Mijn dochter [slachtoffer 1] had sinds augustus 2014 een relatie met [verdachte] . Vanaf half oktober 2014 begonnen de ruzies en het trammelant tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] .
Hij had alles, de auto ook, al weggehaald bij haar. Hij had ook spullen van haar verkocht. Ze had helemaal geen leven meer. En al haar vriendinnen waren afgekapt, die mochten niet meer komen. Of ze spraken kwaad over hem of ze waren verliefd op hem, volgens [verdachte] . Dus daarom mocht [slachtoffer 1] haar vriendinnen niet meer zien.
We hebben meerder malen gehad dat [slachtoffer 1] uit huis vluchtte en dat we zeiden, je moet terug voor de kinderen. Ik had [slachtoffer 1] een keer aan de telefoon en dat had hij niet door en toen hoorde ik hem tegen haar zeggen: slet, achterlijk zustertje, debiel, je denkt dat je alles maar kunt regelen. In de loop der jaren hebben we ontdekt dat wat [verdachte] een ander aan doet hij zo draait dat hij zegt dat het hem wordt aangedaan. Je leeft eigenlijk in een overlevingsmodus bij [verdachte] . [verdachte] bedreigde haar steeds en vervolgens deed hij weer heel lief. Ik heb dit gedrag meerdere keren bij [verdachte] gezien. Het ene moment geeft hij heel veel en dan pakt hij het weer af. Hij gaf haar een mobiel en dan pakte hij de telefoon weer af. Die telefoon afpakken was een hot item. [slachtoffer 2] had ook een telefoon. Die appte mij dan: hij heeft de telefoon weer van mama afgepakt. [slachtoffer 2] vertelde mij [verdachte] pakte mama zo beet, bij haar haren en smeet haar hoofd zo op tafel. [slachtoffer 2] deed het ook voor, die beweging. Wij hebben de politie gebeld. Toen de politie kwam, vroeg de agent heeft hij je geslagen en toen ontkende [slachtoffer 1] het. Toen de politie weg was, toen escaleerde het weer. Dat was het moment dat hij met de telefoon op tafel sloeg. Die telefoon was helemaal aan gruzelementen. Elke avond en ochtend stuurt [slachtoffer 1] mij een appje met daarin kusje, een emotie con, en dan weet ik dat alles goed is met haar. Het gebeurde heel vaak dat hij haar telefoon afpakte. Ze droeg op een gegeven moment de autosleutels en de telefoon op haar lichaam. Hij, [verdachte] , bepaalt alles. Onze zoon heeft zich een keer niet stilgehouden en die hoefde niet weer te komen. Als hij ons had buitengesloten hadden we niets meer. Geen contact meer met [slachtoffer 1] . Op een gegeven oment had [slachtoffer 1] er een tweede telefoon bij, waar [verdachte] niets van wist. Die gebruikten we als noodtelefoon. Ze heeft nog een tijdje een tweede simkaart gehad, zodat we konden communiceren zonder dat hij het wist.
[slachtoffer 1] heeft een keer of vijf gebeld toen ze de hond uitliet, ze durfde dan niet naar huis. Ze was dan ook echt paniekerig. [verdachte] had haar dan gezegd dat hij haar zou vermoorden. [slachtoffer 1] wachtte dan tot [verdachte] naar bed ging en dan sloop [slachtoffer 1] de woning weer naar binnen.
Volgens mij was het op 19 januari 2019 dat [slachtoffer 1] mij via de tablet van [slachtoffer 4] (haar zoontje) het bericht stuurde dat [verdachte] haar telefoon had afgepakt. [verdachte] was in alle staten. Ze durfde ook niet meer naar beneden. Ze was zo bang. Toen heb ik [slachtoffer 1] ’s nummer gebeld en hij zei, met [verdachte] . Ik denk dat het de volgende morgen was dat ze tegen mij zei: “Ik dacht dat mijn laatste uur had geslagen”. Ze zei: “Ik ben nog nooit zo bang voor hem geweest”. Ze vertelde dat ze uit het raam wilde springen en in haar broek had gepoept van angst. Ze was zo bang voor hem om wat hij haar aan ging doen. Dit was op 20 januari 2019.
V: Hoe sprak je met haar?
A: Via de telefoon. Ze vertelde dat ze de hele nacht niet had geslapen. Ze was zo bang geweest dat ze het in haar broek had gedaan.
V: Wat zegt ze verder?
A: Ik heb het gesprek afgekapt en ben met [naam 1] , mijn echtgenoot en de vader van [slachtoffer 1] , naar Stadskanaal gegaan. Het was zondag 20 januari 2019. Ik kwam in de kamer en zag [slachtoffer 1] slapen op de bank.
V: Wat heeft [slachtoffer 1] jou verteld over hetgeen waarvan zij aangifte heeft gedaan bij ons?
V: Wanneer vertelde ze jou over die avond?
A: Het was denk ik ongeveer een week nadat het was gebeurd, dat ze mij vertelde wat er was gebeurd. Ik vroeg [slachtoffer 1] : “Vertel mama nou wat er is gebeurd”. Ze vertelde het hele verhaal, dat ze van boven kwam, dat ze heel bang voor [verdachte] was. Ze moest met hem mee naar boven. Nee. Ze had het eerst in de broek gedaan. Ze wilde niet naar boven, ze wilde zich eerst wassen. Daar bleef hij bij staan. Ze zag dat hij attributen in zijn joggingbroek had, later bleek dit allemaal fruit te zijn. Toen wilde [slachtoffer 1] een sigaret roken, maar hij had alles op slot gedaan. Hij zei: “Je rookt maar in de bijkeuken”. Dat heeft ze gedaan. Toen moest ze mee naar boven en toen heeft hij allemaal fruit bij haar van onderen naar binnen gestopt.
V: Heeft ze het zo gezegd?
A: Ja. Ik weet wel, [verdachte] was heel erg op seks gericht. Ze mocht hem niet afwijzen. Wat ze zei was: “Ik trek maar zo lang mogelijk aan dat ding, want dan is het maar over”. Ze heeft daar zowel lichamelijk als geestelijk last van gehad.
V: Heb je “van onderen” gezegd?
A: Ja, ik vertel het precies zoals ze het tegen mij heeft gezegd.
V: Heeft zij verder nog iets genoemd?
A: Ja en ik weet dat ze naast hem in bed heeft gelegen. [verdachte] is gaan slapen in dat bed. [slachtoffer 1] vertelde dat ze niet heeft geslapen omdat ze bang was, vandaar dat ze ook de volgende dag zo moe was. Ze was bang dat hij haar zou vermoorden. Ze vertelde mij dat ze in haar hele leven nog nooit zo bang was geweest.
V: Op welke dag was dit telefoongesprek tussen [slachtoffer 1] en jou?
A: Dat was op 20 januari 2019 op zondagochtend.
V: Hoe noem jij het incident dat er tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] is gebeurd?
A: Verkrachting.
V: Toen jij en [naam 1] op zondag 20 januari 2019 naar Stadskanaal zijn geweest, wist jij toen al wat er die nacht tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] was gebeurd?
A: Ik wist wel dat er iets was gebeurd. Dat kon ik merken aan [slachtoffer 1] . Haar gedrag was anders. In het telefoongesprek vroeg [slachtoffer 1] wat er gebeurt als je uit een raam springt. [slachtoffer 1] vertelde toen dat ze zo bang voor [verdachte] was geweest dat ze uit het raam had willen springen. Een paar dagen later heeft [slachtoffer 1] mij meer verteld. Zo heeft ze in kleine stukjes steeds iets verteld.
V: Hoe was [slachtoffer 1] toen ze dit aan je vertelde?
A: Nou het was via de telefoon. Ze vertelt alles gewoon heel daadkrachtig.
Ze praatte wel zacht. Ze had het ook anders kunnen zeggen, maar ze probeert mij te sparen. Ze kwam angstig over. Ik voelde haar angst, ook omdat ze zei ik ben nog nooit zo bang
geweest. Er zat wel emotie bij, ze vertelde het niet tussen neus en lippen door.