ECLI:NL:RBNNE:2021:262

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
18/830101-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting, ontuchtige handelingen met minderjarige en mishandeling

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn voormalige echtgenote, [slachtoffer 1], op afschuwelijke wijze heeft verkracht en zijn minderjarige stiefdochter, [slachtoffer 2], gedurende een langere periode seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn seksuele lusten op hen heeft botgevierd, zonder zich om hun welzijn te bekommeren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de mishandelingen die de verdachte heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] € 5.481,64 en [slachtoffer 2] € 7.500,00 aan schadevergoeding is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een verbod op alcoholgebruik. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830101-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/007674-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
18 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/830101-19 (na nadere omschrijving van de tenlastelegging)
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2019, in de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- een banaan in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht, en/of
- zijn vinger(s) en/of hand in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- ( meermalen) in de neus van die [slachtoffer 1] heeft gebeten, en/of
- bovenop de borst althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gezeten, en/of (met zijn armen) de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft geduwd en/of onder bedwang heeft
gehouden, en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd Je moet me pijpen”, en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met
1 februari 2018, in de gemeente Ooststellingwerf, althans in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] 2004, die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit – het (tong)zoenen van die [slachtoffer 2] , en/of - het betasten/wrijven over de (al dan niet met kleding bedekte) borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek van die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] in die periode een kind was dat hij, verdachte, verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 20
oktober 2018, in de gemeente Borger-Odoorn en/of gemeente Stadskanaal, althans in
Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot
het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht, en/of
- zijn. verdachtes, tong en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- over de vagina, billen en/of borsten van die [slachtoffer 2] heeft gewreven, en/of
- die [slachtoffer 2] in bedwang heeft gehouden door zijn, verdachtes, hand(en) op haar mond te
duwen/drukken, en/of door (gedeeltelijk) op haar te gaan liggen, en/of
- met zijn hand(en) het hoofd van die [slachtoffer 2] (stevig) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) het
hoofd van die [slachtoffer 2] naar zijn, verdachtes, penis geduwd/gedrukt, en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] naar beneden heeft getrokken, en/of
- de benen van die [slachtoffer 2] uit elkaar heeft geduwd, en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] , en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan terwijl die [slachtoffer 2] in die periode een kind was dat hij, verdachte, verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 20
oktober 2018, in de gemeente Borger-Odoorn en/of gemeente Stadskanaal althans in
Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004 die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] , en/of
- duwen/brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong en of vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 2] , en/of
- het betasten/wrijven over de (al dan niet met kleding bedekte) borst(en) en of bi(len) en of
schaamstreek van die [slachtoffer 2] , en/of
- het laten vastpakken/vasthouden van zijn, verdachtes. penis door die [slachtoffer 2] . en/of
- het dwingen/instrueren van die [slachtoffer 2] om met haar hand heen en weer gaande bewegingen te maken om zijn, verdachtes, penis, en/of
- het tongzoenen van die [slachtoffer 2] ,
terwijl die [slachtoffer 2] in die periode een kind was dat hij. verdachte, verzorgde en opvoedde als
behorend tot zijn gezin;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 19 januari 2019, in de gemeente
Stadskanaal, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in de neus te bijten en/of in een vinger te bijten;
in de zaak met parketnummer 18/007674-18
1.
hij op of omstreeks 19 december 2017, te Haule, in de gemeente
Ooststellingwerf, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door met beide handen de keel/hals/nek van die [slachtoffer 1] vast te pakken, en/of (vervolgens) (met kracht) in de keel/hals/nek van die [slachtoffer 1] te knijpen en/of te drukken en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden, en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen een traphekje te duwen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 december 2017 tot en met 20 december
2017, te Oosterwolde, in de gemeente Ooststellingwerf, althans in Nederland,
een wapen van categorie III, te weten een gaspistool, merk Röhm, model RG 88,
kaliber 9mm en/of een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 7
centraalvuur kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder parketnummer 18/830101-19 onder 3 primair en onder 3 subsidiair ten laste is gelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er zich onvoldoende wettig bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] te komen, nu daartoe - naast de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen - geen steunbewijs voorhanden is.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder parketnummer 18/830101-19 onder 1, 2 en 4 ten laste is gelegd, alsmede hetgeen hem onder parketnummer 18/007674-18 onder 1 en 2 ten laste is gelegd, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en hij heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder parketnummer 18/830101-19 ten laste is gelegd, nu er zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring van deze feiten te kunnen komen. Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting, heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat er zich naast de aangifte van [slachtoffer 1] alleen een getuigenverklaring van haar moeder [getuige 1] in het dossier bevindt, welke verklaring een zogenaamde de auditu verklaring betreft die (in casu) geen steunbewijs kan opleveren ter onderbouwing van de verklaring van aangeefster. De verklaring van aangeefster zelf is volgens de raadsman bovendien dermate onbetrouwbaar dat daaruit ook niet de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte aangeefster heeft verkracht.
Voor wat betreft hetgeen verdachte onder 2 en 3 primair dan wel subsidiair ten laste is gelegd
– kort gezegd het plegen van ontuchtige handelingen met en de verkrachting van de minderjarige [slachtoffer 2] – heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat er zich, naast de verklaringen zoals afgelegd door [slachtoffer 2] zelf, enkel zogenaamde de auditu getuigenverklaringen in het dossier bevinden die (in casu) geen steunbewijs kunnen opleveren voor de verklaringen van [slachtoffer 2] . Net zoals bij de verklaring van [slachtoffer 1] , stelt de raadsman ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] ter discussie.
Ten aanzien van de onder 4 ten laste gelegde mishandeling stelt de raadsman zich op het standpunt dat er weliswaar wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, maar dat het bewijs, gelet op de ontkenning van verdachte en hetgeen hierboven is aangevoerd met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , niet overtuigend is.
Met betrekking tot hetgeen verdachte onder parketnummer 18/007674-18 onder 1 ten laste is gelegd, heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er zich weliswaar voldoende wettig bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, maar dat het bewijs, gelet op de lezing die verdachte van deze gebeurtenis geeft, niet overtuigend is.
Inzake het onder parketnummer 18/007674-18 onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/830101-19 onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/830101-19 onder 1 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 februari 2019, opgenomen op pagina 511 e.v. van het dossier met nummer 2019025014/2019031708/2019024922 (AUKUBA) d.d. 6 juli 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte tegen mijn partner [verdachte] . Wij wonen samen met de kinderen in Stadskanaal.
Als [verdachte] boos naar bed ging, dan zorgde ik dat ik ook zo snel mogelijk naar bed ging. als ik dat niet deed, dan kwam hij naar beneden en wilde hij een reden waarom ik nog niet op bed lag. Ook al was ik de was aan het opvouwen, ik moest mij verantwoorden. Het kon dan escaleren, schreeuwen, schelden, vernederen. Hij dacht dat ik seks had met anderen. Ik kon zeggen dat ik geen seks had gehad en hij zei dat het wel zo was, dan was het zo. Hij heeft zijn eigen wetten en regels. Hij heeft mij in Haule een keer bij de keel gegrepen, door het traphekje geduwd of ik kreeg een knal op mijn hoofd. Hierbij dreigde hij mij dan ook. Hij schold mij ook uit. Nadat er iets was gebeurd qua huislijk geweld, schelden of vernederen, dan kon hij de volgende ochtend doen alsof er niets aan de hand was.
Dat vernederen ging ook heel ver, heel diep. Een week voordat ik uit huis ging, stond ik bij het aanrecht. De kinderen zaten bij de tafel lego te spelen. Toen zei hij zo vanuit het niets: “Wat sta je daar nou met je dikke vette lichaam. Een hoer is er niks bij”. Dit doet zo ontzettend veel met je. Je wordt er klein en onzeker van. Het was zaterdag 19 januari 2019. [verdachte] kwam rond 16.00 uur thuis. Ik had de indruk dat hij onder invloed was van alcohol. Hij was bozig. Ik heb via de tablet van [slachtoffer 4] een bericht gestuurd naar mijn moeder dat ik geen telefoon had, omdat [verdachte] deze van mij had afgepakt. Ik heb haar in datzelfde bericht ook gestuurd dat de stemming mis was. Mijn moeder heeft toen naar mijn telefoon gebeld. [verdachte] had dus mijn telefoon en nam op. Ik lag op een gegeven moment in ons bed en wilde gaan slapen. [verdachte] was al twee keer naar de slaapkamer gekomen en begon tegen mij te zeuren. De derde keer kwam hij boven met een hoop bombarie en ik werd wakker omdat hij in mijn neus beet. Ik voelde dat het warm werd en het bloedde. Hij had er vol in gebeten. Ik ben uit bed gegaan en heb een kussensloop gepakt. Toen ben ik weer in bed gaan liggen met een doek bij mijn neus. Ik was verdrietig. Ik had ontlasting laten lopen in mijn onderbroek. Ik was alleen maar bezig met overleven. Toen kwam hij voor de vierde keer naar boven. Ik zag dat hij zijn werkbroek aan had en dat hij de zakken op de zijkant van zijn broek vol had. Ik zag dat er een banaan in zat. [verdachte] meldde mij dat hij seks wilde. Uiteindelijk mocht ik eerst naar de badkamer. Daar heb ik me zo goed als ik kon gewassen en opgefrist. Daarna heb ik hem gevraagd of ik een sigaretje mocht roken. Alle deuren zaten op slot en hij had de sleutels. Ik moest van [verdachte] in de keuken roken. Daarna ben ik op [verdachte] zijn verzoek meegegaan naar boven. [verdachte] zei op een dwingende manier dat hij seks wilde. Het was duidelijk dat ik dat moest doen. Ik ga vervolgens op bed liggen. [verdachte] trekt mijn joggingbroek en mijn onderbroek uit. Dat ging niet helemaal soepel omdat ik mijn benen wat op had getrokken. Ik wilde eigenlijk geen seks, maar ik kon niet anders. Ik was bang voor de gevolgen. Hij ging bovenop mij zitten. Hij zat met zijn kont naar mijn gezicht toe en hij had zijn knieën op het bed staan, tussen mijn armen en de zijkant van mijn lichaam. Ik lag dus klem met mijn armen. Hij hield met zijn linker onderarm de binnenkant van mijn linker bovenbeen en mijn andere been uit elkaar. Hij duwde ze zover uit elkaar dat mijn linker heup pijn deed. Dit zei ik ook tegen [verdachte] . Hij reageerde daar niet op. Hij ging eerst met zijn hand in mijn vagina. Hij is gewoon met zijn hand naar binnen gegaan, met gestrekte vingers. Hij gaat dan heen en weer bewegen met zijn hand, niet zachtjes. Hij ging hard heen en weer. Hij maakte een zagende beweging. Het deed mij zeer. Ik vond het niet fijn. Ik was zo bang. Het doet gewoon zeer. Het deed pijn. Toen stopte hij er een banaan in. Hij ging ruig heen en weer. Volgens mij was hij al met mijn anus bezig terwijl hij de banaan er al in had. Hij was toen met een vinger of twee vingers in mijn anus. Hij had de banaan nog in mijn vagina. De vingers bij mijn anus deden pijn omdat het droog was toen hij ze erin stopte. Ik had urine en ontlasting laten lopen. Dat was angst. Op een gegeven moment had hij de banaan weggegooid en ging hij met zijn hand in mijn vagina. Vanaf de vagina ging hij over naar de anus. Daar kwam weer ontlasting vrij en het werd vies. Ik heb toen tegen [verdachte] gezegd dat ik het niet wilde. Hierop reageerde [verdachte] niet. Ik zat in de overlevingsmodus. Ik dacht ik ga hem aftrekken. In de hoop dat hij zou klaarkomen en dan in slaap zou vallen. Toen ik daarmee begon, sommeerde hij me om hem te pijpen. Ik heb gezegd dat ik dat niet wilde. Hij reageerde daar eigenlijk niet op. Hij was drukker met zijn eigen ding dan met mij. Ik ben toen doorgegaan met aftrekken en toen is hij klaargekomen in mijn hand. Toen is hij van bed gestapt. Ik was heel erg aan het huilen en aan het trillen. Ik was opgelucht dat het voorbij was en dat ik het overleefd had. Ik was tegelijkertijd heel verdrietig dat ik verkracht was door mijn eigen man. Hij reageerde daar niet op.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 10 april 2019, opgenomen op pagina 676 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Mijn dochter [slachtoffer 1] had sinds augustus 2014 een relatie met [verdachte] . Vanaf half oktober 2014 begonnen de ruzies en het trammelant tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] .
Hij had alles, de auto ook, al weggehaald bij haar. Hij had ook spullen van haar verkocht. Ze had helemaal geen leven meer. En al haar vriendinnen waren afgekapt, die mochten niet meer komen. Of ze spraken kwaad over hem of ze waren verliefd op hem, volgens [verdachte] . Dus daarom mocht [slachtoffer 1] haar vriendinnen niet meer zien.
We hebben meerder malen gehad dat [slachtoffer 1] uit huis vluchtte en dat we zeiden, je moet terug voor de kinderen. Ik had [slachtoffer 1] een keer aan de telefoon en dat had hij niet door en toen hoorde ik hem tegen haar zeggen: slet, achterlijk zustertje, debiel, je denkt dat je alles maar kunt regelen. In de loop der jaren hebben we ontdekt dat wat [verdachte] een ander aan doet hij zo draait dat hij zegt dat het hem wordt aangedaan. Je leeft eigenlijk in een overlevingsmodus bij [verdachte] . [verdachte] bedreigde haar steeds en vervolgens deed hij weer heel lief. Ik heb dit gedrag meerdere keren bij [verdachte] gezien. Het ene moment geeft hij heel veel en dan pakt hij het weer af. Hij gaf haar een mobiel en dan pakte hij de telefoon weer af. Die telefoon afpakken was een hot item. [slachtoffer 2] had ook een telefoon. Die appte mij dan: hij heeft de telefoon weer van mama afgepakt. [slachtoffer 2] vertelde mij [verdachte] pakte mama zo beet, bij haar haren en smeet haar hoofd zo op tafel. [slachtoffer 2] deed het ook voor, die beweging. Wij hebben de politie gebeld. Toen de politie kwam, vroeg de agent heeft hij je geslagen en toen ontkende [slachtoffer 1] het. Toen de politie weg was, toen escaleerde het weer. Dat was het moment dat hij met de telefoon op tafel sloeg. Die telefoon was helemaal aan gruzelementen. Elke avond en ochtend stuurt [slachtoffer 1] mij een appje met daarin kusje, een emotie con, en dan weet ik dat alles goed is met haar. Het gebeurde heel vaak dat hij haar telefoon afpakte. Ze droeg op een gegeven moment de autosleutels en de telefoon op haar lichaam. Hij, [verdachte] , bepaalt alles. Onze zoon heeft zich een keer niet stilgehouden en die hoefde niet weer te komen. Als hij ons had buitengesloten hadden we niets meer. Geen contact meer met [slachtoffer 1] . Op een gegeven oment had [slachtoffer 1] er een tweede telefoon bij, waar [verdachte] niets van wist. Die gebruikten we als noodtelefoon. Ze heeft nog een tijdje een tweede simkaart gehad, zodat we konden communiceren zonder dat hij het wist.
[slachtoffer 1] heeft een keer of vijf gebeld toen ze de hond uitliet, ze durfde dan niet naar huis. Ze was dan ook echt paniekerig. [verdachte] had haar dan gezegd dat hij haar zou vermoorden. [slachtoffer 1] wachtte dan tot [verdachte] naar bed ging en dan sloop [slachtoffer 1] de woning weer naar binnen.
Volgens mij was het op 19 januari 2019 dat [slachtoffer 1] mij via de tablet van [slachtoffer 4] (haar zoontje) het bericht stuurde dat [verdachte] haar telefoon had afgepakt. [verdachte] was in alle staten. Ze durfde ook niet meer naar beneden. Ze was zo bang. Toen heb ik [slachtoffer 1] ’s nummer gebeld en hij zei, met [verdachte] . Ik denk dat het de volgende morgen was dat ze tegen mij zei: “Ik dacht dat mijn laatste uur had geslagen”. Ze zei: “Ik ben nog nooit zo bang voor hem geweest”. Ze vertelde dat ze uit het raam wilde springen en in haar broek had gepoept van angst. Ze was zo bang voor hem om wat hij haar aan ging doen. Dit was op 20 januari 2019.
V: Hoe sprak je met haar?
A: Via de telefoon. Ze vertelde dat ze de hele nacht niet had geslapen. Ze was zo bang geweest dat ze het in haar broek had gedaan.
V: Wat zegt ze verder?
A: Ik heb het gesprek afgekapt en ben met [naam 1] , mijn echtgenoot en de vader van [slachtoffer 1] , naar Stadskanaal gegaan. Het was zondag 20 januari 2019. Ik kwam in de kamer en zag [slachtoffer 1] slapen op de bank.
V: Wat heeft [slachtoffer 1] jou verteld over hetgeen waarvan zij aangifte heeft gedaan bij ons?
V: Wanneer vertelde ze jou over die avond?
A: Het was denk ik ongeveer een week nadat het was gebeurd, dat ze mij vertelde wat er was gebeurd. Ik vroeg [slachtoffer 1] : “Vertel mama nou wat er is gebeurd”. Ze vertelde het hele verhaal, dat ze van boven kwam, dat ze heel bang voor [verdachte] was. Ze moest met hem mee naar boven. Nee. Ze had het eerst in de broek gedaan. Ze wilde niet naar boven, ze wilde zich eerst wassen. Daar bleef hij bij staan. Ze zag dat hij attributen in zijn joggingbroek had, later bleek dit allemaal fruit te zijn. Toen wilde [slachtoffer 1] een sigaret roken, maar hij had alles op slot gedaan. Hij zei: “Je rookt maar in de bijkeuken”. Dat heeft ze gedaan. Toen moest ze mee naar boven en toen heeft hij allemaal fruit bij haar van onderen naar binnen gestopt.
V: Heeft ze het zo gezegd?
A: Ja. Ik weet wel, [verdachte] was heel erg op seks gericht. Ze mocht hem niet afwijzen. Wat ze zei was: “Ik trek maar zo lang mogelijk aan dat ding, want dan is het maar over”. Ze heeft daar zowel lichamelijk als geestelijk last van gehad.
V: Heb je “van onderen” gezegd?
A: Ja, ik vertel het precies zoals ze het tegen mij heeft gezegd.
V: Heeft zij verder nog iets genoemd?
A: Ja en ik weet dat ze naast hem in bed heeft gelegen. [verdachte] is gaan slapen in dat bed. [slachtoffer 1] vertelde dat ze niet heeft geslapen omdat ze bang was, vandaar dat ze ook de volgende dag zo moe was. Ze was bang dat hij haar zou vermoorden. Ze vertelde mij dat ze in haar hele leven nog nooit zo bang was geweest.
V: Op welke dag was dit telefoongesprek tussen [slachtoffer 1] en jou?
A: Dat was op 20 januari 2019 op zondagochtend.
V: Hoe noem jij het incident dat er tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] is gebeurd?
A: Verkrachting.
V: Toen jij en [naam 1] op zondag 20 januari 2019 naar Stadskanaal zijn geweest, wist jij toen al wat er die nacht tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] was gebeurd?
A: Ik wist wel dat er iets was gebeurd. Dat kon ik merken aan [slachtoffer 1] . Haar gedrag was anders. In het telefoongesprek vroeg [slachtoffer 1] wat er gebeurt als je uit een raam springt. [slachtoffer 1] vertelde toen dat ze zo bang voor [verdachte] was geweest dat ze uit het raam had willen springen. Een paar dagen later heeft [slachtoffer 1] mij meer verteld. Zo heeft ze in kleine stukjes steeds iets verteld.
V: Hoe was [slachtoffer 1] toen ze dit aan je vertelde?
A: Nou het was via de telefoon. Ze vertelt alles gewoon heel daadkrachtig.
Ze praatte wel zacht. Ze had het ook anders kunnen zeggen, maar ze probeert mij te sparen. Ze kwam angstig over. Ik voelde haar angst, ook omdat ze zei ik ben nog nooit zo bang
geweest. Er zat wel emotie bij, ze vertelde het niet tussen neus en lippen door.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 22 mei 2019, opgenomen op pagina 725 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
[slachtoffer 1] en [verdachte] woonden op [nummer] naast ons. Ik dacht dat zij in juni 2018 naast ons zijn komen wonen. Er waren altijd ruzies, direct als [verdachte] thuiskwam van zijn werk. Ik hoorde dat hij tegen haar zei ik zal zorgen dat je geen kant meer op kunt. En ik maak je kapot. Meestal als ze binnen was ging [slachtoffer 1] dan naar buiten. Ze belde dan ook vaak met haar ouders. Haar ouders kwamen dan vaak. Ik heb [slachtoffer 1] weleens gevraagd wat kunnen wij eraan doen. [slachtoffer 1] zei toen niet mee bemoeien, dan krijgen jullie ook een klap net zoals de buurman in Haule. [slachtoffer 1] was ook heel bang voor hem en daarom vluchtte ze ook steeds naar buiten, dat vertelde ze mij, dat ze bang voor hem was.
4. een schriftelijk bescheid, te weten een mutatie rapport van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2016, opgenomen op p. 428 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
[getuige 4] verklaarde dat zijn vrouw door [slachtoffer 1] gebeld was. [slachtoffer 1] had over de telefoon verteld dat ze ruzie had gehad met [verdachte] en dat er klappen waren gevallen.
[slachtoffer 1] gaf aan dat ze niets kon vertellen anders zouden er dingen gebeuren. Ze wilde niet vertellen wat dan precies en waar ze op doelde. Ook de ouders van [slachtoffer 1] zaten in de woning. Zij zeiden tegen hun dochter dat ze verder haar mond maar moest houden.
De familie [getuige 4] gaf aan dat [verdachte] [slachtoffer 1] regelmatig zou mishandelen. Dit zou [slachtoffer 1] zelf aan hen verteld hebben. [slachtoffer 1] zou doodsbang voor [verdachte] zijn..
5. een schriftelijk bescheid, te weten een mutatie rapport van Politie Noord-Nederland d.d. 28 juni 2017, opgenomen op p. 431 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
[getuige 4] vertelde dat hij graag informatie kwijt wilde over zijn buurman, [verdachte] , woonachtig op de [straatnaam] in Haule. Gisteren zou [verdachte] zijn vrouw weer zwaar hebben mishandeld. Er zou veel vaker sprake zijn van huiselijk geweld.
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 oktober 2019, als nagekomen stuk bij voornoemd dossier, inhoudende een door verbalisant opgemaakte samenvatting van het verhoor van minderjarige getuige [getuige 3] :
[verdachte] jaagde ons soms het huis uit. Hij wilde met een baksteen mama’s telefoon en laptop kapotmaken. Als hij van werk kwam was hij altijd dronken. Met hem was ik altijd bang. Als hij dronken is wordt hij helemaal boos. Mama had een telefoon en laptop. Als we dan met oma gingen praten, zei hij als je je telefoon nu niet weglegt gooi ik hem kapot. Dan nam hij het mee naar buiten zodat mama geen contact met vriendinnen kon hebben. Dat mocht niet van hem. Hij schreeuwt heel hard en maakt sla bewegingen. Hij schreeuwt gemene dingen. Erge woorden naar mama. Stoephoer, kankerwijf dat soort dingen. Ik was bang dat hij mama zeer zou doen.
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 20 december 2017, opgenomen in het dossier met nummer 2017332023 d.d. 18 september 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Nadat we een paar maanden bij [verdachte] in Haule woonden ging hij veel bier drinken. Hij werd ook wel dronken. Dat merkte je doordat hij dan ruzie ging maken met mijn moeder en tegen haar ging schelden. Het werd toen thuis niet meer leuk met [verdachte] . Hij ging van alles voor ons bepalen. Zo mocht ik van hem mijn echte vader niet meer zien. Ik weet niet waarom, alleen maar omdat [verdachte] dat vond.
Als hij met bier op thuis komt is hij aan het ruziën. Hij is dan anders en bozer. Mijn moeder probeert hem dan rustig te krijgen en geeft hem overal gelijk in om maar geen ruzie te krijgen. Als hij dronken is durven we de kamer eigenlijk niet in.
Tijdens ruzie scheldt [verdachte] en dreigt hij naar mijn moeder. Hij zegt dan dat hij zal zorgen dat ze haar kinderen nooit meer ziet als ze een echtscheiding gaat vragen.
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 20 december 2017, opgenomen in het dossier met nummer 2017332023 d.d. 18 september 2019, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Afgelopen jaar speelden er problemen tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] wilde absoluut geen politie, want ze durfde niet tegen [verdachte] in verweer te komen. Bij een gelegenheid was het dat [getuige 5] en ik gezien hebben dat [slachtoffer 1] letsel had. Toen we bij haar stonden had ze een koud doekje tegen haar voorhoofd aan gedrukt en had ze striemen in haar hals.
De afgelopen tijd hebben mijn vrouw en ik de indruk dat het steeds slechter gaat in hun huwelijk. We horen vanaf hun woning vaak geschreeuw en geruzie. Uit [slachtoffer 1] verhalen bespeur ik dat ze totaal niks zelf mag beslissen en dat alles gaat zoals [verdachte] wil.
Gisteravond zat ik in huis toen ik omstreeks 19.45 uur iemand op de oprit zag. Ik ging naar buiten en zag dat het [slachtoffer 1] was. Ik merkte dat [slachtoffer 1] heel angstig was. op een gegeven moment was ze weg en het volgende moment stuift [slachtoffer 1] bij mij de kamer binnen met [verdachte] op haar hielen. [slachtoffer 1] ging achter mij staan. [slachtoffer 1] smeekte [verdachte] weg te gaan. ik voelde wel dat [slachtoffer 1] doodsbenauwd was.
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 20 december 2017, opgenomen in het dossier met nummer 2017332023 d.d. 18 september 2019, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
We hadden eerder goed contact met [verdachte] . Om een aantal redenen en incidenten, waar we altijd moesten toegeven, hij wil baas zijn, hij heeft gelijk, hebben we alle contact verbroken.
Hij is een persoon met gebruiksaanwijzing en ik heb ook wel gemerkt dat als de blaadjes van de bomen gaan, [verdachte] in die periode raar gedrag vertoont. Daar komt dus nu zijn overmatige alcoholgebruik bij. [verdachte] wilde absoluut niet dat [slachtoffer 1] contact met ons had. Zij heeft mij zelf verteld dat hij haar dat verboden had. Het is zelfs zo dat [slachtoffer 1] van hem eigenlijk helemaal geen contacten mag hebben. Hij wil ook niet dat ze werkt. Ze mag van hem alleen de kinderen en de huishouding doen. Bij die keer dat we met [slachtoffer 1] spraken had zij striemen in de nek. Inmiddels gaat het al langer dan een jaar dat [slachtoffer 1] zo nu en dan eens belt om te praten en we staan dan even buiten. Zij heeft mij bij die keren wel om raad gevraagd, omdat ze door [verdachte] mishandeld werd. Mijn man en ik horen wel heftige ruzies daar in huis. Vandaag is [slachtoffer 1] via de niet afgesloten achterdeur bij ons naar binnen gevlucht. [verdachte] is erachteraan naar binnen gekomen en mijn man heeft zich als buffer tussen hen opgesteld.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)
– dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het voorschrift van artikel 342 tweede lid, Sv leidt ertoe dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer en verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan – de rechter naast de betrouwbaarheid van de verklaring van het (vermeende) slachtoffer dient te beoordelen of voor de beweringen van het (vermeende) slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de tenlastelegging moet – met andere woorden – niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaring van het (vermeende) slachtoffer volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig dient te zijn uit een andere bron.
De rechtbank stelt voorop dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de aangifte van [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
De aangifte bevat een gedetailleerde omschrijving van de verweten gedragingen, is consistent, in hevige emotie gedeeld met een ander en bevat veel zeer persoonlijke en intieme informatie, wat indicaties zijn voor de betrouwbaarheid van de aangifte.
De door de raadsman met betrekking tot de onbetrouwbaarheid naar voren gebrachte argumenten, zoals het feit dat [slachtoffer 1] pas aangifte heeft gedaan van de verkrachting nadat zij ontdekte dat verdachte haar dochter seksueel zou hebben misbruikt, alsmede het feit dat er op de achtergrond een scheiding speelde, maken niet dat de rechtbank tot een ander oordeel over deze betrouwbaarheid komt. Ook de ter terechtzitting aan het licht gekomen nieuwe informatie, dat aangeefster nadat zij verkracht was door verdachte en nadat zij op de hoogte was geraakt van het feit dat verdachte haar dochter seksueel zou hebben misbruikt, in de afgelopen zomerperiode alsnog opnieuw in een seksuele relatie met verdachte is beland, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij niet de waarheid heeft gesproken in haar aangifte. Bezien in het licht van de toxische relatie waarin aangeefster en verdachte zich jarenlang bevonden, welke relatie zich volgens de verklaringen die zich in het dossier bevinden het best laat omschrijven als een relatie vol ruzies, geweld, vernederingen en manipulaties, is het te begrijpen dat aangeefster (mede uit angst, zoals zij zelf ter terechtzitting heeft verklaard) niet in staat was de relatie en verdachte los te laten.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal en overweegt daartoe het volgende.
In haar getuigenverklaring geeft de moeder van aangeefster, [getuige 1] , een gedetailleerde omschrijving van wat zij ongeveer een week na 19 januari 2019 van haar dochter heeft gehoord over de verkrachting, hetgeen overeenkomt met dat wat aangeefster aan de politie heeft verteld. In deze verklaring geeft [getuige 1] niet alleen weer wat zij van haar dochter heeft gehoord, maar beschrijft zij ook duidelijk welk opvallend gedrag en welke emoties zij zelf bij haar dochter heeft waargenomen op de ochtend na de verkrachting, zonder op dat moment van deze verkrachting te hebben geweten. Deze getuigenverklaring is tot slot bruikbaar als steunbewijs omdat [getuige 1] daarin de gang van zaken op de avond voorafgaand aan de verkrachting, te weten het ontvangen van een bericht vanaf de tablet van [slachtoffer 4] , het bellen naar de telefoon van [slachtoffer 1] en het daarop volgende telefoongesprek met verdachte, bevestigt.
Ook voor wat betreft de ten laste gelegde dwang vindt de door aangeefster geschetste context bevestiging in het steunbewijs, waarin sprake is van een agressieve, dreigende, controlerende en manipulatieve handelswijze van verdachte. Uit dit steunbewijs, dat wordt gevormd door de verklaringen van [getuige 1] , de (oud) buren van verdachte en [slachtoffer 1] en de dochters van [slachtoffer 1] , blijkt van een patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon ook herkenbaar aanwezig is in de door aangeefster beschreven gedragingen van verdachte op de avond van het ten laste gelegde.
Het hiervoor overwogene brengt de rechtbank tot de slotsom dat de belastende verklaring van aangeefster in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Deze andere bewijsmiddelen zijn voldoende specifiek en houden voldoende contextueel verband met de aan verdachte verweten gedragingen. Dat betekent dat aan het bewijsminimumvoorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/830101-19 onder 2 en 3 ten laste gelegde
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze regel heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet slechts een onderdeel daarvan. De rechtbank constateert evenwel dat het ten laste gelegde binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] wezenlijk verschilt van de overige ten laste gelegde handelingen (zoenen en betasten). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de zojuist geschetste regel uit artikel 342, tweede lid, Sv in zoverre niet op gaat. Het ten laste gelegde onderdeel van het binnendringen van het lichaam dient in casu naar het oordeel van de rechtbank derhalve op zichzelf te voldoen aan het vereiste bewijsminimum geschetst in artikel 342, tweede lid Sv.
De rechtbank constateert, zonder daarbij te oordelen dat [slachtoffer 2] niet naar waarheid zou hebben verklaard, dat hetgeen door haar naar voren is gebracht met betrekking tot de feiten en omstandigheden rondom het binnendringen van haar lichaam, onvoldoende steun vindt in andere objectieve en redengevende bewijsmiddelen, zodat niet wordt voldaan aan de juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank merkt daarbij op dat de verklaringen van haar ouders ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) en de vertrouwenspersoon de lezing van [slachtoffer 2] weliswaar bevestigen, maar dat deze verklaringen ook weer te herleiden zijn tot dezelfde bron, namelijk [slachtoffer 2] zelf. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde en van de betreffende onderdelen van de subsidiaire tenlastelegging.
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/830101-19 onder 2 en 3 subsidiair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 5 februari 2019, opgenomen op pagina 491 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Mijn stiefvader heet [verdachte] . Eerst woonde ik samen met mijn moeder, mijn stiefvader en mijn broertjes en zusje in Haule. Daarna zijn wij verhuisd naar Borger, naar het [vakantiepark] en daarna naar Stadskanaal. Er zijn dingen gebeurd tussen [verdachte] en mij.
V: Wij gaan eerst aan jou vragen om te vertellen wat er precies tussen jou en [verdachte] is gebeurd. Wanneer was de allereerste keer?
A: Dat was in Haule. Toen ging [verdachte] mij zoenen. Toen ben ik naar boven gerend naar mama en heb ik het verteld.
V: Op wat voor manier ging dat?
A: Met tong.
V: Waar ging die tong in?
A: In mijn mond.
V: Hoe oud was je toen dit gebeurde?
A: 12 of 13 jaar. We woonden nog niet zo lang in Haule.
V: Dus [verdachte] heeft bij jou gedaan: tongzoenen?
A: Ja, vaak. Bijna elke dag. Overal als mama er niet was, in huis. In mijn slaapkamer, de kamer, de badkamer, keuken, dat soort dingen.
V: Als hij jou een tongzoen gaf, hoe ging dat?
A: Hij gaf me een kusje en ging in één keer met zijn tong in mijn mond. Dat dus.
V: Hoe noem jij het wat [verdachte] met jou gedaan heeft?
A: Misbruik.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 19 april 2019, opgenomen op pagina 557 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
In oktober 2018, in de herfstvakantie, ben ik bij mijn vader [naam 2] gaan wonen.
Ik vond het niet meer zo leuk bij mama en [verdachte] . Er was veel ruzie in huis en dat andere was ook al bezig. Dat wat er met mij is gebeurd.
V:Wat deed hij dan bij jou?
A: Aan mij zitten, overal.
V: Wat bedoel je met overal?
A: Aan mijn geslachtsdelen. Ik bedoel daarmee mijn kont, tieten en kut.
V: Als [verdachte] aan jouw kont zat, wat deed hij dan precies?
A: Gewoon met zijn hand er overheen gaan. Gewoon met zijn hand naar beneden schuiven, vanaf mijn onderrug naar mijn bovenbeen. Zachtjes.
V: In Haule?
A: Ja.
V: Zijn er ook andere plaatsen geweest dat hij op zo’n manier aan je kont heeft gezeten?
A: Het [vakantiepark] en Stadskanaal.
V: Je zegt hij zat ook aan mijn tieten?
A: Ja.
V: En over je tieten, wat doet [verdachte] dan?
A: Eigenlijk hetzelfde als over mijn kont, eigenlijk bij alle drie wel. Hij gaat er gewoon overheen met zijn hand.
V: Is dat dan over of onder je kleren?
A: Soms eronder, soms erover.
V: Dus als ik het goed begrijp, ging zijn hand ook over je blote huid heen?
A: Ja.
V: En als hij met zijn hand aan jouw tieten zat, wat deed die hand dan?
A: Ja ook wrijven, zacht.
V: En als hij aan je kut zat?
A: Dan ging hij er ook gewoon overheen wrijven.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 2 april 2019, opgenomen op pagina 669 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben hier omdat mijn dochter [slachtoffer 2] mij heeft verteld dat er iets gebeurd is tussen haar en mijn partner [verdachte] .
V: Hoe gingen [verdachte] en [slachtoffer 2] met elkaar om?
A: Ik vond dat ze wel goed met elkaar omgingen. Ik had wel vraagtekens omdat hij wel amicaal met haar omging. Het viel me op dat ze altijd alles van [verdachte] kreeg.
De manier waarop hij naar haar kijkt. Voor mijzelf lette ik erop dat de badkamerdeur dicht bleef als [slachtoffer 2] onder de douche stond. In de badkamerdeur zat geen slot. Ik wist toen natuurlijk niet wat er speelde, maar voor mezelf vertrouwde ik het niet. [verdachte] had een bepaalde blik naar [slachtoffer 2] die ik niet kon plaatsen. Eén keer op het [vakantiepark] hoorde ik boven gestommel. Ik liep naar boven en toen kwam [slachtoffer 2] uit mijn slaapkamer en [verdachte] lag daar op bed. Ik zei ook: “Wat is hier aan de hand”, maar ik heb geen antwoord gekregen wat er nou aan de hand was. Ik wist niet wat er nou precies was, maar het zat me niet lekker.
In Stadskanaal hetzelfde verhaal. [verdachte] en de kinderen lagen al op bed. Ik kon horen dat hij uit bed stapte, maar ik hoorde hem niet meer terugkomen. Ik ben boven gaan kijken en toen kwam ik hem tegen op de overloop, hij kwam net [slachtoffer 2] haar kamer uit. Ik vroeg hem wat hij daar deed. Hij werd vervolgens heel boos. In Haule was er een keer dat [verdachte] aan de billen had gezeten van [slachtoffer 2] . Ze was toen gewoon bij hem weggelopen en vertelde dat aan mij.
V: [slachtoffer 2] vertelde ons ook dat ze aan jou had verteld dat ze door [verdachte] op haar mond was gezoend.
A: Ja, dat klopt. Dat heeft ze wel verteld. Ik stond onder de douche toen ze het vertelde.
Ik heb haar er later naar gevraagd, maar toen was ze weer heel gesloten […]
Ik heb gevoeld dat er wat aan de hand was
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 februari 2019, opgenomen op pagina 486 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring [naam 2] :
Sinds vorig jaar herfstvakantie 2018 heb ik mijn dochter [slachtoffer 2] bij mij in huis wonen.
V: Waarom wil jij namens [slachtoffer 2] aangifte doen?
A: [slachtoffer 2] heeft mij wel dingen verteld. Ze heeft verteld dat hij ’s nachts wel eens bij haar kwam. Ik denk dat ik het misbruik zou noemen. Seksueel misbruik van een jong kind.
V: Wat heb je van [slachtoffer 2] gehoord over wat er gebeurd is?
A: Dat was ik net eigenlijk ook aangaf.
V: Heeft [slachtoffer 2] gezegd wie degene is die haar seksueel misbruikt heeft?
A: Ja, dat heeft ze aangegeven. Dit is [verdachte] . Dat is de man van mijn ex. Mijn ex heet [slachtoffer 1] .
V: Wat wil jij zelf nog vertellen?
A: Nou het vermoeden wat ik had naar [verdachte] toe. Als ik [slachtoffer 2] op zondag weer terug bracht naar haar moeder en [verdachte] dan zoende [verdachte] [slachtoffer 2] overdreven. Ik voelde mij daar dan heel ongemakkelijk bij als vader.
V: Hoe zoende [verdachte] haar dan?
A: Wel op de wang, maar ook wel vol op de mond. Dan zei ik tegen [slachtoffer 2] dat ik het eigenlijk niet leuk vond dat [verdachte] haar zo zoende. Ik heb [slachtoffer 2] ook weleens teruggebracht naar de Haule. Dan huilde [slachtoffer 2] in de auto en zei dat ze bang was voor [verdachte] en niet naar hem wilde.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 18 april 2019, opgenomen op pagina 707 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
V: U bent werkzaam op [school] in Stadskanaal. Wat is uw functie daar?
A: Ik ben docent. Sinds vorig jaar ben ik vertrouwenspersoon.
V: Wat is uw relatie met [slachtoffer 2] ?
A: Ik zie haar momenteel zes uur in de week als docent. Daarnaast is ze zelf bij me gekomen in mijn rol als vertrouwenspersoon.
V: Hoe lang kent u haar?
A: Vanaf dit schooljaar, sinds september 2018.
V: Wanneer is [slachtoffer 2] voor het eerst bij u gekomen om u in vertrouwen te nemen?
A: Het was wel in dit afgelopen schooljaar.
V: Wat heeft [slachtoffer 2] u allemaal verteld?
A: De eerste gesprekken, die waren op haar initiatief. De situatie thuis, met haar stiefvader, was niet prettig.
V: Het seksueel misbruik, wanneer sprak je daar met [slachtoffer 2] over?
A: Ik denk dat het een aantal weken terug was.
V: Waar spraken jullie verder over in dat gesprek?
A: Alleen dat het gebeurd was.
V: Jij noemt het seksueel misbruik. Hoe noemt zij het in dat gesprek?
A: Dat durf ik niet te zeggen, maar voor mij was wel duidelijk dat het daar over ging, 100 procent zeker.
V: Hoe was ze verder toen ze je dit vertelde?
A: Ze is eigenlijk in alle gesprekken altijd een beetje aan de verlegen kant, maar nu was er ook echt sprake van schaamte. Ze reageerde ook wat teruggetrokken in dit gesprek.
Toen ze over het seksueel misbruik sprak, zag ik dat er sprake was van een bepaald soort schaamte. Ik zag wel dat er iemand zat die iets heel kwetsbaars vertelde. Ze hing niet een stoer verhaal op. Eigenlijk, het enige waar ze echt slachtoffer van is, wat ze me verteld heeft, is van seksueel misbruik.
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van Politie Noord-Nederland d.d. 22 mei 2019, opgenomen op pagina 591 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als samenvatting van het gesprek van verbalisant met [getuige 7] :
Op een gegeven moment verwachtte [verdachte] dat als ik thuis kwam ik hem een kus op zijn wang moest geven en dat hij dit ook bij mij wilde doen. Dit deed hij ook iedere keer bij mij als ik thuis kwam. Vorige week ergens lag ik op de bank toen [verdachte] thuis kwam bij ons. Hij pakte mij toen echt stevig bij mijn gezicht, om mijn kaken, vast met twee handen. Hij gaf mij toen een kus recht op mijn mond. Hij had mijn gezicht zo stijf vast dat ik mijn hoofd niet kon draaien zodat die kus op mijn wang kon komen. Hij kuste mij dus vol op mijn mond.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank verwijst allereerst naar de algemene overweging omtrent het bewijs in zedenzaken, zoals eerder in dit vonnis opgenomen.
De rechtbank stelt voorop dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaringen van [slachtoffer 2] als onbetrouwbaar zouden moeten worden aangemerkt. Ook hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht kan aan dit oordeel niet af doen.
[slachtoffer 2] heeft uitgebreid, gedetailleerd en consistent verklaard bij de politie en ook haar moeder komt tot een zelfde beschrijving van de feiten op basis van wat zij van [slachtoffer 2] heeft gehoord. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank worden de verklaringen van [slachtoffer 2] , die zien op de ontuchtige handelingen (bestaande uit het tongzoenen en uit het betasten van haar borsten, billen en schaamstreek) die verdachte met haar heeft gepleegd toen zij respectievelijk in Haule, Borger en Stadskanaal woonden, op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo beschrijft getuige [getuige 6] welke emoties (de schaamte en kwetsbaarheid) zij waarnam op het moment dat aangeefster haar vertelde over het misbruik, bevestigt [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 2] al in een vroeg stadium (toen men in Haule woonde) aan haar heeft verteld dat verdachte aan haar billen had gezeten en haar op de mond had gezoend en beschrijft de vader van aangeefster ( [naam 2] ) hoe verdachte aangeefster op de mond zoende. De rechtbank ziet daarnaast steunbewijs in hetgeen [getuige 7] ten overstaan van de politie heeft verklaard, te weten dat zij in de periode dat verdachte een relatie met haar moeder had vaak ongewenst door hem op haar mond werd gezoend. Hierin ziet de rechtbank een vergelijkbaar patroon als bij aangeefster en daarmee een bevestiging van de verklaring van aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat genoemde bewijsmiddelen voldoende specifiek zijn en voldoende contextueel verband houden met de aan verdachte verweten gedragingen, zodat aan het bewijsminimumvoorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan.
De rechtbank hecht er in dit verband waarde aan op te merken dat ook de webhistory en cookies, zoals aangetroffen op de telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat websites zijn bezocht waarop video’s stonden met titels als “schoolgirl rape”, “daddy fucks daughter hard” en “tiener en stiefvader neuken passievol”, een ondersteuning vormen van de verklaringen van aangeefster. Deze bevindingen staan evenwel in verder verwijderd verband van de ten laste gelegde gedragingen zodat de rechtbank het betreffende proces-verbaal niet zal opnemen als steunbewijs. Wel dragen deze bevindingen bij aan de overtuiging van de rechtbank dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/830101-19 onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/830101-19 onder 4 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2021;
Ik heb mijn toenmalige echtgenote [slachtoffer 1] een keer in haar vinger gebeten toen ik samen met haar en [naam 3] aan tafel zat. Zij had ten gevolge van die beet een klein wondje met een beetje bloed aan haar vinger.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van Politie Noord-Nederland d.d. 25 april 2019, opgenomen op pagina 546 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Dan willen we het nu met je gaan hebben over de mishandelingen door [verdachte] bij jou. Wat is er in Stadskanaal gebeurd, wanneer zijn jullie daar komen wonen?
A: Vanaf juni 2018 tot aan 31 januari 2019.
V: Wat is er op lichamelijk gebied gebeurd in Stadskanaal?
A: Dat is van het incident wat is gebeurd op 19 en 20 januari 2019, toen [verdachte] mij ook in mijn neus heeft gebeten, en hij heeft mij een keer in mijn vinger gebeten en daar was [naam 3] bij aanwezig. [verdachte] was nogal grimmig en ik zei tegen hem dat hij op moest houden. Hierbij stak ik mijn vinger in zijn richting en toen beet [verdachte] erin. Mijn vinger bloedde wel heel erg.
V: Wat voelde jij op dat moment?
A: Dat het zeer deed en het bloedde. Ik heb er een pleister omheen gedaan.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 10 april 2019, opgenomen op pagina 676 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Mijn dochter [slachtoffer 1] had sinds augustus 2014 een relatie met [verdachte] . Vanaf half oktober 2014 begonnen de ruzies en het trammelant tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] . Ik heb in die periode ook wel eens letsel gezien bij [slachtoffer 1] . Zo weet ik dat [verdachte] haar een keer in haar neus en een keer in haar vinger heeft gebeten. Bij de neus aan de linkerkant, boven haar neusvleugel, was echt een schram, het vel was eraf. Dat heb ik gezien.
V: Hoe weet u dat [verdachte] haar had gebeten?
A: Dat vertelde ze. Ik geloof haar op haar woord, waarom zou ze daarover liegen? [slachtoffer 1] was ook heel erg geshockeerd. Ze zei: “Nou begint hij ook al te bijten”
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ontkend dat hij zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer 1] heeft mishandeld op de wijze zoals ten laste is gelegd. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank echter van oordeel dat hetgeen verdachte onder parketnummer 18/830101-19 onder 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van haar moeder [getuige 1] , die verklaart dat zij van haar dochter gehoord heeft dat verdachte haar een keer in haar vinger heeft gebeten en een keer in haar neus. Getuige [getuige 1] verklaart eveneens dat zij letsel heeft waargenomen aan de neus van haar dochter, hetgeen past bij het bijten in de neus door verdachte. De rechtbank acht zowel de verklaring van [slachtoffer 1] als die van [getuige 1] betrouwbaar en verwijst in dat kader ook naar hetgeen zij hieromtrent reeds eerder in dit vonnis heeft overwogen. Verdachte bevestigt voorts zelf dat hij aangeefster een keer in haar vinger heeft gebeten en dat zij hierdoor een bloedend wondje had. De lezing van verdachte, dat dit spelenderwijs was en dat dit overduidelijk een grapje was waar ze allemaal smakelijk om hebben gelachen, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet aannemelijk.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/007674-18 onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/007674-18 onder 1 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2021;
Op 19 december 2017 had ik ruzie met mijn toenmalige vrouw [slachtoffer 1] . Ik heb haar in de hal van de woning krachtig geduwd. Misschien heb ik haar daarbij in de buurt van haar keel aangeraakt. Zij is ten val gekomen tegen het traphekje.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (inclusief bijlagen) van Politie Noord-Nederland d.d. 19 december 2017, opgenomen in het dossier met nummer 2017332023, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben mishandeld door mijn partner [verdachte] in mijn woning te Haule. Vandaag, dinsdag 19 december 2017, is het thuis geëscaleerd. Ik wilde de voordeur uitlopen, maar [verdachte] kreeg mij hier te pakken. [verdachte] pakte mij beet bij mijn nek met zijn beide handen. Hij duwde mij vervolgens door het traphekje heen. Hierdoor is het hekje vernield. Ik voelde hierdoor pijn aan mijn nek. Ik heb ook striemen in mijn nek. Ik voel hier nog steeds pijn.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 23 januari 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 19 december 2017 werden wij, verbalisanten, door de meldkamer gestuurd naar het adres [straatnaam] te Haule. Aangekomen op het adres [straatnaam] hebben we in de woning een gesprek gevoerd met mevrouw [slachtoffer 1] . Mevrouw [slachtoffer 1] was tijdens dit gesprek emotioneel en vooral bang voor de heer [verdachte] . Wij, verbalisanten, zagen dat de huidskleur van de keel van mevrouw [slachtoffer 1] iets verkleurd was.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 20 december 2017, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Gisteravond, dinsdag 19 december 2017, heb ik gezien dat [verdachte] mijn moeder bij de keel pakte en ik zag dat hij haar met een zwaai tegen het traphekje onder aan de trap gooide. Mijn moeder viel daar doorheen, het ging kapot en ze lag half op de trap. [verdachte] hield haar toen nog steeds vast rond de keel.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft mishandeld op de wijze zoals ten laste gelegd. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank echter van oordeel dat het onder parketnummer 18/007676-18 onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van haar dochter [slachtoffer 2] , die eveneens verklaart dat verdachte haar moeder bij haar keel vastpakte en haar vervolgens tegen het traphekje gooide. Dat aangeefster bewust door verdachte bij haar keel is vastgepakt wordt voorts ondersteund door het door de ter plaatse gekomen verbalisanten op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, voornoemd, waaruit blijkt dat zij letsel hebben geconstateerd aan de keel van aangeefster (een gele verkleuring van de huid aldaar). Verdachte bevestigt voorts zelf de context van de aangifte, met name zijn aanwezigheid op de in de verklaring van [slachtoffer 1] genoemd plaats en tijd(spanne), alsmede de gespannen sfeer die er op dat moment tussen beide heerste. De lezing van verdachte, dat hij aangeefster enkel opzij heeft geduwd omdat zij hem niet wilde laten gaan, acht de rechtbank
- met inachtneming van het voorgaande - dan ook niet aannemelijk.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/007674-18 onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/007674-18 onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek vuurwapen + munitie van Politie Noord-Nederland d.d. 28 februari 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de relatering van de verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht hetgeen verdachte onder parketnummer 18/830101-19 onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste is gelegd, alsmede hetgeen hem onder parketnummer 18/007674-18 onder 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
(in de zaak met parketnummer 18/830101-19)
1.
hij op 19 januari 2019, in de gemeente Stadskanaal,
door geweld of andere feitelijkheden
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- een banaan in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd, en
- zijn vingers en/of hand in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] geduwd,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- in de neus van die [slachtoffer 1] heeft gebeten, en
- bovenop het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gezeten, en (met zijn armen) de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft geduwd en onder bedwang heeft gehouden, en
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd “Je moet me pijpen”, en
- meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2014 tot en met
1 februari 2018, in de gemeente Ooststellingwerf, telkens met [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] 2004, die toen telkens de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het betasten/wrijven over de al dan niet met kleding bedekte borsten en/of billen en/of schaamstreek van die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] in die periode een kind was dat hij, verdachte, verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin;
3 subsidiair.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2018 tot en met 20
oktober 2018, in de gemeente Borger-Odoorn en/of gemeente Stadskanaal,
telkens met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
- het betasten/wrijven over de al dan niet met kleding bedekte borsten en of billen en of
schaamstreek van die [slachtoffer 2] , en/of
- het tongzoenen van die [slachtoffer 2] ,
terwijl die [slachtoffer 2] in die periode een kind was dat hij, verdachte, verzorgde en opvoedde als
behorend tot zijn gezin;
4.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot en met 19 januari 2019, in de gemeente
Stadskanaal, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in de neus te bijten en/of in een vinger te bijten;
(in de zaak met parketnummer 18/007674-18)
1.
hij op 19 december 2017, te Haule, in de gemeente Ooststellingwerf,
zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door met beide handen de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken en vervolgens die [slachtoffer 1] met kracht tegen een traphekje te duwen;
2.
hij in de periode van 19 december 2017 tot en met 20 december 2017,
te Oosterwolde, in de gemeente Ooststellingwerf, een wapen van categorie III,
te weten een gaspistool, merk Röhm, model RG 88, kaliber 9mm
en een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 7 centraal vuur kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
(in de zaak met parketnummer 18/30101-19)
1.
verkrachting
2.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd
3 subsidiair.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd
4.
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd
(in de zaak met parketnummer 18/007674-18)
1.
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen hem onder parketnummer 18/830101-19 onder 1, 2 en 4 en hetgeen hem onder parketnummer 18/007674-18 onder 1 en 2 ten laste is gelegd, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren (met aftrek van voorarrest), waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden gelijk aan de schorsingsvoorwaarden zoals die laatstelijk door de rechtbank zijn geformuleerd in haar beschikking d.d. 7 oktober 2020 (in het kader van een wijziging van de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis van verdachte).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit om verdachte, indien de rechtbank tot enige bewezenverklaring mocht komen, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in duur gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest en om verdachte daarnaast, indien de rechtbank dit wenselijk acht, tevens een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals ook gevorderd door de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich ten aanzien van zijn voormalige echtgenote [slachtoffer 1] en zijn voormalige stiefdochter [slachtoffer 2] schuldig gemaakt aan meerdere zeer ernstige strafbare feiten, welke feiten het zwaartepunt vormen van de onderhavige strafzaak. Zo heeft verdachte [slachtoffer 1] ten tijde van hun huwelijk op afschuwelijke wijze verkracht en heeft hij zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer 2] gedurende een langere periode seksueel misbruikt.
Verdachte heeft zijn eigen seksuele lusten op hen gebotvierd, zonder zich op enig moment te bekommeren om hun welzijn. De rechtbank acht met name het ogenschijnlijke gemak en de kennelijke achteloosheid waarmee verdachte deze strafbare feiten heeft gepleegd zeer verontrustend. Dergelijk handelen getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een totaal gebrek aan respect jegens de slachtoffers. Verdachte heeft aldus een volstrekt ontoelaatbare en grove inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Het behoeft geen betoog dat de gevolgen van een dergelijke seksuele ervaring op jonge leeftijd voor het slachtoffer [slachtoffer 2] zeer traumatisch zijn en zeer belemmerend kunnen zijn voor haar verdere (seksuele) ontwikkeling, waarbij blijvende emotionele schade niet kan worden uitgesloten. Ook in de onderhavige zaak ondervinden de slachtoffers thans nog immer de gevolgen van hetgeen verdachte hen heeft aangedaan, zoals blijkt uit de door hen opgestelde en ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen.
Verdachte heeft zich naast voornoemde zedendelicten voorts schuldig gemaakt aan een tweetal mishandelingen van [slachtoffer 1] , eveneens gepleegd gedurende hun huwelijk. Ook hiervoor geldt dat verdachte hiermee inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer.
Tot slot heeft verdachte in zijn loods een verboden vuurwapen en munitie voorhanden gehad, hetgeen zeer onwenselijk is. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het ongecontroleerde bezit van wapens (en munitie) het risico op (levensbedreigende) geweldsdelicten verhoogt.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan en overweegt – met inachtneming van de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting – dat voornoemde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele jaren zonder meer rechtvaardigen.
Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank bovendien in strafverzwarende zin mee de vernederende wijze waarop verdachte [slachtoffer 1] heeft verkracht, het feit dat zowel de verkrachting van [slachtoffer 1] als het seksuele misbruik van de minderjarige [slachtoffer 2] hebben plaatsvonden in hun eigen woning, een plaats waar zij zich te allen tijde veilig zouden moeten kunnen voelen en het feit dat verdachte blijft ontkennen de strafbare feiten te hebben gepleegd en daarmee geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank allereerst kennis genomen van het psychologisch onderzoeksrapport d.d. 20 oktober 2019, opgemaakt door J.M. de Jonge, GZ-psycholoog en van het psychiatrisch onderzoeksrapport d.d. 9 januari 2020, opgemaakt door C.J.F. Kemperman, psychiater. Beide deskundigen geven aan dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, ook niet ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, en zij adviseren de rechtbank dan ook om verdachte, bij enige bewezenverklaring, het bewezenverklaarde volledig toe te rekenen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsrapporten d.d. 21 oktober 2019 en 26 februari 2020 (zijnde een aanvullende rapportage), waaruit blijkt dat de reclassering zich met voornoemde adviezen verenigt en derhalve geen aanknopingspunten ziet voor het inzetten van toezicht en/of interventies in een gedwongen kader. Zij adviseert de rechtbank dan ook om verdachte, indien zij tot enige bewezenverklaring mocht komen, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de aldaar door verdachte gedane bekentenis dat hij zijn schorsingsvoorwaarden regelmatig heeft overtreden, kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat er in voornoemde rapportages wellicht een te positief beeld van verdachte wordt geschetst als iemand die zich goed aan de regels houdt en die zijn leven op orde heeft. Een beeld dat niet helemaal lijkt te stroken met de werkelijkheid.
Gelet op alle genoemde omstandigheden en alles afwegende , is de rechtbank van oordeel dat de straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren (met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht), waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf zullen de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, die tot doel hebben het gedrag van verdachte te beïnvloeden en herhaling te voorkomen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 481,64 ter zake van materiële schade en € 9.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] integraal kan worden toegewezen,
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] , heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen, tot een naar redelijkheid en billijkheid door de rechtbank vastgesteld bedrag.
Ten aanzien van voornoemde geheel, dan wel gedeeltelijk toewijsbare vorderingen heeft de officier van justitie de rechtbank tevens verzocht daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat zowel benadeelde partij [slachtoffer 1] als benadeelde partij
[slachtoffer 2] niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vordering.
Subsidiair, indien de rechtbank wel tot enige bewezenverklaring mocht komen, heeft de raadsman de rechtbank verzocht de door benadeelde partij [slachtoffer 1] en/of benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schade aanzienlijk te matigen, nu de uitspraken die ter onderbouwing van deze vorderingen zijn overgelegd niet geheel overeenkomen met de situatie(s) in de onderhavige zaak.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade van € 481,64, volledig toewijsbaar is.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze toewijsbaar is tot een bedrag van € 5.000,00. De rechtbank stelt dit bedrag vast met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid, waarbij zij rekening heeft gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die rechtbanken in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen.
De rechtbank zal de vordering derhalve gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal
€ 5.481,64 (bestaande uit € 481,64 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2019. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is tot een bedrag van € 7.500,00. De rechtbank stelt dit bedrag vast met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid, waarbij zij rekening heeft gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die rechtbanken in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen.
De rechtbank zal de vordering derhalve gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal
€ 7.500,00 (bestaande uit immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2018. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen geldbedrag van € 2.505,00, zoals vermeld op de zich in het dossier bevindende beslaglijst, aan verdachte dient worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich hier niet langer tegen verzet.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met voornoemd standpunt van de officier van justitie verenigd en heeft de rechtbank tevens verzocht om van het aan verdachte toebehorende, en onder zijn toenmalige vriendin [naam 4] in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 8.450,00, eveneens de teruggave te gelasten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag ter hoogte van € 2.505,00 (zoals vermeld op de zich in het dossier bevindende beslaglijst), nu het belang van strafvordering zich hier niet langer tegen verzet.
Ten aanzien van het verzoek van de raadsman tot teruggave van het geldbedrag van
€ 8.450,00 overweegt de rechtbank dat zij zich op dit moment niet in staat acht om hier een beslissing over te nemen, nu dit bedrag niet is opgenomen op de beslaglijst en zij ook overigens over onvoldoende informatie beschikt. Verdachte zal zich met dit verzoek dan ook tot de raadkamer van de rechtbank dienen te wenden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 242, 247, 248, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/830101-19 onder 3 primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/830101-19 onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 en het onder parketnummer 18/007674-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot één jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. verdachte zal zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke reclasseringsinstelling;
2. verdachte zal op geen enkele wijze -direct of indirect- contact opnemen, zoeken of hebben met:
a.
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende aan de [straatnaam] te [woonplaats] ;
b.
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2004 te Assen, wonende aan de
[straatnaam] te [woonplaats] en aan de [straatnaam] te [woonplaats] ;
c. de minderjarige
[slachtoffer 3], wonende aan de [straatnaam] te [woonplaats] , behoudens het schrijven van brieven, totdat dit in het kader van de echtscheiding formeel is geregeld;
d. de minderjarige
[slachtoffer 4], wonende aan de [straatnaam] te [woonplaats] , behoudens het schrijven van brieven, totdat dit in het kader van de echtscheiding formeel is geregeld;
e.
[naam 1], wonende aan de [straatnaam] te [woonplaats] ;
f.
[getuige 1], wonende aan de [straatnaam] te [woonplaats] ;
ook als (één van) de onder a. tot en met f. genoemde personen zelf daartoe initiatief zou(den) nemen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. verdachte houdt zich niet op in Stadskanaal en Onstwedde, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle van dit verbod zal worden uitgevoerd door de politie;
4. verdachte zal zich onthouden van het gebruik van alcohol en zal zich verplichten ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van 18/830101-19, feit 1 en 4 en 18/007674-18, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 5.481,64(zegge: vijfduizend vierhonderdeenentachtig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2019.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 5.481,64 (zegge: vijfduizend vierhonderdeenentachtig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2019 bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 62 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 481,64 aan materiële schade en
€ 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830101-19, feit 2 en 3 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe toto na te melden bedrag en veroordeeld verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2018.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2018, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 84 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 7.500,00. aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag ter hoogte van € 2.505,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2021.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.