In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 juni 2021 uitspraak gedaan over de aanmaningskosten die aan eiser in rekening zijn gebracht door de invorderingsambtenaar van de gemeente Hoogeveen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting, opgelegd op 5 en 7 september 2019, en verzocht om uitstel van betaling. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte aanmaningskosten in rekening had gebracht, omdat hij nog niet had beslist op het verzoek om uitstel van betaling. De rechtbank stelde vast dat eiser expliciet om uitstel had verzocht en dat verweerder niet had betwist dat hij niet eerder op dit verzoek had gereageerd. De rechtbank concludeerde dat verweerder op 14 oktober 2019 geen invorderingsmaatregelen had mogen treffen, aangezien er geen aanwijzingen waren dat de belangen van de Staat geschaad zouden worden. De rechtbank vernietigde de uitspraken op bezwaar en de beschikkingen inzake de aanmaningskosten, en veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.