing van de belastingfraude bemoeilijkt werd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij inkomsten heeft gehad uit drugshandel. Dit geld is van eigen misdrijf afkomstig. Daarnaast heeft hij veel van zijn inkomsten over de periode van 1 februari 2016 tot en met 1 februari 2021 contant ontvangen en niet opgegeven bij de Belastingdienst. Uit het rapport financieel onderzoek blijkt het te gaan om een bedrag van € 107.284,00 dat buiten het zicht van de Belastingdienst is gehouden. De Hoge Raad heeft bepaald dat ook vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen "afkomstig (...) van enig misdrijf" in de zin van de artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft geen boekhouding bijgehouden waaruit zou kunnen blijken welk geld precies afkomstig is geweest uit legale werkzaamheden. Omdat er binnen de
vermogensbestanddelen van verdachte geen onderscheid valt te maken, is het gehele bedrag van € 107.284,00 op basis van de vermengingsleer van misdrijf afkomstig.
Verdachte heeft verhullingshandelingen gepleegd ten aanzien van de € 107.284,00 door deze inkomsten niet op te geven bij de Belastingdienst. Daarnaast heeft verdachte dit geld omgezet in goederen, zoals een boot, goud, zilver en horloges.
De rechtbank acht het onder 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2021, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
3. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 22 februari 2021, opgenomen op pagina 512 van voornoemd dossier;
4. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 februari 2021, opgenomen op pagina 581 e.v. van voornoemd dossier;
5. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 februari 2021, opgenomen op pagina 594 e.v. van voornoemd dossier;
6. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 februari 2021, opgenomen op pagina 596 van voornoemd dossier;
7. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 februari 2021, opgenomen op pagina 602 van voornoemd dossier;
8. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 februari 2021, opgenomen op pagina 603 van voornoemd dossier;
9. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 februari 2021, opgenomen op pagina 605 van voornoemd dossier;
10. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 februari 2021, opgenomen op pagina 607 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2021, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 12 maart 2021, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 22 maart 2021, opgenomen op pagina 272 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/095408-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/031767-21 onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/095408-21
1.
hij op 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 2,84 gram van een materiaal bevattende MDMA en
ongeveer 0,40 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
ongeveer 0,83 gram van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en cocaïne en amfetamine, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam]) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 4226 gram hennep en ongeveer 693 gram hashish, zijnde hennep en hashish, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een trekkergroep, bestemd en van wezenlijke aard voor de werking van een vuurwapen in de vorm van een geweer, en
- 2 patroonmagazijnen, bestemd voor een semi-automatisch vuurwapen in de vorm van een pistool, en
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 21 centraal vuur kogelpatronen, kaliber 9mm, merk Geco, en
- 25 centraal vuur kogelpatronen, kaliber 7,65mm, merk FN, Browning, en
- 101 rand vuur kogelpatronen, kaliber .22LR, merk Lapua, en
- 41 rand vuur kogelpatronen, kaliber .22Short, merk Dynamite Nobel, en
- 150 rand vuur kogelpatronen, kaliber .22Short, merk Vostok, en
- 8 centraal vuur knalpatronen, kaliber 9mm Knal, merk GFL (Fiocchi),
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 18/031767-21
1.
hij in de periode van 24 november 2020 tot en met 1 februari 2021, in de gemeente Groningen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep en/of temazepam en/of zolpidem en/of oxazepam, zijnde hennep, temazepam, zolpidem en/of oxazepam, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
en
hij op 1 februari 2021, in de gemeente Groningen, bij zijn, verdachtes, aanhouding en/of in een of meer garageboxen aan het [straatnaam] opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- in totaal ongeveer 948,45 gram hennep en
- 1000 tabletten, althans in totaal 489,06 gram, bevattende de werkzame stof temazepam en
- 750 tabletten, althans in totaal 225,23 gram, bevattende de werkzame stof zolpidem en
- 2740 tabletten, althans in totaal 949,91 gram, bevattende de werkzame stof oxazepam,
zijnde hennep, temazepam, zolpidem en oxazepam, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 1 februari 2021, in de gemeente Groningen, in een garagebox aan het [straatnaam]
- een wapen van categorie II, onder 3, te weten een dubbelloops, centraalvuur hanen-hagelgeweer (merk Husqvarna), zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en dat de aanvalskracht werd verhoogd, en
- munitie van categorie III, te weten 10 centraalvuur hagelpatronen, kaliber .12 Ga en 202 randvuur kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 1 februari 2016 tot en met 1 februari 2021 te Groningen, van voorwerpen, te weten een geldbedrag van 107.284 euro en goederen, te weten (onder meer) een boot en goud en zilver en horloges, telkens de werkelijke herkomst heeft verhuld en genoemd geldbedrag en goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en van genoemd geldbedrag en goederen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat genoemd geldbedrag en goederen – middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
hij op 1 februari 2021, in de gemeente Groningen (in een woning gelegen aan de [straatnaam] ), opzettelijke aanwezig heeft gehad:
- 5214 gram hennep en
- 541 gram hasjiesj,
zijnde hennep en hasjiesj, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij op 1 februari 2021, in de gemeente Groningen (in een woning aan de [straatnaam] ), wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (type Bulldog, kaliber .38) en een pistool (merk Erma, type ERP 74, kaliber 4 mm m20), zijnde vuurwapens in de vorm van een revolver en pistool, en munitie van categorie III, te weten 113 centraalvuur kogelpatronen en 1 centraalvuur knalpatroon, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 18/095408-21
1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Parketnummer 18/031767-21
1. in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
3. primair witwassen;
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
5. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het bij parketnummer 18/095408-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het bij parketnummer 18/031767-21 onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 3 jaar, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van 28 april 2021.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet de voorlopige hechtenis ten tijde van de uitspraak zal overstijgen. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank in overweging gegeven om aan verdachte een taakstraf op te leggen om hem weer in het stramien van dagbesteding te krijgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Tactus Verslavingszorg van 28 april 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten eerste heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie. Dit brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee en verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten.
Verder heeft verdachte opzettelijk drugs aanwezig gehad en heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan de handel in softdrugs. Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van drugsgebruik en drugshandel. Drugsgebruik levert een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat regelmatig drugsgebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen mee kan brengen. Daarnaast ontstaat door het bezit van drugs, en de daarmee samenhangende handel daarin, schade en overlast voor de samenleving vanwege de andere vormen van criminaliteit die gepaard gaan met drugsgebruik.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen gedurende een periode van ongeveer vijf jaar. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Het kan niet anders dan dat verdachte zich bij dit alles enkel heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken van de oriëntatiepunten van het LOVS. Met betrekking tot het aanwezig hebben van softdrugs gaat het LOVS uit van een gevangenisstraf van 4 maanden bij een hoeveelheid van 5 tot 10 kilo en van een gevangenisstraf van 6 maanden bij een hoeveelheid van meer dan 10 kilo. Verdachte heeft daarnaast ook nog gehandeld in softdrugs. Voor het aanwezig hebben van een vuurwapen hanteert het LOVS een uitgangspunt van 4 maanden gevangenisstraf en voor een pistool of revolver een gevangenisstraf van 3 maanden. Dan komen daar nog de trekkergroep, patroonmagazijnen en munitie bij. Tot slot geldt voor het witwassen van een bedrag van
€ 70.000,00 tot € 125.000,00 als uitgangspunt een gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens zijn justitiële documentatie, niet recentelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte op 31 maart 2020 is aangehouden ter zake van het aanwezig hebben van drugs. Verdachte heeft verklaard dat hij zich toen ook al bezighield met de verkoop van hennep. Vervolgens duurt het slechts een paar maanden voordat verdachte wederom begint met de handel in softdrugs. Het voorgaande brengt daarnaast mee dat de rechtbank de kans op recidive als hoog inschat.
De rechtbank is van oordeel dat het zwaartepunt in het bepalen van de strafmaat in dit geval niet ligt op het aanwezig hebben van de wapens aangezien deze niet operationeel waren.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het voorwaardelijk deel daarvan dient als een forse stok achter de deur om verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat goederen die samenhangen met de drugs en met de wapens, namelijk: de geluidsdemper, de telescoop, de doos, het pistool en de patroonhouder, worden onttrokken aan het verkeer. Daarnaast moeten het geld, het goud, het zilver en de boot verbeurd worden verklaard. Tot slot kunnen de telefoons en gegevensdragers worden teruggegeven aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen voorwerpen die samenhangen met de wapens, te weten de geluidsdemper, de telescoop, de doos, het pistool en de patroonhouder, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Het inbeslaggenomen geld, de vorderingen, het goud, het zilver, de postzegels, de horloges en de boot acht de rechtbank vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien deze door middel van witwassen zijn verkregen en toebehoren aan verdachte.
Met betrekking tot de telefoons en de gegevensdragers, stelt de rechtbank vast dat deze niet op de beslaglijst staan en uit het dossier ook niet anderszins valt af te leiden dat hier nog beslag op ligt. Ter zake van deze goederen zal dan ook geen beslissing worden genomen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/095408-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/031767-21 onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, [straatnaam] te Groningen, en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Daarbij houdt hij zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en werkt hij mee aan huisbezoeken;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven. Tijdens de behandeling kan diagnostisch onderzoek ingezet worden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde gedurende het eerste jaar van de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [straatnaam] , [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. Een ander adres voor het locatiegebod
is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Bij de start van het locatiegebod hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van maximaal 17 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat maximaal 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van maximaal 17 uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen.
De veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft;
4. dat de veroordeelde openheid en inzicht geeft in zijn financiën en zich bereid toont de toezichthouder in het reclasseringstraject over zijn financiën en financiële situatie te informeren;
5. dat de veroordeelde meewerkt met het tot stand komen en het behouden van dagbesteding;
6. dat de veroordeelde meewerkt aan controles van het gebruik van alcohol en drugs teneinde zijn middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek, alcoholband, bloedonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:

- geluidsdemper;
- telescoop;
- doos;
- pistool;
- patroonhouder.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen:

- vorderingen bij ING (€ 398,68);
- boot;
- € 831,50 ( zijnde € 450,-, € 376,- en € 5,50 , datum ibg 19-02-2021);
- 150 postzegels;
- 160 gram goud;
- 1 doos zilver;
- 4 horloges.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2021.
Mrs. Schuth en Hoedt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.